Verlossing voorgesteld als genezing in Markus 9 – uit mijn dissertatie

In ons korte onderzoek naar Marcus 2 en 7 hebben wij geconstateerd dat de vroege kerkelijke traditie zich vanuit de context van het farizeïsche debat ontwikkelde tot een ontkenning van de farizeïsche vorm van gehoorzaamheid. Wat begon als een verschil van mening over hoe de Mozaïsche wet te houden en toe te passen, ontwikkelde zich tot een verwerping van (een deel van) de mondelinge leer, cultusoverdracht en rabbinaal gezag, met als dubbele focus van Jezus’ antwoord zijn verzet tegen het principe van aanpassing van de reinheidswet aan het dagelijks leven en zijn nadruk op de religieus gescheiden gemeenschap die zich ontwikkelde onder de meer rigide volgelingen van de sekte. Doorgaan met het lezen van “Verlossing voorgesteld als genezing in Markus 9 – uit mijn dissertatie”

Jezus en de mondelinge wet (3) – uit mijn dissertatie

Wat is dan de beweegreden achter deze verandering? Jezus’ tegenstanders zijn eerst voorgesteld als een groep Farizeeën en Schriftgeleerden die bijeen waren gekomen om hem te horen spreken, en nu worden ze aangesproken als huichelaars omdat ze de vraag stellen over het ritueel van de handwassing. Wat kan deze reactie hebben uitgelokt? Dit kan ook Matheüs hebben gestoord, die de volgorde wijzigt door Jezus eerst de farizeïsche vraag te laten beantwoorden met een tegenvraag over het korban, en vervolgens het thema van de huichelaars te introduceren en te eindigen met een uitleg aan de discipelen over de bron van de bezoedeling. Waarschijnlijk besloot Marcus de gewelddadige verwerping van het jodendom, inclusief het citeren van Jesaja 29, tussen de farizeïsche vraag en Jezus’ behandeling van de Korban-kwestie te plaatsen, waarna hij terugkeert naar wat mij het meest voor de hand liggende normale antwoord van Jezus op de vraag van zijn farizeïsche collega’s lijkt. Stel dat we de tekst als volgt zouden kunnen lezen: Doorgaan met het lezen van “Jezus en de mondelinge wet (3) – uit mijn dissertatie”

De sabbatwet (Marcus 2 en 3) – uit mijn dissertatie

Heeft Jezus de Bijbelse sabbat afgeschaft? Of heeft Hij alleen de Rabbijnse versie van de Sabbat afgeschaft? Of geen van beide? In mijn dissertatie heb ik de kwestie als volgt uitgelegd.

Met betrekking tot de sabbat ligt de zaak wellicht anders. Dit was natuurlijk een gebod dat niet afhankelijk was van het bestaan van de Tempel, en het is onwaarschijnlijk dat het de oorzaak was van een strikte scheiding tussen verschillende groepen binnen het Jodendom. De vraag is of de sabbat de Joodse christenen scheidde van hun niet-Messiaanse broeders en zo ja, in welk stadium deze scheiding plaatsvond. Wij zullen de passage in Marcus bespreken die de basis lijkt te vormen voor de stelling dat Jezus zich hier verzet tegen zowel mondelinge als schriftelijke overlevering. Functioneerde de sabbat als overleveringsmarkering? Doorgaan met het lezen van “De sabbatwet (Marcus 2 en 3) – uit mijn dissertatie”

Jezus en de mondelinge wet (2) – uit mijn dissertatie

Wij moeten ons nu afvragen hoe het vroege christendom omging met dit element van de Joodse halacha. Laten we als onze voornaamste getuige de passage in Marcus 7 nemen, die niet alleen de kwestie van het ritueel wassen van de handen voor het eten van brood behandelt, maar deze nauw verbindt met een andere kwestie van veel groter belang, namelijk die van de Korban-belofte die het gebod om iemands vader en moeder te eren terzijde schuift. We zullen de verschillende elementen van deze passage in detail behandelen, maar met een specifieke bedoeling: wat was de onderliggende kwestie van deze merkwaardig breedsprakige en vijandige ontmoeting tussen Jezus en enkele Farizeeën? Hoe functioneerde een dergelijke passage binnen de kerk van Marcus, meer bepaald in Rome? Doorgaan met het lezen van “Jezus en de mondelinge wet (2) – uit mijn dissertatie”

Jezus en de mondelinge wet (1) – uit mijn dissertatie

Wij moeten ons afvragen wat Jezus’ reactie was op de farizeïsche tradities. Stond Hij werkelijk zo ver af van de manier waarop de Farizeeën de wet uitlegden? We kunnen Jezus niet zomaar identificeren met een vorm van farizeïsme, en de klassieke visie vertelt ons dat Jezus zich verzette tegen de farizeese uitleg van de Torah. Wij moeten ten minste enkele bewijzen onderzoeken. Doorgaan met het lezen van “Jezus en de mondelinge wet (1) – uit mijn dissertatie”

Wetsvrij evangelie of gehoorzaamheid aan de Wet van Christus? – uit mijn dissertatie

Zoals ik heb geprobeerd aan te tonen in mijn exegese van Matteüs 5 en 18, kan er weinig twijfel over bestaan dat Matteüs dacht dat de nieuwe halachah van Christus in overeenstemming was met de structuur van de geschreven Torah en met de mondelinge (joodse) traditie in het algemeen. Bovendien kan de aanhoudende kritiek op de farizeïsche hypocrisie, als we willen voorkomen dat dit een aan antisemitisme grenzende polemiek wordt, alleen worden begrepen als een specifiek Mattheaans hermeneutisch inzicht: dat de toetssteen van elke rechtsregel de mogelijkheid ervan is, en dat de waarheid ervan daarom berust op de integriteit van degene die hem onderwijst. Het gezag van de Messias, zoals zichtbaar geworden in Zijn volledige onderwerping aan Zijn hemelse vader, kan dan de basis zijn voor de gehoorzaamheid van de christen aan de messiaanse Torah. Doorgaan met het lezen van “Wetsvrij evangelie of gehoorzaamheid aan de Wet van Christus? – uit mijn dissertatie”