Wat kunnen we met historische zekerheid zeggen over het optreden van Jezus van Nazareth?
Er is een samenvatting gegeven door Sanders van datgene wat we volstrekt zeker weten, datgene wat we met enige zekerheid weten en dan ook nog de categorieën van wat waarschijnlijk is of mogelijk is maar ook een categorie van wat echt is uitgesloten en we hebben het dan over de wijze waarop de geschiedenis van Jezus in de evangelieën en de brieven van het Nieuwe Testament wordt weergegeven.
En daar zit een belangrijk idee achter namelijk dat de theologie zich toch zou moeten richten op de geschiedenis en niet dat de theologie het beeld van de geschiedenis moet gaan bepalen. Dat is meestal wat er gebeurt. Het is het geloof wat het historisch onderzoek doorgaans heeft geleid.
Wat weten we dan zeker van het optreden van Jezus? Nu dat Jezus zichzelf gezien heeft als de laatste boodschapper van God voordat het koninkrijk zou aanbreken. We weten zeker dat hij uitzag naar een nieuwe orde van het leven die zou worden geschapen door een krachtige daad van God. In die nieuwe orde zouden de twaalf stammen weer verzameld worden. Er zou een nieuwe tempel komen. Er zou geen geweld meer nodig zijn. Echtscheiding zou niet noodzakelijk zijn, maar ook niet zijn toegestaan. En mensen in de marge van de samenleving zouden een plaats hebben, inclusief de zondaars. Jezus en zijn discipelen, aangeduid als de armen, de nederigen, die zouden de leidende rol spelen in dat koninkrijk.
We weten dat Jezus volgelingen heeft gehad die deze verwachting hebben gevolgd. En die geheel en al bereid waren om een dergelijke transformatie van het leven mee te maken, zelfs na zijn dood en na de verhalen van de opstanding. Ongetwijfeld heeft Jezus ook volgelingen gehad onder de grote menigten in Jeruzalem en elders. Zij werden aangetrokken door zijn genezingen, maar ook door zijn boodschap. Want de massa, de gemiddelde Israëliet, die kreeg in zijn visie een belangrijke plaats in het koninkrijk. Sommigen hebben hem gezien als een grote figuur uit het verleden van Israël. Sommigen dachten aan Jeremia. Anderen hebben hem misschien aangeduid als zoon van God.
Nu is dat alles helemaal niet uniek. We kunnen op een sociologische manier en een psychologische manier Jezus en zijn beweging heel goed begrijpen. Eigenlijk is niets van wat we van Jezus weten uniek. Zijn wonderen niet, de geweldloosheid niet, de eschatologische verwachting niet en ook niet zijn handreiking naar de mensen in de marge. Hij was ook niet uniek in dit opzicht, dat hij zijn eigen missie zag als van cruciaal belang en het is ook niet uniek dat hij geloofde in gods genade. Nu kunnen we wel zeggen dat die combinatie van factoren uniek is, maar dat betekent alleen maar dat hij een echte persoon was.
Misschien dat zijn onderwijs op een unieke manier diepzinnig en creatief was. Zeker zijn de gelijkenissen die aan Jezus worden toegeschreven een bijzondere vorm van literatuur. Alleen we hebben geen vergelijkingsmateriaal. We weten dat Judas de Galileer als leraar bekend stond en dat hij ook volgelingen had, maar de geschiedenis heeft niet bewaard wat hij onderwees of hoe hij onderwees. En uit historisch onderzoek is gebleken dat we eigenlijk niet zeker weten dat de gelijkenissen van Jezus werkelijk door hem verteld zijn. Het is zeker mogelijk dat er gelijkenissen gecomponeerd konden worden door zijn latere volgelingen.
Dus het christendom begint als een vernieuwingsbeweging die helemaal niet uniek te noemen valt en die zeker binnen de grenzen van het jodendom valt. We weten een heleboel dingen ook niet. We weten bijvoorbeeld niet of en hoe Jezus zichzelf een rol gaf in het koninkrijk dat zou komen. Jezus heeft zijn koningschap eigenlijk nooit rechtstreeks geclaimd. Natuurlijk, de discipelen hebben hem de titel messias of christus gegeven en dat staat gelijk als een claim om leider te zijn, de koning te zijn in dat koninkrijk. Het is zeker waar dat anderen gedacht hebben dat hij pretendeerde de koning van de joden te zijn. Maar we vinden eigenlijk geen aanwijzing dat Jezus dat zelf geclaimd heeft.
Hij heeft wel geclaimd een beslissende rol te spelen in het tot stand komen van dat koninkrijk. Wat hij geclaimd heeft over zichzelf stond zo ongeveer gelijk aan het claimen van het koningschap. Maar een rechtstreekse claim kunnen we niet echt vinden. De enige directe bewering die Jezus daarover heeft gedaan is het symbolische gebaar waarmee hij Jeruzalem binnengaat rijdend op een ezel. Maar of dat verhaal authentiek is, is niet zeker.
De historische informatie over Jezus maakt duidelijk dat zijn houding tegenover de tempel, tegenover de twaalf discipelen, het verbod op echtscheiding, zijn omgang met de zondaars in Israël, dat alles kan authentiek worden genoemd. Goed, er is wel iets gebeurd tussen wat we van Jezus weten historisch en de opvattingen die de discipelen later rondom Jezus hebben opgebouwd.
Het belangrijkste is misschien dit. Jezus kwam om de zondaars te roepen. Zoveel is duidelijk. Hij kwam om die zondaars en anderen die in de marge stonden ook een plaats aan te bieden in het komende koninkrijk. Maar dat element van Jezus’ boodschap werd door de discipelen omgevormd tot de overtuiging dat Jezus juist gestorven was om die zondaars te redden van de zonde en om die zondaars weer op het rechte pad te brengen.
Dat rechte pad, die verandering van het leven, was in het begin van de kerk een hele belangrijke zaak. Nu, deze oproep aan de zondaars betekent zelfs dat Jezus verwachtte dat hun gedrag de normale vereisten in het jodendom zou overstijgen. Is het mogelijk dat Jezus dat inderdaad gedaan heeft, een hogere gerechtigheid heeft gevraagd van degene die hem hadden geaccepteerd? Is het mogelijk dat hij afgezien heeft van de normale wijze waarop de tora gerechtigheid zou bewerkstelligen? Of is dat nou juist weer iets wat de latere volgelingen van Jezus uiteindelijk hebben ontwikkeld? Zou het nou echt zo zijn dat Jezus zou hebben onderwezen dat je niet langer aan de tora moest houden en dat dat met name gold voor niet-joden die dan ook helemaal niets met de tora te maken zouden hebben? Of is dat nou juist een uitvinding van Paulus en dat Paulus daarmee historisch gezien de eigenlijke stichter is van de christelijke gemeente en daarbij moet ik de kanttekening maken dat uit onderzoek ook nog eens een keer blijkt dat we dat niet zo simpel van Paulus zelfs kunnen zeggen. Ook Paulus kent eigenlijk niet het opgeven van de tora en dus ook als we Paulus op een historische manier gaan beschouwen komen we in conflict met de theologie.
Maar dit is dus een heel belangrijk punt over die verhouding van geschiedenis en theologie. De geschiedenis zoals we die nu langzamerhand leren kennen, onder andere door het werk van Sanders en door James Dunn en door anderen, die leidt ertoe dat we ook een andere theologie zullen moeten opbouwen. De teksten van het Nieuwe Testament krijgen heel duidelijk een andere strekking en betekenis. Alleen, de theologie heeft tot dusver op geen enkele manier zich kunnen aanpassen aan deze nieuwe inzichten over de werkelijke geschiedenis waarin Jezus staat.
De literatuur van het Nieuwe Testament kunnen we samenvattend zeggen is propagandistische literatuur geleid door een theologisch systeem dat geleidelijk aan zich is gaan ontwikkelen na de dood en opstanding van Jezus. En de moderne, de huidige theologie zal die verschillende lagen in de geschiedenis rondom Jezus en de eerste discipelen moeten verwerken om tot een andere, een vernieuwde theologie te komen in plaats van te doen wat nu gebruikelijk is om vanuit de theologie van de reformatie of vanuit de traditie van de rooms-katholieke kerk of vanuit negentiende-eeuwse liberaal-protestantse opvattingen het historisch beeld van Jezus te bepalen. Dan span je het paard achter de wagen want dan dicteer je wat de geschiedenis moet zijn vanuit een theologisch dus vooringenomen perspectief. Laten we eens kijken of er een theologie mogelijk is zou ik zeggen die aansluit bij wat we historisch langzamerhand echt weten. En een van die grote bronnen voor dat inzicht is het boek Jezus en het Jodendom van Sanders waaruit ik nu een klein gedeelte heb weergegeven.