In het begin was het Woord – De Catena Aurea van Thomas over Joh. 1:1a

Een fraai voorbeeld van de diepgravende wijsgerige beschouwingen van de kerkvaders. 

HOOFDSTUK I 1a. In den beginne was het Woord.

Terwijl alle andere Evangelisten met de Menswording beginnen, spreekt Johannes, voorbijgaand aan de Ontvangenis, Geboorte, opvoeding en groei, onmiddellijk over de Eeuwige Generatie, zeggende: In den beginne was het Woord.
AUG.: Het Griekse woord “logos” betekent zowel Woord als Rede. Maar in deze passage is het beter om het Woord te interpreteren; als verwijzend niet alleen naar de Vader, maar naar de schepping van de dingen door de werkende kracht van het Woord; terwijl de Rede, hoewel zij niets voortbrengt, toch terecht Rede wordt genoemd.
AUG.: Woorden zijn door hun dagelijks gebruik, hun klank en hun uittreden uit ons gewone dingen geworden. Maar er is een woord dat innerlijk blijft, in de mens zelf; verschillend van het geluid dat uit de mond voortkomt. Er is een woord, dat waarlijk en geestelijk dat is, wat gij verstaat onder het geluid, niet zijnde het eigenlijke geluid. Wie zich nu het begrip woord kan voorstellen, als bestaand niet alleen vóór de klank, maar zelfs vóór de idee van de klank is gevormd, kan raadselachtig, en als het ware in een glas, een gelijkenis zien van dat Woord waarvan gezegd wordt: In den beginne was het Woord. Want wanneer wij uitdrukking geven aan iets wat wij weten, is het gebruikte woord noodzakelijkerwijs afgeleid van de kennis die aldus in het geheugen is bewaard, en moet het van dezelfde kwaliteit zijn als die kennis. Want een woord is een gedachte, gevormd uit iets dat wij kennen; dat woord wordt in het hart uitgesproken, het is noch Grieks, noch Latijn, noch van enige taal, hoewel, wanneer wij het aan anderen willen mededelen, er een teken wordt verondersteld waarmee wij het kunnen uitdrukken… Daarom is het woord, dat uitwendig klinkt, een teken van het woord, dat innerlijk verborgen ligt, waaraan de naam van woord meer recht doet. Want datgene wat door de mond van ons vlees wordt uitgesproken, is de stem van het woord; en wordt in feite woord genoemd, met betrekking tot datgene waaruit het wordt genomen, wanneer het uitwendig wordt ontwikkeld.

BASIL: Dit Woord is geen menselijk woord. Want hoe was er een menselijk woord in het begin, toen de mens zijn wezen het laatst van allen ontving? Er was toen geen woord van de mens in den beginne, noch van de engelen; want elk schepsel is binnen de perken van den tijd, het heeft zijn begin van bestaan van den Schepper. Maar wat zegt het Evangelie? Het noemt de Eniggeborene zelf het Woord.
Maar waarom laat hij de Vader weg en spreekt hij meteen over de Zoon? Omdat de Vader aan allen bekend was, hoewel niet als de Vader, maar als God, terwijl de Eniggeborene niet bekend was. Zoals het hoort tracht hij dus allereerst de kennis van de Zoon bij te brengen aan hen die Hem niet kenden; hoewel hij in zijn uiteenzettingen over Hem ook helemaal zwijgt over de Vader. En omdat hij op het punt stond te leren dat het Woord de eniggeboren Zoon van God was, opdat niemand zou denken dat dit een mogelijke generatie was, noemt hij in de eerste plaats het Woord, om de gevaarlijke verdenking weg te nemen, en te laten zien dat de Zoon ondoorgrondelijk van God was. En een tweede reden is, dat Hij ons de dingen van de Vader moest verkondigen. Maar hij spreekt niet eenvoudig over het Woord, maar met toevoeging van het lidwoord, om het te onderscheiden van andere woorden. Want de Schrift noemt Gods wetten en geboden woorden; maar dit Woord is een zekere Substantie, of Persoon, een Essentie, ondoorgrondelijk voortkomende uit de Vader Zelf.
Waarom dan Woord? Omdat het ondoorgrondelijk geboren is, het Beeld van Hem die verwekte, al de Vader in Zichzelf openbarend; niets van Hem onttrekkend, maar volmaakt in Zichzelf bestaand.

AUG: Zoals onze kennis verschilt van die van God, zo verschilt ons woord, dat uit onze kennis voortkomt, van dat Woord van God, dat uit het wezen van de Vader geboren is; we zouden kunnen zeggen, uit de kennis van de Vader, de wijsheid van de Vader, of, juister: de Vader die Kennis is, de Vader die Wijsheid is. Het Woord van God dan, de eniggeboren Zoon van de Vader, is in alle dingen gelijk en gelijk aan de Vader; het is alles wat de Vader is, maar toch niet de Vader; want de één is de Zoon, de ander de Vader. En daardoor weet Hij alles wat de Vader weet; maar Zijn kennis is van de Vader, evenals Zijn wezen; want weten en wezen zijn hetzelfde bij Hem; en zo als het wezen van de Vader niet van de Zoon is, zo is ook Zijn weten dat niet. Daarom heeft de Vader het Woord verwekt, dat in alle dingen aan Zichzelf gelijk is, als uiting van Zichzelf. Want als er meer of minder in Zijn Woord was geweest dan in Zichzelf, zou Hij Zichzelf niet volledig en volmaakt hebben geuit. Laten wij echter met betrekking tot ons eigen innerlijk woord, waarvan wij vinden dat het, in welke zin dan ook, op het Woord lijkt, er geen bezwaar tegen hebben in te zien hoe zeer het er ook niet op lijkt. Een woord is een vorming van onze geest die gaat plaatsvinden, maar nog niet tot stand is gekomen, en iets in onze geest dat wij heen en weer slingeren op een glibberige omslachtige manier, naarmate het een en het ander wordt ontdekt, of in onze gedachten opkomt. Wanneer dit, dat wij heen en weer slingeren, het onderwerp van onze kennis heeft bereikt en daaruit is gevormd, wanneer het er de meest exacte gelijkenis mee heeft aangenomen, en de conceptie helemaal beantwoord is aan het ding; dan hebben we een waar woord. Wie ziet niet hoe groot het verschil is met het Woord van God, dat zo bestaat in de Vorm van God, dat het niet eerst gevormd kon worden, en daarna gevormd, noch ooit ongevormd kan zijn geweest, omdat het een absolute Vorm is, en absoluut gelijk aan Hem uit Wie het is. Daarom wordt hier in het spreken over het Woord van God niets gezegd over de gedachte in God; opdat wij niet zouden denken dat er iets in God ronddraaide, dat eerst vorm zou ontvangen om een Woord te zijn, en het daarna zou verliezen, en in een ongevormde staat rond en rond zou worden gekanteld.
AUG.: Nu is het Woord van God een Vorm, niet een formatie, maar de Vorm van alle vormen, een Vorm onveranderlijk, verwijderd van vorm ongeluk, van mislukking, van tijd, van ruimte, alle dingen overtreffend, en in alle dingen bestaand als een soort fundament eronder, en top erboven.

BASIL: Toch heeft ons uiterlijke woord enige overeenkomst met het Goddelijke Woord. Want ons woord verklaart de hele opvatting van de geest; want wat wij in de geest opvatten, brengen wij in woord naar buiten. Inderdaad is ons hart als het ware de bron, en het geuite woord de stroom die er uit vloeit.
Let op de geestelijke wijsheid van de Evangelist. Hij wist dat de mensen het meest eerden wat het oudst was, en dat zij het eerden wat het oudst was vóór al het andere, en dat zij het beschouwden als God. Daarom vermeldt hij eerst het begin, en zegt: In den beginne was het Woord.
Er zijn vele betekenissen van dit woord begin. Want er is een begin van een reis, en een begin van een lengte, volgens Spreuken: Het begin van het rechte pad is recht te doen. Er is ook een begin van een schepping, volgens Job, Hij is het begin van de wegen Gods. Evenmin zou het onjuist zijn te zeggen, dat God het Begin is van alle dingen. Ook het vooraf bestaande materiaal, waar verondersteld wordt oorspronkelijk te zijn, waaruit iets wordt voortgebracht, wordt beschouwd als het begin. Er is ook een begin met betrekking tot de vorm: zoals Christus het begin is van hen die gemaakt zijn naar het beeld van God. En er is een begin van de leer, volgens Hebreeën: Wanneer gij voor de tijd leraars moet zijn, hebt gij behoefte dat iemand u opnieuw leert welke de eerste beginselen zijn van de orakels Gods. Want er zijn twee soorten begin van de leer: het ene op zichzelf, het andere met betrekking tot ons; alsof wij zouden zeggen dat Christus, omdat Hij de Wijsheid en het Woord van God is, in Zichzelf het begin van de wijsheid was, maar voor ons, omdat Hij het vleesgeworden Woord was. Omdat het woord zoveel betekenissen heeft, kunnen wij het opvatten als het Begin door Wie, d.w.z. de Maker; want Christus is Schepper als Het Begin, omdat Hij de Wijsheid is; zodat het Woord in het begin is, d.w.z. in de Wijsheid; de Heiland is al deze uitmuntendheden tegelijk. Zoals dan het leven in het Woord is, zo is het Woord in het Begin, d.w.z. in de Wijsheid. Overweeg dan of het volgens deze betekenis mogelijk is het Begin te begrijpen, als betekenende dat alle dingen gemaakt zijn volgens de Wijsheid, en de patronen die daarin vervat zijn; of, aangezien het Begin van de Zoon de Vader is, het Begin van alle schepselen en van al het bestaande, door de tekst te begrijpen: In den beginne was het Woord, dat de Zoon, het Woord, in het Begin was, dat wil zeggen, in de Vader.

AUG.: Of: In den beginne, alsof er gezegd werd: vóór alle dingen.

BASIL: De Heilige Geest voorzag dat er mensen zouden opstaan die de heerlijkheid van de Eniggeborene zouden benijden, hun toehoorders met drogredenen om de tuin leidden; alsof omdat Hij verwekt was, Hij niet was; en voordat Hij verwekt was, was Hij niet. Opdat niemand dan zou menen zulke dingen te bazelen, zegt de Heilige Geest: In den beginne was het Woord.
Jaren, eeuwen, eeuwen, zijn voorbijgegaan, plaats welk begin je ook wilt in je verbeelding, je begrijpt het niet in de tijd, want Hij, van Wie het is afgeleid, was er nog steeds.
Zoals dan, wanneer ons schip dicht bij de kust is, steden en havens in overzicht aan ons voorbijgaan, die op open zee verdwijnen, en niets overlaten waarop het oog zich kan richten; zo laat de Evangelist hier, ons met zich meenemend in zijn vlucht boven de geschapen wereld, het oog in leegte staren naar een onmetelijke uitgestrektheid. Want de woorden, was in het begin, betekenen eeuwige en oneindige essentie.

AUG.: Zij zeggen echter, dat als Hij de Zoon is, Hij geboren is. Wij staan het toe. Zij voegen er aan toe: als de Zoon aan de Vader geboren is, dan was de Vader, voordat de Zoon aan Hem geboren werd. Dit verwerpt het Geloof. Dan zeggen zij: leg ons uit hoe de Zoon uit de Vader geboren kan worden en toch samen kan zijn met Hem uit wie Hij geboren is; want zonen worden na hun vaders geboren, om hen op te volgen bij hun dood. Zij voeren analogieën aan uit de natuur; en wij moeten trachten hetzelfde te doen voor onze leer. Maar hoe kunnen wij in de natuur een mede-eindige vinden, als wij geen eeuwige kunnen vinden? Maar als een voortbrengend ding en een voortgebracht ding ergens samen kunnen worden gevonden, zal dat een hulp zijn bij het vormen van een begrip van herhalingen. Nu wordt de Wijsheid zelf in de Schriften de helderheid van het eeuwige Licht genoemd, het beeld van de Vader. Laten wij dus onze vergelijking maken en uit wat samen was in een eeuwig begin, een begrip van wat samen is in eeuwigheid vormen.

Nu twijfelt niemand eraan dat helderheid voortkomt uit vuur: vuur kunnen we dan beschouwen als de vader van de helderheid. Als ik op dit moment een kaars aansteek, ontstaat er op hetzelfde moment als het vuur, helderheid. Geef mij het vuur zonder de helderheid, en ik zal met u geloven dat de Vader was zonder de Zoon. Een beeld wordt geproduceerd door een spiegel. Het beeld bestaat zodra de toeschouwer verschijnt; maar de toeschouwer bestond al voordat hij naar de spiegel kwam. Laten wij ons dan een takje voorstellen, of een grassprietje dat aan de waterkant is opgegroeid. Is het niet geboren met zijn beeltenis? Als de twijg er altijd geweest zou zijn, zou het beeld altijd uit de twijg voortgekomen zijn. En wat uit een ander ding voortkomt, wordt geboren. Dus dan kan datgene wat voortbrengt, van eeuwigheid af bestaan naast datgene wat eruit voortkomt.

Maar iemand zal misschien zeggen: Welnu, ik begrijp nu de eeuwige Vader, de mede-eindige Zoon; toch is de Zoon als de uitgestraalde helderheid, die minder schitterend is dan het vuur, of het gereflecteerde beeld van de tegel, dat minder echt is dan het twijgje. Niet zo: er is volkomen gelijkheid tussen Vader en Zoon. Ik geloof niet, zegt hij, want gij hebt niets gevonden waarmede gij het kunt vergelijken. Maar misschien kunnen we in de natuur iets vinden waardoor we kunnen begrijpen dat de Zoon tegelijk met de Vader is, en ook in geen enkel opzicht minderwaardig; hoewel we geen enkel vergelijkingsmateriaal kunnen vinden dat op zichzelf voldoende is, en daarom moeten we er twee samenvoegen, waarvan het ene door onze tegenstanders en het andere door onszelf is gebruikt. Want zij hebben hun vergelijking getrokken uit dingen die in de tijd zijn voorafgegaan door de dingen waaruit zij voortkomen, bijvoorbeeld de mens, uit de mens. Toch is de mens van dezelfde substantie als de mens. Wij hebben dan in die geboorte een gelijkheid van natuur; een gelijkheid van tijd ontbreekt. Maar in de vergelijking die wij hebben getrokken van de helderheid van vuur, en de weerkaatsing van een twijgje, is een gelijkheid van natuur niet te vinden, van tijd wel. In de Godheid wordt dan gevonden als een geheel, wat hier bestaat in enkele en afzonderlijke delen; en dat wat in de schepping is, bestaat op een manier die geschikt is voor de Schepper.

EX GESTIS CONCILII EPHESINI: Daarom noemt de goddelijke Schrift Hem op de ene plaats de Zoon, op een andere plaats het Woord, op een andere plaats de Helderheid van de Vader; namen die verschillend bedoeld zijn om zich tegen godslastering te beschermen. Want omdat uw zoon van dezelfde aard is als uzelf, stelt de Schrift, om aan te tonen dat het Substantie van de Vader en de Zoon één is, de Zoon van de Vader voor, geboren uit de Vader, de Eniggeborene. Vervolgens, omdat de termen geboorte en zoon het idee van voorbijgaandheid in zich dragen, noemt het daarom de Zoon het Woord, en verklaart door die naam de onbegaanbaarheid van Zijn Geboorte. Maar omdat een vader bij ons noodzakelijkerwijs ouder is dan zijn zoon, noemt het, opdat gij niet zoudt denken dat dit ook op de Goddelijke natuur van toepassing is, de Eniggeborene de Helderheid van de Vader; want helderheid, hoewel voortkomend uit de zon, is er niet achtergesteld aan. Begrijp dan die Helderheid als het openbaren van de samenhorigheid van de Zoon met de Vader; Woord als het bewijzen van de onbegaanbaarheid van Zijn geboorte, en Zoon als het overbrengen van Zijn consubstantialiteit.

CHRYS.: Maar zij zeggen dat In den beginne niet absoluut uitdrukt in de eeuwigheid; want hetzelfde wordt gezegd van de hemel en de aarde: In den beginne maakte God den hemel en de aarde. Maar zijn niet gemaakt en was, totaal verschillend Want zoals het woord is, wanneer het over de mens wordt gesproken, alleen het heden betekent, maar wanneer het op God wordt toegepast, datgene wat altijd en eeuwig is; zo betekent ook was, dat van onze natuur wordt gezegd, het verleden, maar dat van God wordt gezegd, eeuwigheid.

ORIGEN: Het werkwoord “zijn” heeft een dubbele betekenis: soms drukt het de bewegingen uit die in de tijd plaatsvinden, zoals andere werkwoorden doen; soms de substantie van dat ene ding waarvan het wordt gepredikt, zonder verwijzing naar de tijd. Daarom wordt het ook een substantief werkwoord genoemd.
Beschouw dan de wereld, begrijp wat er over geschreven staat. In den beginne maakte God den hemel en de aarde. Wat dus geschapen is, is in den beginne gemaakt, en gij zoudt in den tijd bevatten, wat, als zijnde te maken, in den beginne is bevat. Maar zie, voor mij, een ongeletterde ongeleerde visser is onafhankelijk van de tijd, onbegrensd door eeuwen, gaat verder dan alle begin. Want het Woord was, wat het is, en is niet aan enige tijd gebonden, noch daarin begonnen, daar het niet in den beginne gemaakt is, maar was.

ALCUIN: Om degenen te weerleggen die uit Christus’ geboorte in de tijd afleidden dat Hij niet van eeuwigheid af was geweest, begint de Evangelist met de eeuwigheid van het Woord door te zeggen: In den beginne was het Woord.

Aquinas, St. Thomas. Catena Aurea – Evangelie van St. Johannes – EasyRead Version . Kindle Editie.

Dit bericht is geplaatst in Augustinus, Bijbelse Theologie, Dogmatiek, Exegese, kerkgeschiedenis. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *