Aantekening bij Mark Kinzer #2

Mark S. Kinzer: Postmissionair Messiaans Jodendom

Hoofdstuk 1: Ecclesiologie en Bijbelinterpretatie


De teksten van het Nieuwe Testament kunnen altijd op verschillende manieren worden uitgelegd. Dat is ook het geval bij de toepassing van een manier van lezen die de voorkeur geniet van de Protestantse beweging: de historisch- grammaticale interpretatie. Het is onmogelijk om een enkele, juiste betekenis van de tekst voor de kerk vast te stellen. Bijbelse teksten hebben een “onherleidbare veelzinnigheid.” Niet alle interpretaties zijn zinvol, maar die ene interpretatie die samenvalt met de oorspronkelijke intentie van de schrijver kan nooit worden gevonden.

Bovendien kan de boodschap van de Bijbelse tekst niet worden losgemaakt van de concrete realiteit van de gemeenschap die zich aan deze tekst verbonden heeft. Zo is het bijvoorbeeld praktisch onmogelijk om de teksten van Paulus over Israël, het Jodendom en de Thora harmonieus met elkaar te verbinden.

Op grond hiervan moet de protestantse traditie in het lezen van de Schrift aan een correctie en en zuivering worden onderworpen. Bepaalde vooroordelen moeten worden afgebouwd:

  1. Joodse bekeerlingen zijn christenen.
  2. Het onderscheid van Joodse en niet-joodse heeft geen betekenis in de kerk.
  3. De Torah van Mozes is alleen een profetische voorbereiding tot de komst van de Verlosser.
  4. De Torah is niet langer de door God gegeven grondwet van Israël.
  5. Rechtvaardiging door geloof alleen impliceert dat gehoorzaamheid aan de Torah volledig is afgeschaft.
  6. De hele christelijke ethiek is gebaseerd op het werk van de Heilige Geest in ons.
  7. Alle joden moeten worden bekeerd tot het christendom voordat de Messias kan terugkeren.
  8. Met de komst van Jezus begint ook het christendom.

We interpreteren de Bijbelse teksten vanuit een samenvattend verhaal. De kern van dat verhaal is het volgende: de schepper van alle dingen sluit een verbond met een volk, bevrijdt het uit de slavernij in Egypte, en onderwijst hen een manier van leven waarin het karakter van deze God zichtbaar wordt gemaakt.

De woord-daad (davar) van God in de geschiedenis correspondeert met de woord-daden (devariem) die aan Israël zijn opgedragen. (Dt. 6)

Wat is het criterium voor theologische waarheid?


  • Christelijk: de theoretische waarheden van de Bijbel staan los van de praktische voorschriften voor het leven van degenen, die deze waarheden belijden.
  • Joods: het criterium van de waarheid is functioneel, dat wil zeggen de joodse ethiek is consequentialistisch.
  • Jezus: “aan deze twee geboden hangt heel de wet en de profeten” (Mat. 22:40.)

Dat wil zeggen dat de sleutel van de interpretatie van de Schrift in de vorm van deze beide geboden bestaat. Als de consequentie van de uitleg van een passage in het Nieuwe Testament ligt in de verwerping, de minachting of de vervolging van Joden, kan die uitleg niet waar zijn.

Voorbeeld: De uitleg van Mat. 27:25 kan onmogelijk zijn, dat het joodse volk de schuld draagt voor de moord op Jezus. Dat weten we omdat we in de geschiedenis hebben gezien hoe deze tekst is toegepast – Holocaust.

Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Aantekening bij Mark Kinzer #2

  1. Jan Luiten schreef:

    Misschien niet helemaal de juiste plek voor mijn reactie, maar ik reageer op meerdere van je video’s waarin je aangeeft dat de theologie van Paulus ‘midrasj’ is. Ik vat hieronder het begrip ‘midrasj’ eerst ruim op en neem daarbij aan dat je een uitleg van de betekenis van leer en leven van Jezus Christus bedoelt en vervolgens neem ik het begrip enger (eigenlijker) waarbij het uitsluitend uitleg van OT-ische teksten betreft. In beide gevallen ga ik er van uit dat je uitspraak bedoelt dat de uitleg van Paulus één van de mogelijkheden is, naast andere mogelijkheden.

    * Wat zijn Paulus’ bronnen?
    a. Allereerst is daar zijn plotsklapse bekering. Van een vervolger van Christus wordt hij direct een verkondiger van Hem als Zoon van God en bewijst de Joden in Damascus dat Jezus de Messias is (Hand. 9). Alleen al die ontmoeting met Jezus is voor Paulus voldoende om Hem te kunnen verkondigen. Het is niet te verwachten dat Paulus dan later met EEN uitleg komt, maar juist met de echte betekenis van leer en leven van Christus (Hand. 22 vers 14, 15).
    b. Paulus werd bijna onmiddellijk opgenomen in de kring van de apostelen. Dat betekent dat de leer die Paulus voorstond overeen moet zijn gekomen met die van de apostelen. Die leer is dan niet anders dan die van bijvoorbeeld de apostelen Johannes of Petrus. Ook later is er, afgezien van discussies over reeds bestaande Joodse gebruiken, geen enkele kritiek van de apostelen op de leer van Paulus, maar juist instemming (Hand. 21 vers 19, 20a). In II Petr. 3 vers 16 is wordt, afgezien dat zij als moeilijk worden gekenschetst, zonder bezwaren gerefereerd aan de brieven van Paulus.
    c. De leer van de apostelen gaat terug op de leer van Jezus zelf. De apostelen waren er bij. De evangelien getuigen van deze leer en Jezus zelf heeft na zijn opstanding de leer aangaande Hem uitgelegd (Luc. 24 vers 27, Hand. 1 vers 3b). Zijn leer was bij de apostelen, en daarmee ook bij Paulus, bekend.
    d. Heel in het kort gezegd komen de volgende, in de historie verankerde, kernbegrippen zowel in de Tenach, bij Jezus als bij Paulus en met elkaar overeenstemmend voor: schepping, zondeval, verzoening door een offer, vergeving, het uitverkoren volk Israel, het houden van de wet.

    * Gezag
    Jezus’ leer was met gezag, dit in tegenstelling tot de schriftgeleerden (Luc. 4 vers 32, Matt. 7 vers 29). Paulus is zich bewust van zijn roeping om het evangelie te verkondigen. Hij getuigt van zichzelf en van zijn medeverkondigers dat zij in Christus spreken uit zuivere bedoelingen en op gezag van God en voor Gods aangezicht (2 Cor. 2:17).

    * Midrasj in engere zin
    Hier gaat het om de uitleg van teksten uit het O.T. die door Paulus in zijn brieven worden aangehaald. Me beperkend tot de Romeinen-brief lijken de meeste teksten toegepast te worden in de directe betekenis (‘pesjat’). Dat kan je inderdaad niet zeggen van de aanhaling van Deut. 30 vers 11-14 in Rom.10 vers 5 – 8. Hier heb je een aparte video/blog aan gewijd. Ik ben van plan daar apart op terug te komen.

    Bovenstaande overziend zou ik willen stellen dat de brieven van Paulus niet EEN uitleg zijn, maar gezaghebbende verkondiging. Dat is geen uniek verschijnsel in de Bijbel. In Exodus 4: 12b zegt de Heer tot Mozes: Ik zal met uw mond zijn en u leren wat gij spreken moet.
    Het belangrijkste vind ik voor me zelf dat de brieven van Paulus een natuurlijke vanzelfsprekendheid hebben met een dusdanig belangrijke, serieuze en belangeloos gebrachte boodschap dat ik geen reden zie om ze in twijfel te trekken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *