Vragen bij les #1.2
In de tweede les van module #1 hebben we de implicaties beschreven van het op je nemen van het juk van het koningschap van God. De geboden (mitzvot), de verordeningen (choekiem) en bepalingen (beschikkingen, misjpatiem) zijn de manier waarop Israël God liefheeft, zegt Rasjie.
Vooral daarover nu de volgende vragen:
1. Waaruit blijkt dat de liefde voor God en de gehoorzaamheid aan de geboden een en hetzelfde zijn? (Denk aan de woorden waarmee beide worden omschreven.)
2. Wat betekent het dat “deze woorden” moeten worden gesproken, “als u neerligt en als u opstaat”? Op welke letterlijke manier wordt dat gebod in het jodendom vervuld?
3. Uit welke woorden blijkt dat de Torah – de geboden etc als een levende eenheid – ook een rol moet spelen in het openbare leven?
4. Welke tekst in het Nieuwe Testament ondersteunt de gedachte dat de liefde voor God zichtbaar wordt in de gehoorzaamheid aan de geboden (meervoud)?
5. Volgens Nachmanides is er een gebod dat aan Deut. 6:4 en 5 logisch voorafgaat. Welk gebod is dat en waar kunnen we dat in Deuteronomium vinden?
6. Welke drie elementen heeft de belofte die is verbonden aan de gehoorzaamheid aan Gods geboden? (Te vinden in Deut. 6.)
7. Wat zijn tefillien?
Vragen voor discussie:
1. Elke jood neemt in zijn ochtendgebed (hebreeuws: sjachariet) het juk van het koninkrijk van de hemelen op zich. (Hebreeuws: de ‘ol malchoet sjamajim). Jezus spreekt over het koninkrijk der hemelen in Mattheus en zegt dat het Koninkrijk der hemelen nabij gekomen is. Hij spreekt ook over het op zich nemen van Zijn juk – en dat is niet zwaar. (Mat. 11:29) Volgens 1 Johannes 5:3 zijn Gods geboden geen zware last. Ligt hier een belangrijke samenhang tussen het ene en het andere juk?
2. Zou je kunnen zeggen dat discipelschap voor een niet-jood ook betekent dat hij/zij het juk van het Koninkrijk van de hemel op zich neemt?
3. Op welke manier kunnen wij tefillien dragen en aan de vier hoeken van ons kleed “kwastjes” dragen? (Hebreeuws: arba kanfoot, letterlijk: vier hoeken.) aangenomen dat wij dat niet letterlijk doen.