Wat doet het Jodendom met de “Zondeval”? – korte antwoorden

Het idee van de “zondeval” in Genesis 3 wordt in het Jodendom niet op dezelfde manier uitgelegd als in het Christendom. Het Jodendom accepteert de doctrine van de erfzonde niet, die stelt dat alle mensen geboren worden met een zondige natuur en schuldig zijn aan de ongehoorzaamheid van Adam en Eva.

Het Jodendom accepteert ook niet de doctrine van de verzoening, die stelt dat Jezus Christus stierf om de straf voor de menselijke zonde te betalen en de relatie tussen God en de mensheid te herstellen.

Het Jodendom ziet het verhaal van Adam en Eva eerder als een symbolische en morele les dan als een historische en theologische gebeurtenis. Het Jodendom leert dat mensen geboren worden met een goede neiging en een kwade neiging, en dat ze een vrije wil hebben om hiertussen te kiezen.

Het Jodendom leert ook dat God genadig en vergevingsgezind is en dat mensen berouw kunnen tonen en tot God kunnen terugkeren door de Torah en de geboden te volgen.

Het Jodendom gelooft niet dat mensen een bemiddelaar of verlosser nodig hebben om met God verzoend te worden, maar dat zij God rechtstreeks kunnen benaderen door gebed en aanbidding.

Dit bericht is geplaatst in Jodendom. Bookmark de permalink.

4 reacties op Wat doet het Jodendom met de “Zondeval”? – korte antwoorden

  1. Jan Luiten schreef:

    N.B. In de vorige versie zijn de openingszinnen bij de genummerde punten weggevallen. Hieronder de juiste versie.

    Beste Robbert, ik ben heel blij met deze blog, waarmee me eindelijk duidelijk wordt hoe het Jodendom Genesis 3 en de daaraan verbonden theologie uitlegt. Dank daarvoor. Ik kan me nog wel voorstellen dat er binnen het Jodendom nog wat variaties in uitleg bestaan, maar ik naam aan dat jij de gangbare uitleg hebt weergegeven.
    Je noemt een aantal punten die bij het onderwerp ‘zondeval’ van belang zijn. Ik loop er een paar langs.

    1.Het verhaal van Adam en Eva eerder als symbolische en morele les dan als historische en theologische gebeurtenis. Dat is een lastige. Bedoel je dan dat ook geldt voor Genesis 1 en 2? Op een gegeven moment is het boek Genesis gewone geschiedschrijving en dan zou er dus ergens een knip moeten zijn tussen niet-historische naar historische gedeelten. Vooralsnog houd ik zelf aan dat het hele boek Genesis geschiedschrijving is, met dien verstande dat de hoofdstukken 1, 2 en 3 zijn geschreven in beeldtaal, symbolisch dus. Na de verbanning van Adam en Eva uit het paradijs, gaat het verhaal over in concrete geschiedschrijving. Ik hanteer dus een knip tussen Genesis 3 en 4. Verder ben ik van mening dat na de ongehoorzaamheid van Adam en Eva er een vloek over de wereld is uitgesproken. Wat wij sinds Genesis 4 (en de zondvloed) zien is een geschonden, een bedorven, wereld, waar natuurrampen, misoogsten, ziekte enz. plaatsvinden. (De doornen en distels, zwoegen en zweten). Wat wij nu aarde noemen is niet het paradijs maar slechts een glimp er van. Let er ook eens op dat in het paradijs alle dieren planteneters waren (Gen. 1:30) en nu niet, en dat juist in enkele profetieën van Jesaja de panter zal neerliggen bij het bokje en de leeuw stro zal eten als het rund. Deze beloften zijn voor mij een groot houvast om het leven in de huidige wereld dragelijk te houden. Klinkt misschien wat naief, maar ik haat de ‘circle of life’, waarin beesten elkaar opeten en waarin ik Gods hand niet kan zien.
    Ook het scheppingsverhaal als verkondiging van de waarheid dat onze kosmos geschapen is, is voor mij essentieel.
    Je zult begrijpen dat ik daarmee ook Genesis 3, net andersom, eerder als geschiedenis (in symbooltaal beschreven) aanneem, dan als symbolische of morele les. En dat heeft dan weer gevolgen voor de uitleg van dat hoofdstuk.

    2.Mensen worden geboren met een goede neiging en een kwade neiging, en hebben een vrije wil hebben om hiertussen te kiezen.
    Alweer zo’n lastig onderwerp. De Heidelbergse Catechismus zegt in vraag/antwoord 8 dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op alle kwaad. Dat denk ik zelf niet. De ervaring leert: een mens is niet 100% goed en niet 100% kwaad. Tenminste, ik ken genoeg mensen, ook atheisten, die goede dingen, hartelijk menselijke dingen, doen. Echter, perfekt is niemand en misschien kleeft er aan elk goeds ook een randje kwaad. Maar tegenover dit alles staat dan weer dat de Schrift leert dat alles mensen op aarde slecht waren en dat alles wat ze uitdachten steeds even slecht was (Genesis 6:5).
    Of de keuze tussen goed of kwaad ‘neutraal’ te maken is? Dat denk ik niet. Het kwade trekt, je geeft er soms aan toe, soms bied je weerstand. Misschien kan je nog van Eva zeggen dat, toen ze door de slang verleid werd, ze neutraal kon zijn.
    En dan is er ook nog een andere invalshoek mogelijk. Het zijn niet zozeer onze slechte daden, maar ons wantrouwen dat er niet voor ons wordt gezorgd en dan met name niet door onze Schepper, waardoor wij geneigd zijn tot kwaad. De grondstemming van de mens is er één van angsten. En één van die angsten is om te kort te komen.

    3.De doctrine van de erfzonde: alle mensen geboren worden met een zondige natuur en schuldig zijn aan de ongehoorzaamheid van Adam en Eva. Dat eerste geloof ik wel, dat tweede niet. Adam en Eva zijn in de modder gesprongen, ik ben er in geboren (zie Romeinen 5:14, de zonde van Adam wordt ons niet in rekening gebracht). Alleen voor mijn eigen zondige daden ben ik verantwoordelijk en die daden doe ik ook, dat wel. Dus niet zozeer de zondaar wordt direkt veroordeeld, maar de zonden die hij doet. Dus, God kiest nog steeds voor de zondaar. Is dat niet ook een mogelijke uitleg van die tekst waar gesproken wordt dat God vijandschap zet tussen het zaad van de slang en het zaad van Eva?

    4. Het Jodendom gelooft niet dat mensen een bemiddelaar of verlosser nodig hebben.
    Dat verbaast me enigszins. Mozes kan toch als middelaar tussen God en het volk gezien worden als hij na de zonde met het gouden kalf voor het volk pleit bij de Heer (Exodus 32:30). En alleen de hogepriester mocht in het heilige der heilige komen. Met andere woorden: het is eigenlijk niet mogelijk zonder tussenpersoon God te ontmoeten. Ook moesten er offers gebracht worden waarvan sommige brandoffers ter verzoening waren (Leviticus 1:4, 4:20). Daar tegen in zou Psalm 51: 19 genoemd kunnen worden (God vraagt een verbrijzeld hart en geen offeranden), hoewel dan in vers 21 van die psalm dan weer gezegd wordt de God behagen zal hebben in offers naar de eis, brandoffers in hun geheel gebracht.
    Volgt uit uitspraak 4 dat de messias naar Joods begrip dus uitsluitend een koning, een rechtvaardige heerser, zal moeten zijn?

    Nogmaals dank voor je ‘korte antwoorden’ op de vraag wat het Jodendom met de ‘zondeval’ doet. Je hebt me weer flink aan het denken gezet.

  2. Jan Luiten schreef:

    Beste Robbert, ik ben heel blij met deze blog, waarmee me eindelijk duidelijk wordt hoe het Jodendom Genesis 3 en de daaraan verbonden theologie uitlegt. Dank daarvoor. Ik kan me nog wel voorstellen dat er binnen het Jodendom wat variaties in uitleg bestaan, maar ik naam aan dat jij de gangbare uitleg hebt weergegeven.
    Je noemt een aantal punten die bij het onderwerp ‘zondeval’ van belang zijn. Ik loop er een paar langs.

    1. Dat is een lastige. Bedoel je dat dat ook geldt voor Genesis 1 en 2? Op een gegeven moment is het boek Genesis gewone geschiedschrijving en dan zou er dus ergens een knip moeten zijn tussen niet-historische naar historische gedeelten. Vooralsnog houd ik zelf aan dat het hele boek Genesis geschiedschrijving is, met dien verstande dat de hoofdstukken 1, 2 en 3 zijn geschreven in beeldtaal, symbolisch dus. Na de verbanning van Adam en Eva uit het paradijs, gaat het verhaal over in concrete geschiedschrijving. Ik hanteer dus een knip tussen Genesis 3 en 4. Verder ben ik van mening dat na de ongehoorzaamheid van Adam en Eva er een vloek over de wereld is uitgesproken. Wat wij sinds Genesis 4 (en de zondvloed) zien is een geschonden, een bedorven, wereld, waar natuurrampen, misoogsten, ziekte enz. plaatsvinden. (De doornen en distels, zwoegen en zweten). Wat wij nu aarde noemen is niet het paradijs maar slechts een glimp er van. Let er ook eens op dat in het paradijs alle dieren planteneters waren (Gen. 1:30) en nu niet, en dat juist in enkele profetieën van Jesaja de panter zal neerliggen bij het bokje en de leeuw stro zal eten als het rund. Deze beloften zijn voor mij een groot houvast om het leven in de huidige wereld dragelijk te houden. Klinkt misschien wat naief, maar ik haat de ‘circle of life’, waarin beesten elkaar opeten en waarin ik Gods hand niet kan zien.
    Ook het scheppingsverhaal als verkondiging van de waarheid dat onze kosmos geschapen is, is voor mij essentieel.
    Je zult begrijpen dat ik daarmee ook Genesis 3 dus eerder als geschiedenis (in symbooltaal beschreven) aanneem, dan als symbolische of morele les. En dat heeft dan weer gevolgen voor de uitleg van dat hoofdstuk.

    2..
    Alweer zo’n lastig onderwerp. De Heidelbergse Catechismus zegt in vraag/antwoord 8 dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op alle kwaad. Dat denk ik zelf niet. De ervaring leert: een mens is niet 100% goed en niet 100% kwaad. Tenminste, ik ken genoeg mensen, ook atheisten, die goede dingen, hartelijk menselijke dingen, doen. Echter, perfekt is niemand en misschien kleeft er aan elk goeds ook een randje kwaad. Maar tegenover dit alles staat dan weer dat de Schrift leert dat alles mensen op aarde slecht waren en dat alles wat ze uitdachten steeds even slecht was (Genesis 6:5).
    Of de keuze tussen goed of kwaad ‘neutraal’ te maken is? Dat denk ik niet. Het kwade trekt, je geeft er soms aan toe, soms bied je weerstand. Misschien kan je nog van Eva zeggen dat, toen ze door de slang verleid werd, ze neutraal kon zijn.
    En dan is er ook nog een andere invalshoek mogelijk. Het zijn niet zozeer onze slechte daden, maar ons wantrouwen dat er niet voor ons wordt gezorgd en dan met name niet door onze Schepper, waardoor wij geneigd zijn tot kwaad. De grondstemming van de mens is er één van angsten. En één van die angsten is om te kort te komen.

    3. Dat eerste geloof ik wel, dat tweede niet. Adam en Eva zijn in de modder gesprongen, ik ben er in geboren (zie Romeinen 5:14, de zonde van Adam wordt ons niet in rekening gebracht). Alleen voor mijn eigen zondige daden ben ik verantwoordelijk en die daden doe ik ook, dat wel. Dus niet zozeer de zondaar wordt direkt veroordeeld, maar de zonden die hij doet. Dus, God kiest nog steeds voor de zondaar. Is dat niet ook een mogelijke uitleg van die tekst waar gezegd wordt dat God vijandschap zet tussen het zaad van de slang en het zaad van Eva?

    4. .
    Dat verbaast me enigszins. Mozes kan toch als middelaar tussen God en het volk gezien worden als hij na de zonde met het gouden kalf voor het volk pleit bij de Heer (Exodus 32:30). En alleen de hogepriester mocht in het heilige der heilige komen. Met andere woorden: het is eigenlijk niet mogelijk zonder tussenpersoon God te ontmoeten. Ook moesten er offers gebracht worden waarvan sommige brandoffers ter verzoening waren (Leviticus 1:4, 4:20). Daar tegen in zou Psalm 51: 19 genoemd kunnen worden (God vraagt een verbrijzeld hart en geen offeranden), hoewel dan in vers 21 van die zelfde psalm dan weer gezegd wordt de God behagen zal hebben in offers naar de eis, brandoffers in hun geheel gebracht.
    Volgt uit uitspraak 4 dat de messias naar Joods begrip dus uitsluitend een koning, een rechtvaardige heerser, zal moeten zijn?

    Nogmaals dank voor je ‘korte antwoorden’ op de vraag wat het Jodendom met de ‘zondeval’ doet. Je hebt me weer flink aan het denken gezet!

  3. Synco schreef:

    Dan had het boek Leviticus ook niet geschreven hoeven te worden of scherpet gezegd opgenomen worden in ‘The Thora’. Golgotha geeft juist de volledige verzoening aan de gehele gemeente Israel voor wie zich bekeerd. Want bloed werkt verzoening (Leviticus 17 vers 11).

    • Robbert Veen schreef:

      “Bloed bewerkt verzoening voor een leven” (Lev. 17:11) is niet hetzelfde als “zonder bloedstorting is geen vergeving”(Heb. 9:22).

      De tekst van leviticus 17 bedoelt niet te zeggen dat alleen door bloedstorting vergeving mogelijk is. Leviticus 4:1, 2 en Numeri 15:24-31 maken duidelijk dat het bloedige zondoffer alleen bedoeld was om vergeving te ontvangen voor onopzettelijke zonden. Eenieder die bewust zondigt, zegt Num. 15, in rebellie tegenover God, zal worden afgesneden van het leven (karet – God snijdt hem af van de zegeningen van het leven en/of neemt hem weg uit het leven) en zijn schuld blijft op hem.

      Alleen bij het schuldoffer (Lev. 5) is er een nauwkeurig omschreven mogelijkheid een bloedig offer te brengen voor een opzettelijke zonde – hoewel de verzoening niet alleen ligt in het wegnemen van de schuld (lees hier: consequenties) van de zonde.

      Trouwens, de armen mochten een graanoffer, dus een niet-bloedig offer, brengen.

      De zondebok die de schuld en de zonden van het volk wegdroeg op de Grote Verzoendag werd niet geslacht, maar de woestijn ingestuurd of van een klif gegooid (voor Azazel) – geen bloed dus. De geit die wel werd geslacht, en waarvan het bloed op het altaar gesprenkeld werd, was voor de verzoening (reiniging) van het altaar, en niet voor het volk.

      De inwoners van Nineveh ontvingen vergeving door berouw te tonen (Jona 3:10). David ontving vergeving door zijn belijdenis van zonden tegenover Nathan (2 Sam. 12:13).

      In het NT wordt Jezus wel aangeduid als het Paaslam, maar het Paasoffer heeft geen verband met verzoening. Omdat bhet lam als een godheid werd vereerd in Egypte, konden de Joden duidelijk maken dat ze bij de God van Israël hoorden door een lam te offeren. Zonder de Tempel werkt het gebed als een “offer voor de zonden”, maar nog steeds alleen voor de onopzettelijke.

      In het algemeen ligt de weg van de verzoening in het OT in het luisteren naar de Torah: “Offer en brandoffer hebt U niet gewild, maar U heeft mijn oren geopend… (Ps. 40:6).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *