Naar een definitie van Messiasbelijdend Jodendom

Door Russ Resnik | 4 oktober 2003

Addendum 1: Wat bedoelen we met “Joods”?
De theologiecommissie van de UMJC definieert Messiasbelijdend Jodendom als een Joodse gemeentebeweging voor de Messias:

Messiaans Jodendom is een beweging van Joodse gemeenten en op gemeenten gelijkende groeperingen, toegewijd aan Jesjoea de Messias, die de verbondsverantwoordelijkheid van Joods leven en Joodse identiteit omhelzen, geworteld in de Torah, uitgedrukt in traditie, en vernieuwd en toegepast in de context van het Nieuwe Verbond.

Aangezien het bijvoeglijk naamwoord “Joods” twee keer voorkomt in deze basisverklaring, en duidelijk de kern vormt van onze zelfdefinitie, moeten we definiëren wat we met de term bedoelen. Zo’n definitie mag geen theologische finaliteit hebben, maar moet functioneel duidelijk en nuttig zijn voor de grotere Messiaans-Joodse zelfdefinitie.

Het kan nuttig zijn om te beginnen met twee moderne verdraaiingen van de term Joods terzijde te schuiven.

1. 1. Joods als religieuze categorie
Het is duidelijk dat joods-zijn enorme religieuze implicaties heeft, maar het is een modernistische fout om joods-zijn primair te zien als een kwestie van religieuze identificatie. Er is veel verwarring in Messiaans-Joodse kringen over deze kwestie. Soms beginnen niet-Joodse aanhangers zichzelf Joden te noemen omdat zij in een Joodse context aanbidden. In plaats daarvan zouden wij zeggen dat het jodendom in al zijn verscheidenheid en diversiteit de godsdienst is van het joodse volk, maar dat het volgen van de leer en de praktijk van het jodendom iemand niet joods maakt. En iemand die Joods is en de leringen en praktijken van het Jodendom verwaarloost, blijft niettemin Joods. Jodendom overlapt met Joods-zijn, maar is er geen synoniem van.

2. 2. Joods als een raciale categorie
Dit is een andere modernistische verdraaiing, één met veel bitterder vruchten dan de eerste. De Schrift spreekt over naties, stammen, volken en tongen (bijv. Openb. 7:9), dat wil zeggen over subgroepen van de mensheid, maar niet over ras in de moderne biologische zin. Het gebruikt niet de term “bloed” zoals vaak gehoord wordt in hedendaagse discussies: “Joods bloed stroomt door mijn aderen.” “Hij is een volbloed Jood.” Dergelijke terminologie kan inderdaad niet worden gebruikt omdat de Schrift de hele mensheid als één ziet (of één bloed; Handelingen 17:26 in sommige manuscripten) en manifest in vele volkeren (ethnoi in het Grieks; goyim in het Hebreeuws). Wij zien in de hedendaagse Joodse wereld een grote verscheidenheid aan “rassen”.

Joodsheid kan daarom het best worden begrepen als lidmaatschap van een volk. Deze definitie lijkt ten grondslag te liggen aan Paulus’ taal in Filippenzen 3:4-5: “Indien iemand anders meent vertrouwen te kunnen hebben in het vlees, ik des te meer: de achtste dag besneden, uit het geslacht Israëls, uit de stam Benjamin, een Hebreeër uit het geslacht der Hebreeën…”

Michael Wyschogrod noemt dit “lidmaatschap van een volk” een “familie-identiteit”.

Jodendom is geen verzameling overtuigingen, hoe breed die term ook kan worden geïnterpreteerd. Een volledige definitie van jodendom omvat natuurlijk wel een heel complex van ideeën, overtuigingen, waarden en verplichtingen die het jodendom met zich meebrengt… . Maar hoe cruciaal deze ook zijn, zij vormen in zekere zin eerder een bovenbouw dan een fundament. Het fundament van het Jodendom is de familie-identiteit van het Joodse volk als afstammelingen van Abraham, Izaäk en Jakob. Al het andere dat hieraan wordt toegevoegd moet worden gezien als voortvloeiend uit en verband houdend met de fundamentele identiteit van het Joodse volk als het zaad van Abraham dat door God is uitverkoren via afstamming van Abraham. Dit is de kern van het mysterie van Israëls uitverkiezing… . Door het zaad van Abraham uit te kiezen, schept God een volk dat in zijn dienst staat in de totaliteit van zijn menselijke wezen en niet alleen in zijn morele en geestelijke bestaan (The Body of Faith, pp. 56-57, 67).

Een dergelijk inzicht is bijzonder nuttig bij het ontwikkelen van een praktische definitie van Messiasbelijdend Jodendom, omdat het Joodse denken de grenzen van het lidmaatschap van het Joodse volk reeds heeft ontwikkeld. Wij kunnen onze eigen definitie en praktijk op deze bestaande grenzen bouwen, zoals die door onze lezing van de Schrift worden geïnformeerd.

De primaire betekenis van joods-zijn is dus een joodse geboorte. Van oudsher is iemand die uit een Joodse moeder geboren is, Joods. Het Messiasbelijdende Jodendom heeft functioneel besloten in te stemmen met de Reform-Joodse uitspraak dat afstamming van één van beide ouders die Joods is, iemand Joods maakt, mits men op enigerlei wijze verbonden blijft met de Joodse gemeenschap en praktijk. Dit gebruik, hoewel niet officieel bekrachtigd, lijkt bijna universeel te zijn onder ons, en is in overeenstemming met de modellen die in de Schrift worden gegeven. Het onthult twee andere aspecten van Joods-zijn:

Ten eerste, Joods-zijn is gemeenschappelijk. Een strikt religieuze definitie is foutief, omdat het de neiging heeft om identiteit in voornamelijk individuele termen te zien. In deze opvatting zou een individuele niet-Jood Jood kunnen worden omdat hij besloten heeft de Joodse gebruiken te volgen. Zo zien we zelfbenoemde “Messiaans-Joodse” gemeenten zonder Joodse leden en zonder echte band met hun lokale Joodse gemeenschap. In plaats daarvan bestaan zij uit een groep individuen die besloten hebben een vorm van Jodendom na te streven die zij ontlenen aan de Schrift en een klein aantal Joodse bronnen, afgezonderd van de levende Joodse gemeenschap.

Joods-zijn moet echter altijd verbondenheid met de grotere Joodse gemeenschap en haar leven betekenen. Men kan geen deel uitmaken van het Joodse volk en tegelijkertijd de Joodse gemeenschapsgrenzen en zelfdefinities volledig negeren. De verklaring brengt dit punt goed naar voren:

Joods leven is leven in een concrete, historische gemeenschap. Messiaans-Joodse groeperingen moeten dus volledig deel uitmaken van het Joodse volk, delen in zijn geschiedenis en in zijn verbondsverantwoordelijkheid als een door God uitverkoren volk.

We kunnen de grenzen en zelfdefinities misschien oprekken op basis van onze eigen lezing van de Schrift (net zoals bijvoorbeeld de Reformbeweging ze oprekt in haar betrokkenheid bij de moderne wereld), maar we kunnen ze niet negeren.

Ten tweede heeft joods-zijn continuïteit. Een jood is iemand die geboren is uit ten minste één joodse ouder, erfgenaam van een ononderbroken draad van joodse identiteit door de generaties heen, zelfs als die draad de laatste decennia dunner is geworden. Aangezien joodse identiteit niet raciaal is, maakt de ontdekking van een joodse afstamming iemand niet joods, tenzij er sprake is geweest van een of andere vorm van voortdurende identificatie.

Iemand die een joodse afstamming ontdekt en zich aangetrokken voelt om zich met het joodse volk te identificeren, moet worden aangemoedigd om te leren en te groeien in bewustzijn en praktijk. De tijd kan komen dat we binnen het Messiaans Jodendom een ritueel hebben om terug te keren tot het Joods-zijn. Maar zonder enige vorm van ritueel en gemeenschappelijke erkenning, zou zo iemand zichzelf eenvoudigweg moeten beschrijven als iemand die Joodse voorouders heeft en een liefde voor het Joodse volk, niet als iemand die zelf Joods is.

Dit roept de vraag op van bekering tot het Jodendom. De Schrift geeft duidelijk een model voor hen die buiten het Joodse volk staan om deel van het volk te worden, en schept een precedent voor een ritueel van bekering door besnijdenis. Of wij nu wel of niet een dergelijk ritueel in onze eigen kringen ontwikkelen, wij moeten de geldigheid ervan in de grotere Joodse wereld erkennen. Als wij deel willen uitmaken van het Joodse volk, moeten wij de brede normen van bekering accepteren die binnen de Joodse gemeenschap gelden. Zo zien wij, net als bij alle vormen van jodendom, een bekeerling, of hij nu afkomstig is uit een reformatorische, conservatieve of orthodoxe context, als een jood, en hun nakomelingen normaal gesproken als joden.

Deze brede norm voor de betekenis van joodsheid dekt de meeste gevallen in de echte wereld. Er zullen altijd uitzonderingen zijn, en ook hier moeten we ons gedragen als een vorm van jodendom. Individuen met aanspraken op of vragen over Joodse identiteit moeten worden doorverwezen naar het gemeentelijk leiderschap van onze gemeenten. Het vraagstuk van de joodse identiteit is niet het soort vraagstuk dat men zelf kan oplossen. In moeilijkere gevallen is het evenmin een vraag die een individuele leider kan oplossen. Hier moeten wij gemeenschappelijk rabbinaal leiderschap bieden om de leden van de Messiaans-Joodse familie te leiden.

Addendum 2: Een model voor niet-Joodse deelname aan Messiasbelijdend Jodendom
Als we Messiasbelijdend Jodendom zien als een Joodse beweging voor Jesjoea, en zelfs als een vorm van Jodendom, hoe moeten we dan de aanwezigheid van vele toegewijde en bijdragende niet-Joden in ons midden begrijpen? Ik stel voor dat Ahavat Yisrael – liefde voor Israël – het beste model biedt voor volledige deelname van niet-Joden aan Messiasbelijdend Jodendom.

Michael Wyschogrod schrijft,

Hasjems oneindige, eeuwige, en absolute liefde voor Israël … is het centrale thema van de Bijbel. Niets anders doet er uiteindelijk toe. Alles moet worden gezien in zijn licht. Alleen omdat het waar is, is al het andere waar (Body of Faith, p. 118).

Daarentegen zou men kunnen beweren dat de Messias, en niet Gods liefde voor Israël, “het centrale thema van de Bijbel” is. In één opzicht zijn beide beweringen echter verkeerd. Zowel Ahavat Yisrael (Hashem’s oneindige liefde voor Israël) als de belofte van de Messias moeten begrepen worden binnen het grotere bijbelse verhaal dat begint bij de Schepping. Gods doel van verlossing wordt geopenbaard zodra Hij Adam, die zich in de tuin verstopt, toeroept: Eyeka-waar ben je? Het gaat verder met de verkiezing van Abraham, Isaäk en Jakob, en bereikt een hoogtepunt met de Exodus uit Egypte en het geven van de Torah. Het begrip van verlossing breidt zich uit onder de profeten van Israël, en bereikt een hoger hoogtepunt met de komst van de Messias. De uiteindelijke verlossing, de voltooiing van Gods oorspronkelijke doel in de schepping, wacht op de terugkeer van de Messias. Binnen deze grotere context zijn de twee thema’s-Ahavat Yisrael en de komst van de Messias volledig verenigbaar.

De Messias is de volmaakte Israëliet, het Israël in Israël (Jesaja 49:6-7) in wie Israël volledig reageert op de liefde van God. De Ik-Die relatie tussen God en Israël wordt voltooid in God-Messias, zodat in Messias iedereen deel kan hebben aan Gods “oneindige, eeuwige en absolute liefde voor Israël”. Israël is de priesterlijke natie; Messias is de Hogepriester, die de liefde van God voor Israël bemiddelt aan diegenen van de naties die zich identificeren met Israël door hem, de ware Israëliet. Vandaar dat Hashem’s liefde voor Israël centraal blijft staan binnen het grotere verhaal van de Bijbel.

Maar Ahavat Yisrael spreekt niet alleen van Gods liefde voor Israël, maar ook van onze liefde voor Israël, voor het levende Joodse volk om ons heen. Gelovigen uit de niet-Joden kunnen ook delen in dit aspect van Ahavat Yisrael, en dit delen is de sleutel tot vruchtbare niet-Joodse deelname aan Messiasbelijdend Jodendom. Ahavat Yisrael beschrijft, meer dan enig ander model, de roeping van niet-Joden binnen het Messiasbelijdende Jodendom.

Laten we kort drie gangbare alternatieve modellen voor niet-Joden beschouwen. Indien goed begrepen en toegepast, kan elk van deze een heilzame richting geven, maar elk is vatbaar voor veel vervorming en is ongeschikt als primaire motivatie.

1. Joodse Evangelisatie
Messiaans Jodendom moet getuigenis afleggen van Jesjoea als Messias binnen de grotere Joodse wereld, en zal normaal gesproken trachten andere Joden te beïnvloeden in de richting van geloof in de Messias. Inderdaad, de toekomst van onze beweging hangt af van het aantrekken van nieuwe Joodse aanhangers. Toch kunnen onze gemeenten niet louter platforms voor evangelisatie zijn, maar moeten zij echte Joodse gemeenschapsuitingen voor de Messias zijn binnen de grotere Joodse gemeenschap. Als Jesjoea de Joodse Messias is, dan moet er een manier zijn waarop zijn volgelingen met integriteit kunnen getuigen van het Joodse volk, ondanks eeuwen van misbruik en misverstand. Niet-Joden die het goede nieuws van de Messias aan het Joodse volk willen verkondigen, moeten liefhebbers van Israël zijn, gevoelig voor de pijn van Israëls millennia-lange interactie met het christendom. Inderdaad, alleen Ahavat Yisrael, niet evangelische ijver, zal een manier vinden om Jesjoea als Messias te verkondigen die Joodse zielen en Joodse families niet verscheurt. De Messiaans-Joodse gemeente zien als een zendingspost vertekent onze goddelijke roeping om Joodse gemeenschappen voor de Messias te bouwen, maar niet-Joodse leden die bewogen worden door liefde voor het Joodse volk kunnen een vitale rol spelen in het bouwen van zulke gemeenschappen.

2. Eenheid van Joden en niet-Joden in de Messias
Het definiëren van Messiasbelijdend Jodendom stelt dat de eenheid van Joden en niet-Joden in de Messias het best gezamenlijk tot uitdrukking kan worden gebracht, wanneer Messiasbelijdende Joodse gemeenten diepe relaties opbouwen met niet-Joodse kerken. Joodse en niet-Joodse gemeenten binnen het grotere Lichaam van de Messias, anticiperen in hun voortdurende onderscheid en wederzijdse zegen op de sjalom van de toekomende wereld. Een poging om te anticiperen op deze sjalom binnen een lokale Joods-Joodse gemeente zal het “voortdurende onderscheid” tussen Jood en niet-Jood, dat noodzakelijk is voor “wederzijdse zegening”, verminderen. Niet-Joden zijn zeker welkom binnen Messiaans-Joodse gemeenten, en vaak essentieel voor de taak om deze gemeenten op te bouwen, maar de gemeenten blijven Joods, en geen uitdrukking van “één nieuwe mens” die Jood noch Griek is. Veel van hun leven is gebaseerd, niet strikt op de Schrift of op universele voorschriften voor alle gelovigen, maar op Joods onderwijs en traditie. Niet-Joden, bewogen door Ahavat Yisrael, zullen op deze voorwaarden deelnemen aan de Messiaans-Joodse gemeente.

3. Terugkeer naar de Torah
Het is niet de missie van Messiasbelijdend Jodendom om niet-Joden op te roepen tot Torah en Joodse wortels. Sterker nog, het bevorderen van Joodse wortels (afhankelijk van wat men onder die term verstaat) zou de unieke plaats van Israël in Gods plan kunnen aantasten. De Torah blijft een levend en relevant document voor alle gelovigen, Joods en niet-Joods, maar veel van zijn specifieke kenmerken zijn alleen voor Israël bedoeld. Messiasbelijdende Joden moeten putten uit de rijke traditie van de Torah, niet noodzakelijkerwijs omdat deze traditie voor alle gelovigen verplicht is, maar omdat wij Joden zijn. Niet-Joden kunnen bewogen worden om deel te nemen aan deze traditie uit liefde voor Israël en de God van Israël, maar zij moeten voorzichtig zijn met het bevestigen van de unieke relatie van Israël tot de Torah.

De Schrift schildert Israël af als een volk dat geroepen is om apart te blijven – “een volk dat alleen zal wonen, en dat onder de volken niet zal worden gerekend” (Numeri 23:9, JPS). Een groot deel van de Torah is gegeven om Israëls aparte bestemming uit te drukken en te bewaren. Een beweging van Joodse wortels die het onderscheid tussen Joden en niet-Joden niet zorgvuldig respecteert, kan Gods doelen voor beiden belemmeren. En het kan het centrale punt van het Nieuwe Verbond missen – de verlossende aanwezigheid van de Messias in deze tijd door zijn Geest.

In het forum van vorig jaar stelde Jerry Feldman de vraag: “Wat is de roeping van een niet-Jood in een Messiaanse gemeente?” Hij antwoordde met wat neerkomt op een beschrijving van Ahavat Yisrael:

Ik vraag niet van niet-Joden om Jood te worden. Denk eerder aan onze Joodse kinderen die opgroeien met een Joodse identiteit in de doeleinden van God als het overblijfsel van Israël. Alles wat afbreuk zou doen aan de trouw van God, waarvan het geredde Israël het embleem is, heeft ernstige gevolgen. Het is duidelijk dat niet-Joden niets mogen zijn, doen of verwachten dat onze verantwoordelijkheid als Joden vermindert. Commentaar impliceert soms dat “wij te Joods zijn”, of dat “wij meer in de Geest zouden moeten aanbidden” (geworteld in een niet-Joodse verwachting die meer door de plaatselijke kerk dan door Joodse Bijbelse bronnen is gecultiveerd)…. Ruth had deze opmerkingen en eisen nooit toen zij zei: “Uw God zal mijn God zijn; uw volk zal mijn volk zijn.”

Deze opofferende liefde voor Israël is geworteld in Gods eigen liefde voor Israël, zoals beschreven in de zegen die voorafgaat aan het ochtend Shema:

Met een overvloedige liefde hebt U ons liefgehad, Hashem, onze God; met een buitengewoon groot medelijden hebt U medelijden met ons gehad…. U hebt ons uitverkoren uit alle volkeren en talen. En U hebt ons voor altijd in waarheid dicht bij Uw grote Naam gebracht, om U lovende dank te brengen, en Uw Eenheid met liefde te verkondigen. Gezegend zijt Gij, Hashem, Die Zijn volk Israël met liefde verkiest (uit de Artscroll Siddur).

Ahavat Yisrael als primaire motivatie vermindert de niet-Joodse deelname aan het Messiaanse Jodendom niet, maar verheft het, want het is deelname aan Gods eigen liefde voor zijn volk. Deze liefde trekt ons allen – zowel Joden als niet-Joden – in het dienaarschap dat door de Messias zelf wordt belichaamd. Niet-Joden in het Messiaanse Jodendom zijn er niet voor zichzelf, maar voor Messias’ eigen volk, dat in zijn naam is verwond door andere heidenen. En Joden in het Messiaanse Jodendom zijn hier ook niet voor zichzelf, maar moeten de afwijzing en het onbegrip accepteren dat Messias in het midden van zijn eigen volk ondergaat. Samen hebben Joden en niet-Joden in het Messiaans Jodendom het zeldzame voorrecht om het opofferende leven te belichamen van de Messias die wij verkondigen.

Russell L. Resnik is secretaris-generaal van de UMJC.

Dit bericht is geplaatst in Israël, Jodendom. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *