De interpretatieregels: van “derasj” tot “midot”

De derasj heeft vier basis “principes”:

1) In de Schrift is er geen voor of na. Zonder de chronologie van de gebeurtenissen in de Bijbel te ontkennen, wordt principieel aanvaard dat elke tekst een andere tekst te hulp kan komen die een nieuwe interpretatie vereist;

2) het Schrift verklaart zichzelf. De ondersteuning en interpretatie van een bijbelse tekst moet in laatste instantie een andere bijbelse tekst zijn, en niet iets dat vreemd is aan de Bijbel;

3) de Schrift is een eenheid waarin “alles” besloten ligt, maar er is een zekere durf voor nodig om de betekenis ervan te ontrafelen;

4) in de Schrift is niets overbodig, zodat de schijnbare herhalingen of tegenstrijdigheden op dynamische wijze worden overwonnen door de verplichting een uitleg te geven die ook verhelderend is.


Naast de algemene beginselen van de derasj zijn er enkele exegetische “regels” (middot -Hillel was de eerste die ze op schrift stelde) en die, ongeacht de formulering die we raadplegen, op deze zeven punten samenvallen:

1) “Lichtheid en zwaarte” (kal Vahomer): het is een soort a fortiori argument: “als dat zo is, des te groter zal de reden zijn” Hoewel het een regel van gezond verstand is, maakt dit een kritische mobiliteit mogelijk ten tijde van de hermeneutiek. Levin heeft het vaak gebruikt.

2) “Gelijkwaardige inwijding” (g’zerah Shavah): Is een argument naar analogie, waarbij de betekenis van een woord in een specifieke context kan worden toegepast op datzelfde woord, maar dan in een andere context.

3) “Constructie van een vader (regel) uit één tekst” (binyan ab mikathub echad) of

4) “Constructie van een vader uit twee teksten” (binyan ab mishene kethubim): beide zijn het eens over wat men een “paradigmatisch vers” of prototype zou kunnen noemen. Het gaat erom de mogelijke betekenissen van een uitdrukking te onderzoeken en dezelfde interpretatie toe te passen op alle delen van het Schrift (daarom wordt een regel geconstrueerd voor de tijd dat die uitdrukking voorkomt). Het is een veel gebruikte regel in de lezingen van Levinas en die zelfs onze denker de lezer waarschuwt.

5) “Van het algemene naar het bijzondere of van het bijzondere naar het algemene” (kelal uferat): vergelijkbaar met de synecdoche waarmee we verwijzen naar het geheel dat slechts een van zijn delen noemt, of omgekeerd.

6) “Het soortgelijke op een andere plaats” (kayotze bo mimekom akhar): het opruimen van twee passages die in tegenspraak zijn dankzij een derde, analoog niet alleen aan speciieke woorden maar aan globale benaderingen of contexten die de woorden omringen.

7) “De term wordt geïllustreerd door de context” (dabar hilmad me’anino): Verwijst naar het feit dat de term wordt geïllustreerd door de volledige context en niet alleen door een specifieke passage. Dit zou impliceren dat de leer van elk vers, als deel, vereist dat de geheleTorah, als geheel, wordt uitgevoerd (ADV 48) of dat de praktijk van de Talmoed vereist dat het geheel van de Tractaten in de bestudeerde tekst trilt (ADV 15).

Uit: Jorge Medina Delgadillo, MAY JAPHETH DWELL IN THE TENTS OF SHEM: TOWARDS A METHODOLOGY FOR A PHILOSOPHICAL READING OF TALMUD BASED ON LEVINAS’ THOUGHT 

Een menigte van allerlei slag – een voorstudie

Wie zijn “het vermengde volk?”


De teksten met de kanttekeningen

Exodus 12:38

En veel vermengd volk trok ook met hen op, en schapen en runderen, gans veel vee.

Te weten Egyptenaars, en anderen, die door de wonderwerken welke zij gezien hadden, bewogen waren mede te trekken, doch daarna bezweken zij, Num. 11:4, 5.

Num. 11:4 En het gemene volkje dat in het midden van hen was, werd met lust bevangen; daarom zo [ook] weenden ook de kinderen Israëls wederom [met hen samen] en zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven?

Of: de samendrommende of bijeenrottende menigte. Versta door deze die met de Israëlieten uit Egypte gekomen en het voedsel van hetzelve land gewend waren, en nu den Israëlieten oorzaak tot murmurering gaven.

Ps. 106:14 Maar zij werden belust met lust in de woestijn, en zij verzochten God in de wildernis.


Rabbijnse commentaren

Hirsch op Ex. 12:38

Israël, in zijn numerieke kleinheid, moet en zal op een dag de geestelijke en morele kern vormen waartoe de myriaden van volkeren die tot God terugkeren zich zullen voegen – en hier valt het zelf nog onder de immorele invloed van een ongeraffineerde vreemde minderheid die onder haar woont!

Rashi op Ex. 12:38

De gemengde schare – Dit was de gemengde menigte die zich tot hen had verzameld toen zij Egypte verlieten (het woord komt van de wortel אסף, “verzamelen”) (Sifrei Bamidbar 86). –

Rashi op Num. 11:4

De gemengde schare – een vermenging van verschillende naties die proselieten waren geworden.

Ibn Ezra op Ex. 12:38

EN EEN GEMENGDE MENIGTE. Van Egyptenaren die zich met hen vermengden. Zij zijn de asafsuf (gemengde menigte) die zich bij hen voegden.

Mizrachi in samenvatting

Volgens Mizrachi zijn dit volkeren die zich met elkaar hebben vermengd, niet volkeren die zich met Israel hebben vermengd.


Passage uit de Talmoed :

BBeitsah 32b met de toevoegingen van Steinsalz.

Rav Natan bar Abba zei dat Rav zei: De rijke [Joden] van Babylonië zullen afdalen naar Gehenna omdat zij geen mededogen hebben met anderen. Dit wordt geïllustreerd door incidenten zoals deze: Shabbetai bar Marinus [naam is afgeleid van Mars, dus een Romeinse naam] kwam toevallig naar Babylonië. Hij vroeg hun deelname aan een zakelijke onderneming, om hem geld te lenen en in ruil daarvoor de helft van de winst te ontvangen, en zij gaven het hem niet. Bovendien, toen hij hen vroeg hem te onderhouden met voedsel, weigerden zij eveneens hem te onderhouden.

Hij [Rav Nathan bar Abba] zei: Deze rijken zijn geen afstammelingen van onze voorvaderen, maar zij kwamen uit de gemengde menigte, zoals er geschreven staat:”En toon u mededogen, en heb medelijden met u, en vermenigvuldig u, zoals Hij uw vaderen gezworen heeft” (Deuteronomium13:18), waarvan het is afgeleid: Wie medelijden heeft met Gods schepselen, die weet dat hij behoort tot het nageslacht van Abraham, onze vader, en wie geen medelijden heeft met Gods schepselen, die weet dat hij niet behoort tot het nageslacht van Abraham, onze vader. Aangezien deze rijke Babyloniërs geen medelijden hebben met mensen, is het duidelijk dat zij niet afstammen van Abraham, Izaäk en Jakob.

Steinsalz ibid:

En je mededogen tonen, enz.

Rashi schrijft dat de zin “toon je mededogen” betekent dat God mededogen in je hart zal leggen, zodat je medelijden zult hebben met anderen. Sommigen brengen dit in verband met de leer van de Gemara dat God iemand niet iets geheel nieuws geeft, maar slechts toevoegt aan de eigenschappen die hij reeds bezit. In dit geval is de kwaliteit van mededogen een erfenis van de voorvaderen en God zal die vergroten (Bigdei Yom Tov). De ĤatamSofer haalt Eikha Rabba aan, waarin staat dat als God mededogen in iemands hart legt, dat een teken is dat de Hemel mededogen met hem zal hebben.


Rabbi Abraham Gordon van Chabad.org zegt (mijn weergave):

“All of a sudden something marvellous happened. They all wanted to become Jewish! When things went bad in the dessert (referring to Number 11:4) they started to protest saying: “mitzvot? Mitzvot? Who wants mitzvot? We only went with them for the money!”


https://www.chabad.org/multimedia/video_cdo/aid/1103379/jewish/Rabbi-Gordon-Bo-6th-Portion.htm

 

Is de brief van Jacobus afkomstig uit het Messiaanse Jodendom?

Handelingen 20:18

En den volgenden dag ging Paulus met ons in tot Jakobus; en al de ouderlingen waren daar gekomen.
19 En als hij hen gegroet had, verhaalde hij van stuk tot stuk, wat God onder de heidenen door zijn dienst gedaan had.
20 En zij dat gehoord hebbende, loofden den Heere, en zeiden tot hem: Gij ziet, broeder, hoevele duizenden van Joden er zijn die geloven, en zij zijn allen ijveraars van de wet.
21 En zij zijn aangaande u bericht, dat gij al de Joden die onder de heidenen zijn, leert van Mozes afvallen, zeggende dat zij de kinderen niet zouden besnijden, noch naar de wijzen der wet wandelen. (Statenvertaling)

De tekst hierboven laat een aantal dingen zien:

  1.  Er is een scherp verschil tussen joodse en niet-joodse gelovigen.
  2.  De joodse gelovigen zijn nog groot in aantal en allemaal “ijveraars voor de thora.”
  3.  Paulus wekte de indruk dat hij leerde dat joden niet langer de thora moesten gehoorzamen.
  4.  Paulus bevestigt echter dat zijn vijanden een verkeerd beeld van hem geschetst hebben, en dat hij juist leeft in gehoorzaamheid aan de thora.

Doorgaan met het lezen van “Is de brief van Jacobus afkomstig uit het Messiaanse Jodendom?”

Leren van de rabbijnen: Mitzvah 4 De verplichting om het begin van de maand te heiligen.

“Deze maand zal voor u het begin van de maanden zijn; het zal voor u de eerste maand van het jaar zijn (Exodus 12:2).

De opdracht om het begin van de maand te vieren – het verschijnen van de nieuwe maan – werd aan het joodse volk gegeven terwijl ze nog in Egypte waren. Het is het eerste gebod dat is opgedragen aan het volk als geheel. Het woord chodesj wordt hier gebruikt voor maand, maar het betekent ook vernieuwing. We kunnen dus ook vertalen: deze vernieuwing zal voor u het begin van de maanden zijn. Doorgaan met het lezen van “Leren van de rabbijnen: Mitzvah 4 De verplichting om het begin van de maand te heiligen.”

Kinderen van Abraham zonder besnijdenis – Nanos

Paulus heeft een aanbeveling voor niet-joodse volgelingen van Jezus. Volgens zijn evangelie leidt geloof in de Messias tot het verwerven van de status van “zoon van Abraham.” Daarom is de besnijdenis niet alleen overbodig, maar ook in strijd met de claims van het evangelie. Maar niet omdat de verwerping van de besnijdenis een noodzakelijk element is van de verwerping van het jodendom. Doorgaan met het lezen van “Kinderen van Abraham zonder besnijdenis – Nanos”

Wat betekent eigenlijk “judaïseren”? Nanos

τί τὰ ἔθνη ἀναγκάζεις Ἰουδαΐζειν;

waarom dwingt u de volken naar joodse wijze te leven? (Telos)

Het hele vers luidt in de Statenvertaling:

Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?

Dit is de scherpe vraag die Paulus richtte aan het adres van Petrus in Antiochië. Wanneer christenen van de partij van Jacobus daar aankomen, onttrekt Petrus zich aan de tafelgemeenschap met de gelovigen uit de volkeren. Daarmee zegt Petrus dat er iets mis is met de niet-joodse christenen, dat zij niet volledig christenen zijn omdat zij niet op joodse wijze leven. Volgens Paulus is dat in strijd met de waarheid van het evangelie. Doorgaan met het lezen van “Wat betekent eigenlijk “judaïseren”? Nanos”