Stilte – en het spreken van de HEERE

Wij onderschatten de waarde van stilte. In gebedskringen maak je vaak mee, dat vurige bidders de een na de andere het woord nemen. In andere kringen is er een pijnlijke stilte als gevraagd wordt of iemand met gebed wil openen. Dan maar liever een “stukkie” voorlezen. Ook in de eredienst moeten er niet al te lange stiltes vallen en zelfs het stil gebed mag toch eigenlijk niet langer duren dan pak en beet 30 seconden. (Of zelfs nog minder.)

Of spreekt God in de stilte tot ons hart? Moeten wij niet stil zijn, om de stem van de Heer te kunnen verstaan? Jeremia moest tien jaar wachten, vóórdat de Heer Zijn woorden tot hem begon te spreken. (Jer. 42:7) Waren die tien jaren dan verloren tijd? Of is in die stilte dit woord voorbereid, heeft Jeremia het woord dat eerder gesproken was, op zich laten inwerken?

In elke conversatie is stilte wezenlijk: we spreken niet door elkaar héén. Stilte is luisteren, afwachten, bereidheid om iets te horen, en niet alleen het woord te némen. Het is niet anders met de dialoog die wij gebed noemen. Zo zei Samuel al: Heer, uw dienaar luistert. Stil maar, wacht maar, opdat Hij ons het Goede kan laten horen.

Maar de stilte van de Heer is misschien ook zelf een spreken, het is iets actiefs. Het is niet alleen de afwezigheid van woorden, maar het is betekenisvol zwijgen. Je roept als kind tegen je vader, dat je je speelgoed gaat kapotslaan. En je vader zwijgt en kijkt je alleen maar aan. Is dat geen communicatie? Is dat zwijgen niet veelzeggend? Ook Gods stilte is veelzeggend. In de ruimte die dat zwijgen opent, bereiken we onze diepste gevoelens en gedachten.

Stilte is noodzaak. Ook en juist in de gemeente die Gods woord wil horen. Oók en juist in een gebedssamenkomst, waar het ons erom gaat de stem van de Heilige Geest te horen.

Oecumene

DE BRIEF VAN DE APOSTEL PAULUS

AAN DE GEMEENTE VAN

 

TER APEL

 

  1. Paulus, een geroepen apostel van Jezus Christus door de wil van God, en Timotheus, de broeder, aan de gemeente van God die in Ter Apel is, aan de geheiligden in Christus Jezus,
    2. met allen die de naam van onze Here aanroepen: genade zij u en vrede van God, onze vader, en van de Here Jezus Christus, in de gemeenschap van de Heilige Geest.
    3. Ik dank mijn God altijd voor u, vanwege de genade van God die u gegeven is in Christus Jezus.
    4. U bent immers rijk in Hem, in spreken en kennis in de mate waarin het getuigenis van Christus bevestigd is onder u.
    5. God zal u ook bevestigen tot het einde toe, want Hij is getrouw door Wie u geroepen bent tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onze Here.
    6. Maar ik roep u ertoe op, broeders en zusters, door de Naam van onze Here Jezus Christus, dat u eensgezind bent in uw spreken en handelen, en dat er onder u geen scheuringen zijn, maar dat u hecht aaneengesmeed bent, één van denken en één van gevoelen.
    7. Want mij is over u bekend gemaakt, broeders en zusters, dat er scheuringen onder u zijn. Ik bedoel dit, dat sommigen van u zeggen ik ben van Calvijn, ik van Luther, ik van Benedictus en ik van Christus.
    8. Is Christus dan verdeeld? Is Benedictus soms voor u gekruisigd? Of bent u dan in de naam van Calvijn gedoopt?
    9. Onder u hebben velen het Evangelie verkondigd, niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus zijn inhoud niet verliest. Wie heeft u dan betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen?
    10.  U voor wie Jezus Christus gekruisigd is? Dit wil ik dan van u vernemen: hebt u de verlossing ontvangen op grond  van de werken van de wet? Of door de genade van het geloof?
    11. U bent met het Evangelie begonnen, gaat u dan nu eindigen met de werken van het vlees?
    12.  Broeders en zusters, ik kan u alleen maar overleveren wat ik ook ontvangen heb, dat Christus voor onze zonden gestorven is, en dat hij begraven is en op de derde dag is opgestaan, en dat hij ten hemel is gevaren en nu zijn plaats inneemt aan de rechterhand van de majesteit in de hoge.
    13. Als Christus niet is opgewekt uit de doden, dan is alle prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is dan ook uw geloof.
    14. Dan zijn uw voorgangers valse getuigen van God. Zij hebben namelijk van God getuigd dat Hij Christus heeft opgewekt uit de doden.
    15. Ik zeg het u nog eens. Als Christus niet is opgewekt, is uw geloof zinloos. Maar dan bent u nog in uw zonden.
    16. Onderzoek uzelf of u nog in het geloof staat, beproef uzelf. Weet u niet van uzelf dat Jezus Christus in u is? Want zonder geloof in Hem is het onmogelijk God te behagen.
    17. Waarom is voor u het eerste onderwijs nog nodig met betrekking tot onze Heere Jezus Christus? Gaat dan voort tot de volmaaktheid, zonder opnieuw het fundament te leggen van het geloof in God en in Zijn Zoon Jezus Christus, van de rechtvaardiging door geloof en van de heiliging door de werking van Zijn Geest.
    18. Verzuim dan de onderlinge bijeenkomst niet, zoals het bij sommigen de gewoonte is, maar spoort elkander aan.
    19. Laat dan het gebed van uw hart zijn, dat Christus door het geloof in uw harten woont en u in de liefde geworteld en gefundeerd bent, zodat u de liefde van Christus zou kennen, die alle kennis te boven gaat en vervuld zou worden tot heel de volheid van God.
    20. Geeft dan eer aan hen die Hij gegeven heeft om onder u te werken: pastoraal werkers en leraars, evangelisten en ouderlingen, om u toe te rusten tot het werk van dienstbetoon, tot de opbouw van het lichaam van Christus, en de eenheid van het geloof en de kennis van de Zoon van God.
    21. Verdraagt elkander dan in liefde, in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met het geduld van de Geest. Bidt voor elkander.
    22. Want zo bent u geroepen: één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen en door allen en in u allen is.
    23. Vrede zij u allen, en liefde met geloof, van God de Vader en van de Here Jezus Christus.
    24. De genade zij met allen die onze Here Jezus Christus in waarheid liefhebben. Amen.

Brief aan een ketter

Beste Ketter,

Ik noem je zo omdat je zelf schrijft, dat je je met je opvattingen “in het spoor van ketterij” gesteld hebt. Namelijk omdat je geen “kwalitatief verschil” erkent tussen jou en Jezus. Daarmee zeg je dat Jezus gewoon een mens is zoals jij en ik. Je hebt gelijk. Dan ben je een ketter. Dan heb je het christelijk erf verlaten.

Maar ik wil graag op enkele punten ingaan. In de hoop je op een spoor te zetten dat dichter bij de kern van het evangelie ligt. Wat een verrassing was jouw brief voor mij. Meteen al omdat je op mijn website bent geweest. Dat zijn er niet veel! Mijn hartelijke dank ook voor jouw woorden van waardering voor de Schriftstudie over het evangelie van Marcus.

Maar nu je verbazing. En je ketterij.

Je vindt dat ik een “protestantse bril” draagt en daarmee in de Schrift terugvindt, wat ik er al vantevoren in wil vinden. Je valt er over dat ik blijkbaar alleen maar kan lezen, wat ik geacht word te lezen. Je schrijft: “het hele calvinistische gedachtegoed kun je vinden in de Schrift, mits je deze scant met het beoogde gedachtegoed in je achterhoofd.” Ik denk dat je daarmee tekort doet aan de zorgvuldigheid waarmee Calvijn zijn Bijbelse theologie als basis heeft gebruikt voor zijn gedachtegoed – dat was bij hem in ieder geval de uitkomst van nadenken over de Schrift, en stond niet al van tevoren vast. Calvijn was toch geen calvinist! (Net zomin als ik trouwens.)

Nu is het wel zo dat deze studie van Marcus – op de website en Youtube – in het kader staat van de voorbereiding op de belijdenis. In die studie is om die reden de Apostolische Geloofsbelijdenis het uitgangspunt, maar dat betekent nog niet dat ik verkeerd lees. In ieder geval lees ik de vier evangeliën als een samenhangende boodschap, waardoor ik bijvoorbeeld de uitdrukking “Zoon van God” in Markus niet kan lezen zonder te denken aan het evangelie van Johannes: “Het Woord is vlees geworden… een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader.” Die samenhang in de Schrift, dát is mijn bril.

Jij leest weliswaar met een andere bril, maar dat is er ook een. En dat is het idee dat er een normatief joods beeld van Jezus zou moeten zijn dat oorspronkelijker is dan het kerkelijke beeld van de Apostolische Belijdenis. Alle teksten van het Nieuwe Testament zijn echter ontstaan binnen een joodse context en ik zie geen reden om de Hellenistische karaktertrekken daarvan als niet authentiek te zien. Het zuiver “joodse” is immers ook een constructie, gebaseerd op het Jodendom van de ballingschap, het Jodendom van de Talmoed. Het Jodendom van de eerste eeuw kent veel grotere variatie en breedte van denken.

Jij zegt dat het na 2000 jaar tijd wordt om Jezus niet langer te interpreteren als een avatardie afgedaald is op deze aarde. Je noemt dat een Arische interpretatie. Joodse oren zouden het leven van Jezus nooit en nooit zo geïnterpreteerd zijn.

Speel je echter hiermee niet opnieuw de lage christologie – Jezus als Messiaanse koning – uit tegen de hoge christologie – Jezus als Zoon van God? Hebben we die hele vermoeiende discussie tussen 1950 en 1980 dan niet eens een keer achter de rug? Ik denk dat zowel de hoge als de lage christologie gebaseerd is op de Schrift. Zonder de hoge is het leven van Jezus niet normatief, en zonder de lage wordt Jezus inderdaad een “avatar.” Maar waarom niet beide? Was dat niet juist het genie van de vroege kerk, om vol te houden dat Jezus Christus waarachtig God én waarachtig mens was? In veel periode van de kerkgeschiedenis kwam het accent nu eens op het ene dan weer op het andere te liggen. Maar horen ze niet werkelijk bij elkaar?

Ik denk dat het tijd wordt om juist de hoge christologie, die bijna verdwenen is in onze kerk en in onze geloofsbeleving, weer centraal te stellen. Jezus niet alleen maar te zien als de goedwillende maar falende leraar, maar als de mens in wie God beslissend gehandeld heeft. Zozeer zelfs, dat we moeten belijden dat wie de Zoon gezien heeft, de Vader gezien heeft. Belijden dus dat het aardse leven van Jezus de historische openbaring van God is – het geheim van de godsvrucht is immers, zoals de jood Paulus schrijft, dat “God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de geest, is gezien door de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid.” (1 Timotheus 3:16) Is dat niet het grote geheim dat Paulus mocht zien en de kerk heeft willen begrijpen, dat uiteindelijk uit Israël naar het vlees de Christus is voortgekomen, “dewelke is God boven alles, te prijzen in eeuwigheid”? (Rom. 9:5)

Je schrijft verder dat we sinds de 19e eeuw de Schrift in reliëf zijn gaan zien. Ik vind dat een mooie uitdrukking. Je legt uit wat je bedoelt: “we kennen de historische ontwikkeling van de Schrift en de wereld waarin deze ontwikkeling plaatsvond. Het is niet zinvol om alles even zwaar te wegen.”

Maar betekent dat dan, dat wij nu kunnen oordelen over de Schrift, omdat we haar ontwikkeling zouden kennen en de historische context waarin ze is ontstaan? Wanneer – de jood – Johannes schrijft, dat het “Woord is vlees geworden” kan er een dissertatie worden geschreven over de historische achtergrond ervan. (Lees het boek van Bultmann maar eens.) Betekent dat voor jou onmiddellijk, dat jij nu mag beoordelen of dit zwaar is of niet, in historische zin? Het lijkt mij immers duidelijk dat theologisch gezien, dit een beslissende en fundamentele uitspraak is over de status van Jezus leven. Jij plaatst dathistorisch in de marge, terwijl ik het theologisch als grondslag neem van alle andere uitspraken over Jezus.

Mijn vraag aan jou is dus deze: hangt de theologische zwaarte van de Schrift af van de historische beoordeling van het ontstaan van een tekst?

En is dat geen variant van een andere vorm van het relativisme: dat de theologische zwaarte van de Schrift afhangt van de gelovige receptie – van de vraag dus wat ik ermee kan doen?

Of het nu wel of niet waar is wat jij schrijft, dat het gaat om “een verstaan met hellenistische oren van een joodse geschiedenis” – ik denk dat we dat joodse niet tegen het hellenistische mogen uitspelen. Sterker nog, ik denk dat we met Europese oren nu eindelijk eens de geschiedenis van Jezus op aarde moeten verstaan vanuit het geheel van het Apostolische Getuigenis. Zonder met negentiende-eeuwse chirurgische middelen de Schrift te ontleden om er uit te halen wat ons bevalt. Of wat past bij een door ons geconstrueerd beeld van het normatieve jodendom.

Wanneer de kerk Jezus principieel gaat zien als een “geïnspireerd en inspirerend mens”, zoals jij schrijft, doet ze naar mijn overtuiging geen stap voorwaarts, maar valt ze definitief in de afgrond. De inspiratie van Jezus als een martelaar uit de geschiedenis, doet mij niets. Maar een levende Heere Jezus Christus, die de zondenlast van de wereld wilde dragen, en die is opgestaan uit de doden, en die ik met Thomas kan aanspreken als “mijn Here, mijn God,” dat is de Jezus die mij inspireert.

Ik geloof niet dat de christelijke traditie een stap voorwaarts kan maken, door Jezus als geïnspireerd en inspirerend mens te interpreteren. Die interpretatie is bovendien niet nieuw. Dit is al geprobeerd vanaf de dagen van Schleiermacher in de 19e eeuw. Overal waar die interpretatie opduikt, loopt de kerk (nog sneller) leeg en wordt het evangelie krachteloos. Kijk maar naar de realiteit van de vrijzinnige gemeenten in Nederland. Daar is geen bloei of herstel van te verwachten. Kijk maar naar de televisie-theologen die de een na de ander de conclusie trekken, dat uiteindelijk alle geloof wegvalt. Een zachte hulpverlenersmystiek is alles wat overblijft. En helaas, ook mijn kerk loopt het risico dat ze in de afgrond van het relativisme en de vrijzinnigheid verdwijnt.

Zoals je ongetwijfeld verwachtte, blijf ik bij mijn standpunt. Vooral omdat het naar mijn overtuiging het erop aankomt om nu, juist nu!, pal te staan voor de belijdenis. Wat mij betreft, ik blijf de Heere Jezus dienen.

Nogmaals mijn dank voor je brief, en ik hoop dat je het goed vindt dat ik hem heb behandeld alsof hij als brief op de site was gezet. Ik zal je ook nog privé schrijven. Maar dit is mijn openbare antwoord.

Met vriendelijke groet,

je broeder in Christus,

 

Robbert

De revolutie van Genesis

Het boek Genesis in de Bijbel begint met de zin: “In den beginne schiep God de hemel en de aarde.” Er zijn wel andere vertalingen mogelijk, maar dit is toch de meest bekende.

De betekenis van deze zin is in ieder geval revolutionair te noemen. Dat er een God was, die de wereld gewild heeft en tot stand heeft gebracht en er een doel mee had, is een strijdkreet. Het is gericht tegen opvattingen van het leven die een veelheid van verschillende machten en krachten willen erkennen in plaats van deze ene persoonlijke oorsprong. Het verhaal is gericht tegen de machten die de menselijkheid verstoren. Het is gericht tegen leringen van mensen die de zin van hun leven zoeken in macht. Omdat alleen God de oorsprong van een rechtvaardige en vredige samenleving is en niet menselijke systemen.

Doorgaan met het lezen van “De revolutie van Genesis”

De economie van Abel

In de jaren zeventig van de vorige eeuw gingen er op het platteland van Noord-Amerika nogal wat familiebedrijven failliet. De stijgende kosten van grote landbouwmachines, benzine, kunstmest en dure bankleningen waren hiervan de oorzaak. Tegelijkertijd bloeiden de bedrijven van de zeer orthodoxe en streng-gelovige Amish in de Verenigde Staten. Zij stichtten nieuwe kolonies, verdubbelden hun populatie en hun landbezit zo’n beetje elke generatie. Zij lieten zien hoe een laag-technische beschaving in de moderne markteconomie toch kan bloeien.

Doorgaan met het lezen van “De economie van Abel”

Ik geloof….

Wat geloof ik eigenlijk?
Elke geloofsbelijdenis begint met de woorden “ik geloof”. Ik geloof in God de Vader etc. In de Zoon etc. In de Heilige Geest etc. etc. Het evangelie vraagt geloof. Mijn persoonlijke geloof, in de ik-vorm. In het Latijn: credo. Maar wat geloof ik dan?
Het evangelie in de Bijbel is niet alleen een verhaal dat onze interesse wil wekken. Het is geen infotainment. Als je de evangelisten goed leest dan willen ze ons een geschiedenis vertellen. De geschiedenis van een persoon die geloof, d.w.z. vertrouwen van ons vraagt. Het evangelie is een geschenk. Het geschenk namelijk van een ontmoeting met God. Het evangelie is een woord van toenadering en liefde dat God in Christus heeft gesproken. Zo, denk ik, hebben de evangelieschrijvers en de apostelen het bedoeld.
Het evangelie is volgens mij niet alleen maar een verhaal dat mensen verteld hebben, maar het is op een of andere manier een openbaring. God zelf heeft gesproken. De kern van het evangelie is dat God zelf laat zien wat Hij van de mensen wil, en een weg opent om in relatie met Hem te kunnen leven.
Wat wil die God dan? Zo heb ik het begrepen: wat God ten diepste wil, is gerechtigheid. Dat woord betekent veel dingen tegelijk. Verzoening, vrede, liefde, genade, verlossing, bevrijding, dat alles is inbegrepen in Gods gerechtigheid. En dat alles aanvaarden we in het geloof. Dat is ons antwoord op wat God gesproken heeft. Geloven betekent het geschenk aannemen dat God ons aanbiedt. En er dan ook naar leven.

Vertrouwen en geloof
Wat betekent ‘geloven’ dan? Het lijkt erop dat we met het woord geloven twee dingen tegelijk kunnen bedoelen. Aan de ene kant betekent het in de Bijbel zoiets als ‘trouw’, een vertrouwen geven aan iemand, in dit geval aan God zelf. Maar het woord geloven verwijst ook naar de inhoud, naar ‘wat’ we geloven. Het is een geloof hechten, een vertrouwen geven aan wat gesproken is, aan het Woord van God. En omdat Jezus het Woord van God is (Joh. 1: 14) vallen beide betekenissen ook weer samen in ons geloof in Christus. We geloven in een persoon die in levenden lijve het gesproken woord van God is. Daar zit een diep mysterie achter.
Zoals in elke menselijke ontmoeting vertrouwen we een persoon, als we de woorden vertrouwen die iemand spreekt. Dat je iemand vertrouwt, blijkt pas uit het vertrouwen in wat die persoon zegt. Je kunt niet zeggen dat je iemand vertrouwt als je niet gelooft dat de woorden die iemand spreekt waar zijn.

Geloof in het Woord
Zo is het ook met het Bijbelse begrip ‘geloven’. In God geloven betekent ook dat we vertrouwen op Zijn Woord. D.w.z. dat we niet alleen in God, maar ook in Christus geloven die Gods Woord en openbaring is. In levenden lijve, want “het Woord is vlees geworden.”
Wat betekent dus ‘ik geloof’? Het betekent dat ik geloof (1) in een God die in Christus gesproken heeft en nog spreekt, en (2) in wat deze God ‘zegt’. Wat zegt deze God dan? Boven alles uit zegt deze God ‘Jezus’, in het Hebreeuws: jesjoea, d.w.z. Hij zal bevrijden.

Pasen: dat is Jezus

WIE IS JEZUS CHRISTUS?

Pasen is het antwoord op die vraag. Je voelt de spanning in het verhaal. Jezus gaat naar Jeruzalem. Nu moet blijken of men Hem aanvaarden zal als door God gezonden koning. Op een ezel trekt Hij de stad binnen, om mensen te herinneren aan de profeten. De ware koning zal zachtmoedig zijn, en op een ezel rijden. Hosanna, roept de menigte. Hier is hij dan. Nu worden we bevrijd. Van de Romeinen, van onze vernedering. Nu worden we weer baas in eigen huis, met een echte joodse koning!

Zo’n koning blijkt Jezus niet te zijn. Hij is geen politicus, geen machthebber. Hij komt om het Woord van God te verkondigen: bekeer je, wend je naar God, met heel je hart en heel je verstand. Want die God gaat Zijn Koninkrijk vestigen. In de harten van mensen, zonder dwang of geweld, louter door de kracht van liefde.

Die boodschap is storend en zwak tegelijk. Het brengt iedereen op andere gedachten. Kan dat wel, politiek zonder geweld? Vrijheid zonder dwang? Het goede en het kwade houden elkaar in evenwicht. Zonder het kwade is de wereld ondenkbaar. Wat wil die dromer? Of heeft hij een ‘geheime agenda’? Zoekt hij eigenlijk de revolutie? Tegen de tempel? Tegen de Romeinen? Tegen de keizer? Tegen de religieuze machthebbers, de priesters en de hogepriesters?

Ook zijn leerlingen zijn teleurgesteld. Zij hoopten op het wonder van een troonsbestijging. Maar deze Jezus houdt woord. Geen geweld. Geen wonder. Alleen de prediking van Gods aanbod. Nu moeten mensen antwoorden. Vanuit hun geloof. Vanuit hun vertrouwen in God. Met voorbijgaan van hun eigenbelang, angsten en geheime doelen. Eerlijk antwoord geven op de roepstem van God. Het blijkt alleen mogelijk voor een handjevol mensen, als het erop aankomt.

Jezus wordt gekruisigd. Romeinen en joden werken samen in hun ijver voor hun eigen goede doelen. Wat er gebeurt, is allemaal heel menselijk. De moordenaars van Jezus zijn plichtsgetrouwe burgers, redelijke politici, integere bestuurders. Ze hebben maar één fout. Ze houden geen rekening met God. Ze zien niet dat God zich in deze Jezus van Nazareth aan de mensen openbaart. Daarom moet de onschuldige maar worden geofferd om de rust in het land te herstellen. Om de massa’s geen valse hoop te geven. Om de Romeinen geen voorwendsel te geven voor nieuwe maatregelen van onderdrukking. ‘Politics as usual.’ Jezus sterft na een schijnproces. Misverstanden stapelen zich op. Je ziet hoe menselijke gerechtigheid faalt. Het zijn niet de minsten en de domsten die hier over Jezus moeten oordelen. Maar gerechtigheid brengen ze niet tot stand. Dat kunnen ze ook niet, zonder zichzelf te veroordelen. Zo ontmaskert Jezus nog door zijn dood de schijngerechtigheid van de ‘ware religie’ en de ‘ware staat’, van Jeruzalem en Rome.

   Eindigt daar het verhaal? Op Paasmorgen begint alles juist opnieuw. God laat zijn verworpen en gekruisigde Zoon niet in de steek. Hij wekt hem op uit de doden, geeft hem een nieuw bestaan te midden van Zijn leerlingen. Hij spreekt de onschuldig veroordeelde alsnog vrij. God rechtvaardigt zijn Zoon. En op grond daarvan geeft God aan Jezus een plaats in de hemel, op de troon van God zelf. De verworpen Jezus wordt koning van de wereld. Zoals Hij het zelf gezegd heeft. Nu is dat nog onzichtbaar. Nu is het nog alleen werkelijk in ons geloof en in onze harten. Maar ooit zal het zichtbaar worden. Zo wil God het. Zo zal het gebeuren. Onvermijdelijk. Dat geloven en belijden we met Pasen. Dat Jezus werkelijk de Heer is. De Heer van ons leven, de Heer van de geschiedenis en van de toekomst. Zijn woord is wet, Zijn leven is de norm. Hij roept ons: weest mijn navolgers! Dat is het antwoord van Pasen: Wie is Jezus? Hij is de opgestane Heer, de Christus die God gezonden heeft.