Wet en genade (1)

Een van de centrale thema’s in de theologie van Maarten Luther is het onderscheid en de relatie tussen wet en genade. Luther begreep de wet als de geboden van God die de wil van God en de zondigheid van de mens onthullen. Genade daarentegen is de onverdiende gunst van God die zondaars rechtvaardigt en redt door geloof in Jezus Christus. Voor Luther staan wet en genade niet tegenover elkaar, maar vullen ze elkaar aan, omdat ze verschillende doelen dienen in Gods verlossingsplan.

JODENDOM – Joden gebruiken de termen wet en genade niet op dezelfde manier als christenen, dus ze zien ze niet als tegenstrijdig of complementair. Joden geloven dat de wet (Torah) een geschenk is van Gods genade en dat genade een constante en universele eigenschap van God is. Joden denken niet dat ze redding kunnen verdienen door de wet te gehoorzamen, maar dat ze hun liefde en dankbaarheid voor God kunnen uiten door de wet te volgen. Joden denken ook niet dat ze gered worden door geloof alleen, maar dat ze zich moeten bekeren en goede daden moeten verrichten om Gods vergeving en genade te ontvangen. Joden hebben bezwaar tegen het christelijke onderscheid tussen wet en genade, omdat zij vinden dat dit het Joodse begrip van de wet en het verbond verkeerd weergeeft. Joden hebben ook bezwaar tegen de christelijke bewering dat de wet verouderd of vervuld is in Christus, omdat zij denken dat de wet eeuwig en bindend is voor alle generaties.

LUTHER- Luthers begrip van wet en genade werd gevormd door zijn persoonlijke ervaring van geestelijke strijd en zijn studie van de Schrift, vooral de brieven van Paulus. Luther werd gekweld door de vraag hoe hij rechtvaardig voor God kon zijn, omdat hij het gevoel had dat hij nooit op eigen kracht aan de eisen van de wet kon voldoen. Hij probeerde verlossing te bereiken door de regels en rituelen van de middeleeuwse kerk te volgen, maar hij vond hierin geen vrede of zekerheid. Hij werd ook geconfronteerd met de dreiging van veroordeling en straf door de kerkelijke autoriteiten, die hem beschuldigden van ketterij en hem excommuniceerden omdat hij hun doctrines en praktijken uitdaagde.

Luthers doorbraak kwam toen hij het evangelie van genade ontdekte in de geschriften van Paulus, vooral in Romeinen en Galaten. Hij realiseerde zich dat de gerechtigheid van God niet iets is dat mensen moeten verdienen of verdienen, maar iets dat God vrij en genereus geeft aan hen die in Christus geloven. Hij realiseerde zich ook dat de wet geen middel tot verlossing is, maar een middel om de noodzaak van verlossing bloot te leggen. De wet laat de zondigheid en hulpeloosheid van mensen zien en drijft hen tot wanhoop over zichzelf en tot het zoeken naar Gods barmhartigheid. De wet bereidt de weg voor het evangelie, dat het goede nieuws verkondigt van Gods genade in Christus, die stierf voor de zonden van de wereld en opstond voor haar rechtvaardiging.

JODENDOM – Joden accepteren de christelijke doctrine van de erfzonde niet, noch de noodzaak van een goddelijke verlosser om te boeten voor de zonden van de mensheid.

  • Joden geloven dat Gods verbond met Israël eeuwig en onherroepelijk is en dat de Torah de volledige en perfecte openbaring is van Gods wil en wet.
  • Joden geloven ook dat mensen een vrije wil en morele verantwoordelijkheid hebben, en dat zij gerechtigheid en verlossing kunnen bereiken door Gods geboden te gehoorzamen en berouw te tonen voor hun overtredingen.
  • Joden beschouwen geloof niet als een passieve of eenzame daad, maar als een dynamische en gemeenschappelijke relatie met God en het volk Israël.

LUTHER- Luthers doctrine van wet en genade heeft verschillende implicaties voor het christelijke leven en geloof. Ten eerste bevestigt het dat redding alleen door genade is, alleen door geloof, alleen in Christus, los van alle werken van de wet. Dit betekent dat christenen niet gered worden door hun eigen inspanningen, verdiensten of prestaties, maar door het geschenk van Gods genade in Christus, die de enige bemiddelaar en verlosser is. Christenen moeten niet vertrouwen op hun eigen gerechtigheid, maar op de gerechtigheid van Christus, die hen door het geloof wordt toegerekend. Christenen moeten niet op zichzelf roemen, maar op Christus, die hun wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing is.

JODENDOM – Luthers interpretatie van de Hebreeuwse Schriften, vooral de geschriften van Paulus, is gebaseerd op een verkeerd begrip en verkeerde voorstelling van het Joodse concept van wet en genade. Luther nam aan dat de wet een last en een vloek was en dat genade een geschenk en een zegen was. Voor Joden is de wet echter geen middel tot verlossing, maar een middel tot heiliging. De wet is geen bron van angst en veroordeling, maar een bron van liefde en dankbaarheid. De wet laat het Joodse volk zien wat God van hen verwacht en verlangt, en hoe zij God in hun leven kunnen dienen en verheerlijken.

De wet toont het Joodse volk ook hun voortdurende behoefte aan Gods genade en vergeving, en hoe ze berouw kunnen hebben en hun zonden aan God en aan elkaar kunnen belijden. Genade is geen vervanging van de wet, maar een aanvulling op de wet. Genade is geen eenmalige gebeurtenis, maar een continu proces. Genade is geen vrijbrief om te zondigen, maar een motivatie om te gehoorzamen. Genade is geen voorrecht voor enkelen, maar een belofte voor velen.

LUTHER- Ten tweede wordt bevestigd dat de wet nog steeds nuttig en noodzakelijk is voor het christelijke leven, maar op een andere manier dan voorheen. De wet is niet langer een last of een vloek, maar een gids en een zegen. De wet is niet langer een middel tot verlossing, maar een middel tot heiliging. De wet is niet langer een bron van angst en veroordeling, maar een bron van liefde en dankbaarheid. De wet laat de christen zien wat God van hem verwacht en verlangt, en hoe hij God kan dienen en verheerlijken in zijn leven. De wet laat de christen ook zien dat hij voortdurend genade en vergeving van God nodig heeft en hoe hij berouw kan hebben en zijn zonden aan God en aan elkaar kan belijden.

JODENDOM – Luthers doctrine van rechtvaardiging door geloof alleen ondermijnt de waarde en noodzaak van goede werken en ethisch gedrag. Luther stelde dat goede werken geen oorzaak of voorwaarde van verlossing zijn, maar slechts een gevolg en een bewijs van geloof. Hij stelde ook dat goede werken niet verdienstelijk of God welgevallig zijn, maar alleen vereist worden door menselijke wetten en gebruiken. Voor Joden zijn goede werken echter niet optioneel of secundair, maar essentieel en primair. Goede werken zijn geen menselijke uitvinding, maar een goddelijk gebod. Goede werken zijn geen kwestie van uiterlijke conformiteit, maar van innerlijke transformatie. Goede werken zijn geen manier om Gods gunst te verdienen, maar om Gods beeld uit te drukken en te weerspiegelen. Goede werken zijn geen last of vloek, maar een voorrecht en een zegen.

LUTHER- Ten derde bevestigt de wet dat het christelijke leven een leven van vrijheid en vreugde is, maar ook van verantwoordelijkheid en dienstbaarheid. De christen is vrij van de slavernij en schuld van de zonde, en vrij om de gemeenschap en gunst van God te genieten. De christen is ook vrij van de tirannie en onderdrukking van menselijke tradities en instellingen, en vrij om het Woord en de Geest van God te volgen. De christen is vrij om te leven door geloof en niet door zicht, en vrij om te hopen op de heerlijkheid en het koninkrijk van God. De Christen is echter niet vrij om te doen wat hij of zij wil, maar vrij om te doen wat God behaagt. De Christen is niet vrij om te zondigen, maar vrij om lief te hebben. De Christen is niet vrij om egoïstisch te zijn, maar vrij om vrijgevig te zijn. De Christen is niet vrij om lui te zijn, maar vrij om actief te zijn. De christen is vrij omwille van anderen en vrij om God en de naaste in liefde te dienen.

JODENDOM – Luthers doctrine van verlossing door geloof alleen is in tegenspraak met het Joodse geloof in de eenheid en universaliteit van God en de diversiteit en bijzonderheid van de mensheid. Luther beweerde dat geloof in Christus de enige manier is om met God verzoend te worden en gered te worden van zonde en dood. Hij beweerde ook dat Christus de enige bemiddelaar en verlosser is en dat de christelijke kerk de enige ware en trouwe gemeenschap is. Voor Joden is God echter één en dezelfde voor alle mensen en alle tijden, en Gods liefde en barmhartigheid zijn niet beperkt of exclusief, maar oneindig en inclusief. God eist of bevoorrecht niet één specifiek geloof of geloofsbelijdenis, maar accepteert en respecteert de oprechte en diverse manieren waarop mensen God zoeken en aanbidden. God delegeert of deelt Gods macht en autoriteit niet, maar handelt en openbaart God zelf rechtstreeks en persoonlijk. God kiest of verwerpt geen volk of natie, maar sluit en onderhoudt een verbond met Israël en een relatie met de hele mensheid.

LUTHER- Samenvattend is Luthers theologie van wet en genade een diepgaande en krachtige uitdrukking van de bijbelse boodschap van verlossing. Het onthult de diepte van de menselijke zonde en de hoogte van de goddelijke genade. Het onthult het contrast en de harmonie tussen wet en genade. Het onthult de betekenis en het doel van het christelijke leven. Het openbaart de schoonheid en de glorie van Christus, die het einde van de wet en de volheid van genade is.

 

 

Dit bericht is geplaatst in KOINONIA LIVE!. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Wet en genade (1)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *