Levinas: het Gebod in het Oude Testament

Samenvatting:

Het woord “tzav” betekent “bevel” en wordt vaak geassocieerd met macht of dwang. Dit staat in contrast met ons idee van menselijke vrijheid. De commando’s in religieuze teksten worden bekritiseerd door denkers als Marx, Nietzsche en Freud vanwege de beperkingen die ze opleggen aan individuele vrijheid.

Nietzsche’s kritiek richt zich op het idee van de “grootmoedige man”, die zichzelf bevrijdt van religieuze moraliteit door de zelfbevestiging van de wil.

Levinas benadrukt het belang van externe geboden als voorwaarde voor vrijheid, waarbij hij een onderscheid maakt tussen het heilige en het onheilige dat Nietzsche negeert. Hij ziet de ander als altijd de uitzondering, wat met de verantwoordelijkheid van het zelf voor de ander samenhangt.

Urgentie is ook een belangrijk kenmerk van Levinas’ filosofie, waarbij het concept van “belangrijkheid” zelf wordt geanalyseerd. Dit gevoel van urgentie komt ook naar voren in de Talmoedische interpretatie van het woord “tzav”, waarbij de mitzvot (geboden) worden geassocieerd met hechting (aan mensen en situaties). Het rituele gedrag in de Torah wordt geassocieerd met psychologische toestanden, zoals schuldgevoelens en verzoening.

Het vervolg vind je HIER.


[Vertaling van ” Speech in the Imperative Mode “, Richard I. Sugarman, 1e deel, uit: Levinas and the Torah, pp 171-176.]

Het woord tzav betekent “bevel”, zoals in het vers “Beveel Aäron en zijn zonen, zeggende: dit is de wet van het brandoffer” (Lev. 6:2). De gebiedende wijs van het discours,  wordt vaak geassocieerd met het gevoel van kracht of dwang. Als zodanig staat het haaks op ons gevoel van menselijke vrijheid. Aangezien de Geboden per definitie voorschrijvend zijn en geschreven in de gebiedende wijs, worden de grootste moderne critici van religie (monotheïsme in het bijzonder) verenigd in hun uiteenlopende kritieken door wat zij samen beschouwen als de aanslag op de menselijke vrijheid. Elk van deze critici – Marx, Nietzsche en Freud – zijn verontrust over de  manier waarop religies menselijke samenlevingen en individuen beperken en misleiden.

De kritiek van Nietzsche is misschien wel de meest overtuigende en het moeilijkst te beantwoorden. Nietzsche’s kritiek, vaak verward met zijn slogan “God is dood”, is gebaseerd op het oude Griekse idee dat de mens in staat is een grote god te zijn. Hiermee bedoelt Nietzsche niet dat mensen letterlijk in staat zijn tot onsterfelijkheid, alwetendheid of almacht; hij gelooft eerder dat de “grootmoedige man” de uitzondering is op alle morele regels en conventies. Op deze manier wordt hij, door de zelfbevestiging van de wil, een figuur die zichzelf bevrijdt van een religieuze moraliteit die voortkomt uit ressentiment.

Ressentiment leidt tot de devaluatie van de bron van al het menselijk lijden wanneer dit niet direct gewroken kan worden. Het keert zich naar binnen tegen zichzelf wanneer het zelf niet bewust is van wat er gebeurt, en stelt daarom nederigheid als een deugd. Voor Nietzsche, evenals voor de Grieken, is het simpelweg de afwezigheid van macht. Religie is daarom de ultieme rationalisatie en de kunstmatige beperking die aan de menselijke vrijheid wordt opgelegd.

Dus, wat kunnen we dan concluderen over de aard van het bevel? Levinas, zoals hij ook elders doet, ziet “het bevel” van onze primaire ervaring voordat het tot uitdrukking komt in de vorm van een gebod. Hij zegt het zo:

“We moeten onszelf een bevel opleggen om vrij te zijn. Maar het moet een extern bevel zijn, niet simpelweg een rationele wet, geen categorische imperatief, die weerloos is tegen tirannie; het moet een externe wet zijn, een geschreven wet, bewapend met kracht tegen tirannie. Dergelijke bevelen zijn de politieke voorwaarde voor vrijheid.”

Levinas maakt, zoals we zien, een scherp onderscheid tussen het heilige en het onheilige dat Nietzsche ontgaat. Het heilige behoort tot het Zelfde, tot de ontologie van de macht. Heiligheid daarentegen, behoort tot dat wat anders, apart of uniek is. Voor Levinas is het de ander die altijd de uitzondering is – niet het zelf. Op deze manier draagt het Zelf verantwoordelijkheid voor de ander zonder zijn of haar vrijheid te verminderen. Moraliteit is niet, zoals voor Nietzsche, slechts zijn eigen geschiedenis die zich uitdrukt en bevestigt. In plaats daarvan komen alle richtlijnen uiteindelijk van de ander, en daarom wordt de gebiedende wijs van het discours er een niet van kracht, maar van urgentie en intimiteit.

Wat ontbreekt in het denken van Nietzsche is het grondige onderzoek naar de relatie tussen de gebiedende en verklarende wijzen van discours. Een grondig fenomenologisch onderzoek van dit soort, hier niet mogelijk, zou laten zien, zoals Levinas doet, dat de gebiedende wijs van het discours voorgaat aan de verklarende, en dat op dezelfde manier het begrip bevel voorafgaat aan het idee van vrijheid. Dit komt omdat, voor Levinas, het bevel altijd uitgaat van het gezicht van de ander naar mij toe. Het is iets dat kan worden opgepakt en beantwoord, of het kan worden geweigerd. Het kan worden geweigerd door simpelweg weg te kijken.

In de kern van het westerse filosofische idee van vrijheid ligt, volgens Levinas, het begrip spontaniteit. Hoewel spontaniteit wordt geprezen in het gedrag van jonge kinderen en het werk van kunstenaars en dichters, verbindt Levinas het met willekeur en grilligheid, en hij vindt het in wezen egoïstisch. Op een dieper niveau is spontaniteit de zelfbevestiging van de Wil. Het kan creatief, amusant zijn en een gevoel van dynamiek weerspiegelen.

Tegelijkertijd is naïeve spontaniteit op zijn best bewust onverschillig voor de aanspraken van de andere persoon. Op deze manier weerspiegelt het een existentieel dogmatisme dat in strijd is met het ethische leven omdat het zichzelf een heerschappij of soevereiniteit toe-eigent die willens en wetens ten koste van de ander kan worden uitgeoefend of uitgedrukt. Nietzsche, geloven wij, begrijpt dit beter dan Marx of Freud. Echter, in tegenstelling tot Levinas, keurt hij deze positie goed.

Levinas maakt bezwaar:

Een in twijfel trekken van hetzelfde – dat niet kan voorkomen binnen de egoïstische spontaniteit van hetzelfde – wordt teweeggebracht door de ander. Wij noemen dit in twijfel trekken van mijn spontaniteit door de aanwezigheid van de ander ethiek. De vreemdheid van de Ander, Zijn onherleidbaarheid tot het Ik, tot mijn gedachten en mijn bezittingen, wordt juist volbracht als een in twijfel trekken van mijn spontaniteit als ethiek.

De gebiedende wijs van het discours kan ook een gevoel van urgentie en belang aanduiden. De Talmoed informeert ons dat “[w]aar de Torah het woord tsav gebruikt… het drie betekenissen kan hebben:

  • aansporen tot een handeling,
  • uitdrukken dat een zaak onmiddellijk moet worden gedaan, en
  • opleggen aan de generaties, d.w.z. uitdrukken “dat het ook door toekomstige generaties moet worden uitgevoerd” (Talmoed Kiddushin 29a).

Het woordconcept mitzvah is gebaseerd op het fenomeen van hechting. Wat met voortvarendheid gedaan moet worden, zijn de mitzvot. In het geval dat ons voorligt, hebben deze mitzvot betrekking op het Heiligdom. Overeenkomend met de gebiedende wijs van het discours is de vragende wijs. Het is deze responsiviteit op de vragende wijs  “wanneer?” die ontbreekt in de meeste westerse ethische of morele filosofie. Levinas probeert deze beperking te verhelpen door een filosofische vraagstelling in een tijdelijke horizon te plaatsen.

Het is dit gevoel van urgentie dat een van de bepalende kenmerken is van de filosofie van Levinas. Urgentie onthult op zijn beurt wat op elk gegeven moment belangrijk is en, misschien, wat het belangrijkst is.  Het concept van urgentie wordt geassocieerd met het positieve attribuut van voortvarendheid, in relatie tot een andere persoon of in relatie tot een uit te voeren taak. Op een ander filosofisch niveau betreft dit een manier van tijd meten zoals die van de andere persoon uitgaat. Op het eerste gezicht lijkt het niet dat het brandend houden van het vuur op het altaar en het schoonmaken van de as, onder zo’n bevel zou vallen. Toch, is het misschien juist om deze reden van menselijke traagheid dat het woordconcept tsav wordt gebruikt. Levinas merkt op over het overwinnen van dit soort traagheid in de Torah:

“en de weg die naar de mens leidt, brengt ons terug naar rituele discipline en zelfopvoeding. Zijn grootsheid ligt in zijn dagelijkse regelmaat”.

De hechting aan het rituele leven uit zich het meest zichtbaar in de geboden die de kern vormen van de Joodse wetten. Op een meer algemene manier zijn de mitzvot de voorschrijvende gedragswijzen waaraan we ons moeten hechten. Zoals John Bowlby, de eminente Britse psychoanalyticus heeft uitgelegd, is het verhelderend om ons leven te bekijken in termen van de mensen, plaatsen en praktijken waaraan we gehecht raken. Bijvoorbeeld, de meest intense ervaringen van vreugde, genegenheid en rouw worden uitgedrukt in relatie tot degenen die ons het dichtst nabij zijn.

Het is met mensen die onze vertrouwden zijn, of mensen om wie we het meest diep geven, dat we geneigd zijn de gebiedende wijs van het discours te gebruiken. We vertrouwen erop dat zij zullen begrijpen wat we bedoelen met een enkel woord of gebaar, zonder uitweiding. Voordat we ons hechten aan specifieke gedragswijzen, is er een eerdere hechting die wordt verondersteld. Naarmate we ons meer hechten aan mensen, plaatsen of dingen, worden we er meer toegewijd aan. Deze toewijding ontbreekt het soms aan de afstand die nodig is voor kritische zelfontkoppeling. “Ontkoppeling” is de manier waarop we onze relaties met dierbaren oplossen, al is het maar voor een moment.

Het rituele gedrag dat geassocieerd wordt met de vele soorten offers waarover gesproken wordt in dit deel van de Torah wordt meestal geassocieerd met psychologische toestanden, die wel of geen objectieve correlaten kunnen hebben. Schuldoffers kunnen twijfelachtig of zeker zijn. Het twijfelachtige offer impliceert dat verzoening zal worden gegeven omdat de overtreding onbedoeld was en misschien onbekend voor de overtreder. Om de twijfels die aan de oorsprong liggen van het schuldgevoel te verzachten, brengt de boeteling wat “een schuldoffer” (asham tuily) wordt genoemd. Dit is een zeer duidelijke en doeltreffende manier om zich te ontlasten van zijn schuldgevoelens. In dit geval hebben we te maken met een ritueel dat zeer betrokken is bij de psychologie van het dagelijks leven.

(Wordt vervolgd)

Dit bericht is geplaatst in Chr. Ethiek, Jodendom, Levinas. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Levinas: het Gebod in het Oude Testament

  1. Pingback: Levinas: de kracht van het ritueel | Tikkun Beit Ahavat ha-Torah

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *