Het anti-Judaïsme van Mattheüs als intern Joods conflict

Het Mattheaanse anti-Judaïsme kent verscheidene beperkingen. In zoverre de anti-Joodse polemiek een redactioneel karakter heeft, lijkt het geen intrinsiek element te zijn van de initiële fase van het christendom. Het heeft eerder de vorm van een dispuut, relevant voor een beperkt aantal christenen op een specifieke tijd en plaats. Belangrijker nog, de polemiek is beperkt qua deelnemers: uit de observatie dat de Mattheaanse kerk voornamelijk joodschristelijk was, blijkt dat de polemiek niet gaat over de relatie tussen heidenen en Joden, maar eerder tussen twee Joodse facties – zij die Jezus als Messias aanvaardden en zij die dat niet deden. Elk specifiek heidens-versus-Joods antagonisme kan daarom niet worden geponeerd als onderdeel van het Mattheaanse anti-Judaïsme.

In een geschil tussen Joden is elke implicatie van openlijke haat tegen Joden in het algemeen uitgesloten. Laten we nader kijken naar de observatie dat het Mattheaanse anti-Judaïsme intern is: een conflict tussen twee groepen Joden omtrent de Messiaanse rol van Jezus. Het feit dat we te maken hebben met een intra-Joods dispuut, heeft directe invloed op de intensiteit van de Mattheaanse polemiek en het denigrerende taalgebruik ervan. Dit moet echter niet worden opgevat als direct bewijs voor openlijke haat, maar als neveneffecten van een intern geschil.

Sociologisch onderzoek op het gebied van conflicten kan behulpzaam zijn bij het verklaren van de dynamiek van een intern geschil. Louis Coser merkte bijvoorbeeld op dat hoe nauwer de relatie, hoe intenser het conflict. Hij beweert niet dat conflicten vaker voorkomen in hechtere relaties, maar stelt simpelweg dat als er conflicten ontstaan in hechte relaties, deze waarschijnlijk intens zullen zijn. Gebaseerd op deze sociologische conflicttheorie is het niet verrassend dat het Mattheaanse conflict behoorlijk intens is. Het conflict gaat immers tussen Joden die ooit tot een homogene groep behoorden en zelfs na de scheiding hebben beide groepen veel gemeen, met één belangrijk punt van onenigheid: de Messiaanse rol van Jezus in het Jodendom.

Het betrof een voornamelijk joods-christelijke kerk die zichzelf definieerde tegenover het hedendaagse Jodendom van de synagogen. Het Mattheaanse anti-Judaïsme diende als instrument voor de identiteit van de Matthëaanse kerk. In een Joodse omgeving moesten duidelijke grenzen worden getrokken tussen christelijke en niet-christelijke Joden. Hierdoor werden leden van de synagogen consequent negatief afgeschilderd.

Dit versterkte het identiteitsgevoel van de Ecclesia-leden en maakte het onderscheid tussen synagogenleden en Joodse kerkleden duidelijk voor toekomstige Joodse bekeerlingen. Het ging om het vestigen van een identiteit van een specifieke groep Joden binnen een grotere gemeenschap, voortkomend uit confrontatie. De Matthëaanse gemeenschap definieerde zichzelf tegenover haar tegenstanders, wat intense conflicten veroorzaakte.

Grof taalgebruik was nodig om in een Joodse context de identiteit van de Ecclesia-leden ten opzichte van die van de synagogen vast te stellen. Het Mattheaanse anti-Judaïsme kan gezien worden als een intern Joods dispuut, niet bedoeld om haat tegen Joden in het algemeen aan te wakkeren. Het draait om de juiste interpretatie van het Jodendom, waarbij Joodse christenen benadrukken dat acceptatie van Jezus als Messias onderdeel is van het ware Jodendom.

Het gaat hierbij om deze interpretatie, niet om algehele afwijzing van het Jodendom en de Joden. Men kan dus niet stellen dat het Evangelie van Matthäus anti-Joodse trends wil bevorderen. In een joods-christelijke context heeft het geen antisemitische ondertoon. Echter, wanneer het Evangelie uit de joods-christelijke context werd gehaald en in een heidense christelijke omgeving geplaatst, gingen de nuances van een intern joods-dispuut verloren. Er zou dan geen onderscheid zijn gemaakt tussen de verschillende joodse subgroepen.

Groepen van niet-Joodse christenen zouden toespelingen op Joden hebben opgevat als verwijzingen naar Joden per se. Rekening houdend met de componenten van het Mattheaanse anti-Judaïsme, zou een dergelijke polarisatie tussen heidenen en Joden gemakkelijk het antisemitisme kunnen bevorderen.

Het historische feit dat het Evangelie van Mattheüs een belangrijke rol heeft gespeeld bij het verschaffen van een grondgedachte voor openlijk antisemitisme, kan dus niet worden toegeschreven aan de oorspronkelijke bedoeling van de uiteindelijke redactie van het Evangelie. Dit berust op een verkeerde lezing van het Evangelie door niet-Joodse christenen die geen voeling hadden met het Joodse christelijke leven en denken.

Dit bericht is geplaatst in Israël, Jodendom, KOINONIA LIVE!. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *