Vandaag mocht ik in Medemblik voorgaan in de eredienst. Ik had dezelfde preek als vorige week, zodat de gemeente voor de tweede keer het verhaal hoorde over de drie koningen. Het waren natuurlijk geen koningen, en geen wijzen maar magiërs (magoi in het Grieks). Daarom vertelde ik ook over de middeleeuwse belangstelling voor deze magiërs, die al snel werden gezien als koningen en de namen Caspar, Melchior en Balthasar kregen. Waarom drie? Omdat er drie geschenken waren. Het hadden er ook 12 kunnen zijn, in groepen van 4. Waarom koningen? Omdat men dacht dat alleen koningen dergelijke dure geschenken konden brengen. Eerbied voor de joodse koning moest ook van heidense koningen komen. Maar is het waarschijnlijk dat de bezoekers hier inderdaad koningen waren? In Mattheus’ narratief moest dat natuurlijk zo zijn om het contrast tussen hun eerbied voor Jezus en de onverschilligheid van Jeruzalem te benadrukken. Historisch? Welnee. Wel een mooi verhaal.
Het bijzondere aan de preek van vandaag vond ik wel de vrijheid waarmee ik over de tekst van Mattheus 2 heb gesproken. In de eerste plaats wilde ik wat historische problemen oplossen. Waar kwamen de koningen vandaan? Eigenlijk weten we dat niet. Waren het er precies drie? Ook dat weten we niet. Hoe zat het met die ster? Of was het misschien een ander verschijnsel aan de nachtelijke hemel? Misschien wel de conjunctie van Jupiter en Saturnus? Het idee is dat Jupiter de oude koning representeerde en Saturnus de nieuwe koning. Volgens astronomen verscheen in het jaar 7 voor Christus Jupiter boven Saturnus. Dat wil zeggen, de oude koning regeerde nog, maar in het jaar 4 voor Christus verscheen Saturnus boven Jupiter. De nieuwe koning staat dan hoger dan de oude koning in de astrologische symboliek van deze magiërs.
Toevoeging. Het Griekse woord astèr betekent niet “ster”, maar hemellichaam en omvat ook kometen en planeten. “We zagen zijn ster in het oosten betekent niet dat ze die astèr zagen in de richting van het oosten – dat zou hen niet naar Israël gevoerd hebben – en ook niet dat ze het zagen toen ze zelf in het oosten waren. Het woord anatolè betekent ook “in de opgang”, dus laag tegen de horizon in het westen!
Daarbij moet je begrijpen dat deze conjunctie plaatsvindt in het sterrenbeeld Vissen, dat werd geassocieerd met Israël. Maar daarmee zijn niet alle vragen beantwoord. Waarom zouden deze magiërs interesse hebben in de geboorte van een nieuwe koning in Israël? Het is waar dat Mattheus kon weten dat deze magiërs in het huidige Iran, in Perzië, ook wel koningmakers werden genoemd. Koningmakers omdat zij konden bepalen op grond van astrologische tekens wanneer een nieuwe koning werd geboren en wanneer dus de oude koning zou moeten aftreden ten gunste van de nieuwe.
Zelfs als dat zo is, blijft toch de vraag overeind waarom zij interesse zouden hebben in deze nieuwe koning in Israël. En dat leidt tot een belangrijk punt: namelijk of Mattheus hier geschiedenis beschrijft of een prachtig verhaal vertelt. Ik denk het laatste. Het verhaal van Mattheus wil wedijveren met verhalen uit het verre Oosten en uit het Romeinse Rijk over de bijzondere omstandigheden van de geboorte van een koning.
Een zaak waar eigenlijk in Israël niemand echt belangstelling voor had, wellicht met uitzondering van Herodes. Vanwege Herodes’ opwinding zou heel Jeruzalem in opschudding zijn geraakt. Als Herodes inderdaad astrologen in dienst had en astrologie belangrijk vond, valt te verklaren waarom hij het getuigenis van de magiërs zo belangrijk vindt. En dat terwijl de schriftgeleerden in Jeruzalem weliswaar vertellen dat de nieuwe koning geboren zou moeten worden in Bethlehem in Judea, maar verder geen enkele interesse tonen in zijn geboorte. De schriftgeleerden worden afgeschilderd als onverschillig – maar dat is normaal!
Mattheus vertelt dit verhaal dus vooral om te laten zien wat volgens hem en het vroege christendom de toestand is van Jeruzalem. Dat is zijn intentie. Hoe is het gesteld met Jeruzalem? Heel simpel: als de nieuwe koning is geboren, is er voor zijn komst geen belangstelling. En het zijn niet-joden uit het oosten die dit nieuws naar Jeruzalem brengen. Dat laat iets zien van de afdwaling van Israël en hun onverschilligheid tegenover de nieuwe koning.
Toevoeging: Dat is Mattheus’ intentie. Maar Israël is nooit geinteresseerd geweest in de geboorte van de koning en terecht niet. Dat is typisch iets van de Romeinse cultuur. Daarom las ik Jesaja 42: de Messias wordt pas interessant voor Israël door zijn optreden als volwassene. Het gaat in het Jodendom over wat de Messias doet, niet waar hij vandaan komt. Behalve uiteraard de overtuiging dat hij een afstammeling zal zijn van David.
De interesse van Herodes wordt dan ook alleen gewekt doordat hij een mogelijke opstand tegen zijn gezag vreest. Uiteraard is zijn wens om deze koning te aanbidden doortrokken van valse motieven. Hij zal niets anders willen dan deze troonpretendent doden om zo zijn eigen macht te bevestigen.
Dat was het eerste deel van mijn preek vanochtend. Maar ik wilde nog iets anders laten zien. Mattheus heeft het niet alleen over de komst van de Messiaanse koning in deze wereld, maar hij brengt ook op een bijzonder poëtische manier tot uitdrukking hoe wij ons tegenover deze koning moeten opstellen.
Hier kunnen we een toepassing vinden van deze tekst. We horen onze schatkisten mee te brengen en daar goud, wierook en mirre in mee te dragen: het goud van gerechtigheid, wierook als toewijding aan Gods koningschap en mirre voor onze pijn, lasten en zorgen van het leven.
Vooral dat laatste werd onderwerp van mijn preek. We gaan door vele moeilijkheden heen; er is soms chaos en veel lijden bij onszelf of bij degenen die wij liefhebben. Ook die pijn en zorg mogen we bij God brengen. Zoals ik vaak zeg tijdens het gebed op zondag: laten we dan even stil zijn om onze zorgen bij Gods troon achter te laten.
Dat betekent afstand nemen daarvan, omdat al die zorgen op onze schouders ons leven juist zwaarder maken. We moeten leren dat uiteindelijk niet alles van ons afhangt; we mogen dat overgeven aan degenen die ons willen helpen, net zoals we dat moeten overgeven aan God die uiteindelijk alles beheerst. Kunnen we dat doen, dan worden onze zorgen duidelijker en makkelijker te dragen. Dat is misschien wel de belangrijkste les uit deze tekst als we hem toepassen op onze eigen situatie.
En dan komt die grote vraag: wat hebben wij in onze schatkist meegenomen om deze koning te eren? In het christelijk geloof gaat het immers niet alleen om wat God geeft, maar ook om wat wij zelf mogen geven door Zijn kracht.
Wat heb ik nog meer in mijn schatkist zitten? Goud en wierook horen daar sowieso bij, maar wat kan ik nog verder bijdragen? Wat is mijn persoonlijke bijdrage aan dit eerbetoon aan de koning? Misschien is het mijn gastvrijheid of mijn vaardigheid om troostende woorden te spreken voor anderen. Misschien een vorm van leiderschap zoals ook nodig is binnen onze gemeente of een ander talent dat ik kan inzetten.
We hebben ons bewogen van de koninklijke gaven tot de vraag over onze persoonlijke inzet; uiteindelijk gaat het om onze persoonlijke schatkist die we aan deze kwetsbare koning mogen aanbieden om zo bij te dragen aan Zijn komende koninkrijk.
De audio van de samenvatting: