Het belang van de geschiedenis in de theologie over Israël – Mark Kinzer #3

Postmissionair Messiaans Jodendom – Mark Kinzer

Hoofdstuk 1, deel 2


In de vorige aflevering hebben we twee zaken vastgesteld:

  • Het Nieuwe Testament kan niet worden begrepen zonder dat we de situatie van de gemeenschap voor wie deze tekst van het hoogste belang was, daarbij betrekken. De historisch grammaticale methode is daartoe niet voldoende in staat. In die methode werd geen rekening gehouden met de gemeenschap waarin die exegese zou landen, noch met de intellectuele matrix waarin die teksten waren ontstaan.
  • De leerstellingen die we aan het Nieuwe Testament ontlenen, moeten worden getoetst op hun ethische consequenties. Zo hebben we gezien aan het voorbeeld van de exegese van deze woorden: “zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.”

Er is nog een derde beginsel van groot belang: de overtuiging dat de God van Israël handelt in de geschiedenis. Dat geldt niet alleen maar voor de geschiedenis die in de Bijbel wordt verteld, die een unieke status van openbaring heeft. Het moet ook gelden voor de geschiedenis na het einde van het Bijbelse verhaal.

De poging om het handelen van God in de geschiedenis te begrijpen en de “tekenen van de tijd” te interpreteren is een gevaarlijke onderneming. Christenen bijvoorbeeld hebben de ballingschap van het volk Israël in de eerste eeuw van de gewone tijdrekening, geïnterpreteerd als de definitieve ondergang van het verbond met Israël. Voor sommigen was de Holocaust het teken van deze definitieve afkeer van God tegenover zijn volk.

Het ligt echter meer voor de hand om beide te zien als een aanwijzing van de diepe zonden van de niet-joodse volkeren, zodat het overleven van Israël en de stichting van de staat Israël als Gods antwoord op de dreiging van de volkeren kan worden verstaan. De Holocaust kan worden gezien als de ultieme uitkomst van het antisemitisme dat binnen de kerk vanaf de tweede eeuw tot op de huidige dag zich heeft kunnen ontwikkelen.

In het Jodendom is ook steeds een poging gedaan om de opkomst van het christendom als een historische macht te kunnen verklaren. Bijvoorbeeld door te zeggen dat in het christendom en aantal belangrijke Joodse leerstellingen werden onderwezen aan de volkeren van de wereld. De transformatie van de Romeinse wereld tot het christendom was geen ongeluk maar toch uiteindelijk een onderdeel van Gods plan voor de verlossing van de mensheid.

Eigenlijk is dit “lezen van de geschiedenis” een onderdeel van elke interpretatie. Wat is immers interpretatie? Robert Louis Wilken:

Interpretatie is altijd een kwestie geweest van het leggen van een verband tussen wat gezegd wordt in een deel van de Bijbel met wat in andere delen van de Bijbel wordt gevonden, om vervolgens het resultaat daarvan te verbinden met het geloof van de gemeenschap die uit de Bijbel leeft. Het doel van de interpretatie is niet om vast te stellen wat een passage in de Bijbel oorspronkelijk heeft betekend. Dat is maar één aspect van het werk van de Bijbeluitleg. De historische exegese moet worden voltooid door de tekst te verbinden met de rest van de Bijbel, het geloof van het leven van de gemeenschap – de kerk of Israël – en met alles wat gebeurd is nadat de Bijbel geschreven was. (Mijn vrije weergave)

Welke historische gebeurtenissen zijn nu belangrijk voor het werk van de exegese?

In de eerste plaats het verlies van een zichtbare Joodse presentie in de kerk. Een beweging van Joden werd eerst een beweging geleid door Joden, met een niet-joodse meerderheid, maar uiteindelijk een beweging die werd geleid door niet-joden en bijna uitsluitend uit niet-joden bestond. Voor Paulus zou een dergelijke niet-joodse kerk, die voor zichzelf afzonderlijk bestaat, zonder een Joods element, geheel en al onbegrijpelijk zijn, en wellicht niet eens theologisch houdbaar.

Met een zichtbare Joodse kern, kon de kerk nog beweren dat zij een vitale verbinding had met Israël. Met het verdwijnen van deze Joodse kern, was er geen directe samenhang meer met Israël, en daarom kon de kerk zich snel ontwikkelen tot de opvatting dat zij de vervanging van Israël was.

De tweede belangrijke historische ontwikkeling is het overleven en zelfs de opbloei van het joodse volk en het Jodendom. De niet-joodse theologie binnen het christendom ontwikkelde zich juist in tegenovergestelde richting. De vernietiging van Jeruzalem in het jaar 70, het einde van de tempel en de ondergang van de priesters, de verovering van Israël door de Romeinen leidden er, voor niet-joodse christenen toe om aan te nemen, dat Israël niet langer als een apart volk kon bestaan en was vervangen door het christendom. Maar nu, ruim 2000 jaar na de komst van Jezus, zijn er bloeiende Joodse gemeenschappen die de wetten van Mozes volgen en daarom sabbat, besnijdenis, kasjroet, Pesach en de andere feestdagen et cetera onderhouden.

Dit feit ging niet onopgemerkt aan christelijke theologen voorbij. Augustinus meende echter, dat de theologische verklaring van dit overleven van het Jodendom was, dat Israël geroepen was om getuige te zijn van Gods oordeel over de zonde. In essentie was dat ook nog de opvatting van Karl Barth in de 20e eeuw – zelfs na de Holocaust. Christenen hebben de opbloei van de niet-joodse kerk als een werk van God gezien, maar aan het overleven en zelfs de bloei van het joodse volk  – de vorming van de Talmoed! – hebben ze alleen maar een negatieve betekenis kunnen geven.

Een derde historische ontwikkeling is de opkomst van een gewelddadig en heftig antisemitisme in de christelijke traditie. Dat gaat niet alleen maar over de ethische consequenties van een bepaalde exegese. De vraag is wat de theologische betekenis is van het feit dat christenen de Joden hebben vervolgd vanwege specifieke christelijke motieven. Na het horen van het verhaal van het lijden en sterven van Jezus, waarin Joden nadrukkelijk als Godsmoordenaars getoond werden, werden joodse wijken bestormd, Joods eigendom vernield, en Joden geslagen en gedood. Een curieuze imitatie van de menigte in Jeruzalem die geacht werd het lijden van de Messias te hebben veroorzaakt.

Uiteraard vinden we in de Holocaust de vierde grote historische gebeurtenis. Het is zeker waar dat oorspronkelijk de christelijke theologie door de Holocaust diepgaand is beïnvloed. Het inzicht groeide dat je hier met de culminatie van eeuwen van triomfantalisme (vervangingsleer), anti-judaïsme en antisemitisme te maken krijgt. De Holocaust is natuurlijk rechtstreeks de onvoorstelbare zonde van het nationaalsocialisme, waarin ook alle vormen van het traditionele christendom werd gehaat en bestreden. Het christendom heeft deze uitbarsting van geweld tegen Israël echter wel mogelijk gemaakt.

Een vijfde historische gebeurtenis van belang voor de christelijke theologie is de terugkeer van het Joodse volk naar het land Israël. Het heeft in beginsel een relatie van de theologie tot het Israël van het heden mogelijk gemaakt. Hoewel we meteen moeten aantekenen, dat de Reformatorische theologie in hoge mate betrokken blijft op het verleden van Israël, en de evangelische theologie eigenlijk alleen maar horen wil van een Israël in de toekomst.

Tenslotte is er een zesde belangrijke historische ontwikkeling en dat is het ontstaan van de Messiaanse Joodse beweging in de tweede helft van de 20e eeuw. Wat deze beweging precies betekent is het onderwerp van het hele boek van Mark Kinzer: Postmissionair Messiaans Jodendom.

Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *