A. Gods gerechtigheid zal redden (1-8)
B. Gebed van de profeet: “Ontwaakt HEERE!”(9-11)
C. De HEERE spreekt tot Israëls ballingen: “weest niet angstig”(12-16)
D. De profeet spreekt tot Jeruzalem: “Ontwaakt” (17-23)
De bespreking van het tweede deel van Jesaja 49 en Jes. 50:1-3.
A. De klacht van Sion en haar vertroosting (14-21)
B. De heidenen instrument van het herstel (22-26)
C. God heeft macht om te redden en heeft Sion niet verlaten (50:1-3)
In dit deel vers 1 tot en met 13 van het tweede lied van de Knecht des Heeren.
Thema: Hoe de Messias ook het Licht van de volkeren zal zijn, maar zowel van Israël als van de heidenen verwerping zal ondergaan. Maar God zal Zijn Knecht desondanks verheerlijken, en Hem recht doen en het “arbeidsloon” uitbetalen.
De ondergang van Babel.
A. De vernedering van Babel als jonge vrouw (1-4)
B. Oordeel over Babel’s wreedheid (5-7)
C. Oordeel over de arrogantie (8-10a)
D. Oordeel over de magie en toverij (10b-12)
E. Spot over de astrologen (13-15)
A. De goden van Babel zijn nutteloze voorwerpen (1-2)
B. Oproep (1) – God draagt het volk, Hij alleen (3-8)
C. Oproep (2) – Gedenk, geloof de profetie en de belofte (9-11)
D. Oproep (3) – Gerechtigheid, heil en heerlijkheid (12-13)
A. Opdracht aan Kores (1-7)
B. Bekering van de heidenen door de restauratie van Israël (8-15)
C. Toespraak tot de heidenen over de uiteindelijke verlossing (16-25)
A. De belofte van toekomstige zegen door de Geest (1-5)
B. De eeuwige God is de enige God (6-8)
C. De nutteloosheid van de afgoden (9-20)
D. God zal ook de zonden vergeven als Israël tot Hem terugkeert (21-23)
E. God roept Kores als het middel van bevrijding (24-28)