Zijn niet-joodse gelovigen gebonden aan de joodse voedselwetten?

De conclusie van ons onderzoek naar het zevende hoofdstuk van het evangelie van Marcus hebben we nog niet gegeven. Kinzer formuleert dat op pagina 57. Ik geef hier de samenvatting:

Als de joodse dieetwetten zijn gebaseerd op een objectief onderscheid tussen bepaalde soorten vlees die gezien worden als onrein en andere soorten die gezien worden als rein, op grond waarvan kan men dan zeggen dat niet joodse gelovigen in Jezus mogen eten wat onrein is?

Als niet-joodse gelovigen een lager niveau van reinheid hebben dan joden, dan kan men zeggen dat het niet uitmaakt. Dan mogen niet-joodse gelovigen eten wat onrein is.

Als Joodse gelovigen in Jezus geacht worden gereinigd te zijn door Jezus, dan hebben zij, net als de joden, de verplichting om alleen te eten wat rein is. Alleen dan is er een gelijkwaardigheid in de status tussen joodse en niet-joodse gelovigen in Jezus.

Of men moet tot de conclusie komen, dat voedsel dat is toegestaan voor niet joden maar verboden is voor joden, eigenlijk toch (objectief) rein is.

Het lijkt duidelijk te zijn dat Jezus niet ontkend heeft dat er zoiets bestaat als rituele onreinheid. Dat zien we wanneer we zuiver en alleen kijken naar de uitspraken van Jezus zelf. In de uiteindelijke versie van het evangelie van Marcus wordt de traditie echter geïnterpreteerd om te zeggen dat de niet-joodse gelovigen in Jezus niet langer de joodse voedselwet hoefden te volgen, en dat dit niet als gevolg had dat ze een lagere status van reinheid hadden. Er lijkt een duidelijk verschil te zijn tussen wat Jezus zelf gedacht en gezegd heeft, en wat nauwelijks 20 of 30 jaar later de interpretatie daarvan was in de gemengde gemeente in Rome. Huidige lezers van het evangelie van Marcus nemen onmiddellijk als vanzelfsprekend aan dat ofwel Jezus, ofwel het evangelie van Marcus in zijn laatste versie, de joodse voedselwetten heeft afgeschaft. Dat is echter in strijd met de correcte interpretatie van de woorden van Jezus zelf, waarin Jezus een Thora getrouwe Jood is die de geaccepteerde joodse praktijk nergens probeert af te schaffen.

Nogmaals moeten we zeggen, dat het niet zinvol is dat het evangelie van Marcus overal Jezus beschrijft als Thora getrouw om dan vervolgens in een tussenzin te beweren dat hij in feite een fundamenteel element van het joodse leven zou hebben afgeschaft. Een gedachte trouwens, die ook door Mattheus en Lucas niet wordt ondersteund.

We moeten in het algemeen de voorkeur geven aan interpretaties van het Nieuwe Testament die de voortgaande geldigheid en geestelijke betekenis van het Joodse volk en zijn bijzondere manier van leven ondersteunen. De afschaffing van de voedselwetten is feitelijk de afschaffing van het Joodse volk zelf. Net als besnijdenis, sabbat en de grote feestdagen, zijn de voedselwetten van de Thora een fundamenteel symbool van de bijzondere roeping en de identiteit van het Joodse volk. Daarom mag men die beruchte passage uit Marcus 7:19 niet lezen als de grondslag voor de afschaffing van alle voedselwetten. Het lijkt een toevoeging aan de oorspronkelijke tekst te zijn – zoals ik zelf al heb beweerd in mijn dissertatie van 2001.

De eigenlijke betekenis is eerder, dat het natuurlijke proces van vertering alle voedsel rein maakt. De reden dat sommige soorten voedsel onrein zijn, ligt dus niet besloten in hun feitelijke karakter, maar alleen in het verbod dat God heeft uitgevaardigd. Niet de objectieve waarneembare eigenschappen van bijvoorbeeld varkensvlees maakt het onrein, maar de opdracht die God geeft om varkensvlees als onrein te beschouwen en niet te eten.

Alle voedsel is dus in beginsel en objectief gesproken rein. Zodat alleen nog het Woord van God de oorzaak kan zijn van het verbod voor zowel Joden als niet Joden onrein voedsel te eten.

In de woorden van Jochanan ben Zakkai: het is niet het lijk dat onreinheid overbrengt of het water dat reinheid bewerkt. Maar het is een decreet van de Heilige, gezegend zij Hij. De Heilige, gezegend zij Hij, heeft gezegd “een verordening heb Ik gegeven, een decreet heb ik gemaakt, en jullie hebben niet de vrijheid mijn decreet te overtreden: dit is de wetsverordening die de Here geboden heeft (Num. 19:1).”

Pesikta deRav Kahana, 4:7.

Dit bericht is geplaatst in Heiliging, Israël, Jodendom. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *