Wij moeten ons afvragen wat Jezus’ reactie was op de farizeïsche tradities. Stond Hij werkelijk zo ver af van de manier waarop de Farizeeën de wet uitlegden? We kunnen Jezus niet zomaar identificeren met een vorm van farizeïsme, en de klassieke visie vertelt ons dat Jezus zich verzette tegen de farizeese uitleg van de Torah. Wij moeten ten minste enkele bewijzen onderzoeken. Doorgaan met het lezen van “Jezus en de mondelinge wet (1) – uit mijn dissertatie”
Auteur: Robbert Veen
Wetsvrij evangelie of gehoorzaamheid aan de Wet van Christus? – uit mijn dissertatie
Zoals ik heb geprobeerd aan te tonen in mijn exegese van Matteüs 5 en 18, kan er weinig twijfel over bestaan dat Matteüs dacht dat de nieuwe halachah van Christus in overeenstemming was met de structuur van de geschreven Torah en met de mondelinge (joodse) traditie in het algemeen. Bovendien kan de aanhoudende kritiek op de farizeïsche hypocrisie, als we willen voorkomen dat dit een aan antisemitisme grenzende polemiek wordt, alleen worden begrepen als een specifiek Mattheaans hermeneutisch inzicht: dat de toetssteen van elke rechtsregel de mogelijkheid ervan is, en dat de waarheid ervan daarom berust op de integriteit van degene die hem onderwijst. Het gezag van de Messias, zoals zichtbaar geworden in Zijn volledige onderwerping aan Zijn hemelse vader, kan dan de basis zijn voor de gehoorzaamheid van de christen aan de messiaanse Torah. Doorgaan met het lezen van “Wetsvrij evangelie of gehoorzaamheid aan de Wet van Christus? – uit mijn dissertatie”
De vervulling van de wet – over Mattheüs 5:17 – uit mijn dissertatie
Vervulling van de wet (Matteüs 5 vers 17)
Nu zijn we enigszins voorbereid op de leesstrategie die ervan uitgaat dat de vervulling van de wet materieel hetzelfde inhoudt als een afschaffing. Wat betekent het eigenlijk om de wet te vervullen in een Joodse context? De uitdrukking “de wet vervullen” wordt opgevat als het equivalent van “de wet doen”, zoals in Rom. 2 vers 13. Jezus kwam dan om de wet te doen, om gehoorzaam te zijn aan al haar voorschriften. Doorgaan met het lezen van “De vervulling van de wet – over Mattheüs 5:17 – uit mijn dissertatie”
Is God vrezen hetzelfde als “bang zijn”?
Veel mensen houden niet van de uitdrukking “God vrezen” omdat het woord vrees nu eenmaal het idee oproept van een bang zijn voor God. En bang zijn van en voor God willen we natuurlijk niet. Er zijn daarom verschillende manieren in omloop om de associatie met die harde betekenis te vermijden. We kunnen bij voorbeeld zeggen dat dit “vrezen” hoort bij het beeld van een toornige God en dat dit alleen in het Oude Testament voorkomt. De God van het Nieuwe Testament is immers een lieve Vader die Zijn kinderen alleen het goede toewenst – mits ze maar voldoende geloof hebben zoals het welvaartsevangelie (Tom de Wal b.v. ) leert. Een andere strategie is de afzwakking van de – 17e-eeuwse – uitdrukking “vreze des Heeren” in een moderne jas gegoten. Vrees betekent dan eigenlijk alleen “respect” of “eerbied” en dat kennen we wel. Eerbied voor “grijze haren”, voor mensen in hoge posities e.d., kunnen we nog wel in verband brengen met ons geloof. Doorgaan met het lezen van “Is God vrezen hetzelfde als “bang zijn”?”
Paul Fahy – geschiedenis van de Charismatische Beweging (2016)
Merk op dat ik de term CM soms gebruik om te spreken van de specifieke Charismatische Beweging die opkwam vanaf 1960, maar op andere momenten is het een afkorting (om het kort te houden) voor zowel de CM als de Pinksterbeweging die haar voortbracht.
Het schandaal van de Pinksterbeweging
De oorsprong van de pinksterbeweging ligt in de 19e-eeuwse, Amerikaanse Wesleyan frontier revivals (waar allerlei vreemd gedrag werd vertoond), de toenemende seculiere belangstelling voor het paranormale en geesten (vooral in Amerika), vermengd met de excessen van de US Holiness Movement, waar tongen, trances en neervallen voor het eerst op grote schaal opdoken in de moderne christelijke wereld. Terwijl de Heiligheidsbeweging afnam, nam de Pinksterbeweging toe, waarbij enkele belangrijke leiders van partij wisselden (zoals Maria Woodworth-Etter). Doorgaan met het lezen van “Paul Fahy – geschiedenis van de Charismatische Beweging (2016)”
Jezus en de joodse wet – uit mijn dissertatie
De komende weken publiceer ik een vertaling van mijn dissertatie uit 2011: Obedience to the Law of Christ. Daarin stel ik alle vragen die me sinds de jaren 90 van de vorige eeuw begonnen bezig te houden. De relatie van jodendom en Christendom, de juiste houding van Christenen tegenover de Torah, dat alles was toen al (en nu opnieuw) mijn centrale focus. Ik doe geen moeite de tekst in overeenstemming te brengen met mijn huidige opvattingen. Grote verschillen zal ik in een aparte bijdrage aan de orde stellen.
LUISTER naar de tekst:
Marcus of Matteüs?
Wie is de “echte” Jezus? De Jezus van Marcus of de Jezus van Matteüs? Als de vroege en late kerkelijke praktijk ten minste als een deel van het antwoord kan worden beschouwd, dan is de “echte” Jezus duidelijk die van Marcus. De christelijke kerken houden zich niet aan de wetten van rituele zuiverheid, noch aan de verschillende voedselwetten, waaronder de Noachidische wetten over bloed en wurging, die blijkbaar door de raad van Jeruzalem waren aangenomen onder het gezamenlijk gezag van Jacobus, Petrus en Paulus (Handelingen 17). Doorgaan met het lezen van “Jezus en de joodse wet – uit mijn dissertatie”
Moeten nieuwtestamentische christenen wetten uit het Oude Testament gehoorzamen?
Het onderstaande artikel is van Matt Cover, en het Engelse origineel kun je HIER vinden.
Waarom volgen christenen tegenwoordig sommige wetten uit het Oude Testament, maar niet allemaal? Zijn christenen willekeurig in hun omgang met deze wetten, door te kiezen wat hen bevalt en te verwerpen wat hen niet bevalt? Doorgaan met het lezen van “Moeten nieuwtestamentische christenen wetten uit het Oude Testament gehoorzamen?”
De gevonden zoon weer verloren: kerkgeschiedenis
De parabel van de verloren zoon gaat niet over individuele bekering, maar wel over de houding van de Farizeeën tegenover de joden in de marge: tollenaars, ongeletterden, boeren, mensen die de Torah niet kennen. Bij uitbreiding mogen we er de niet-joodse volkeren in herkennen die het door God geschonkene verbrassen en pas willen terugkeren als ze de nood daartoe ervaren. De vroege gemeente is als die verloren zoon die mag terugkeren naar het Vaderhuis, met de oudste broer – hoe morrend ook – als hun leraar. Israël is immers het licht van de volkeren omdat aan hen de Torah is toevertrouwd. Maar dan begint de kerkgeschiedenis. Alleen de “vrienden van de oudste broer” kunnen nog een toegang vinden.
Een zekere mens had twee zonen. En de jongste van hen was ooit weggereisd in een ver gelegen land en had daar al zijn goed doorgebracht en overdadig geleefd. Als hij gebrek begon te lijden stond hij op, ging tot zijn vader en wilde tegen hem zeggen: “vader ik heb gezondigd tegen de hemel, en voor u.” En als hij nog ver van zijn vader was, zag hem zijn vader, en werd met innerlijke ontferming bewogen. En de vader viel hem om zijn hals, en kuste hem en gaf opdracht het gemeste kalf te brengen, het te slachten want, zo zei hij, “laat ons eten en vrolijk zijn, want deze mijn zoon was dood, en hij is weer levend geworden.”
Maar de oudste zoon werd toornig en wilde niet ingaan tot het feest. “Want,” zei hij, “uw zoon is gekomen, vader, die uw goed met hoeren doorgebracht heeft. Waarom hebt gij hem het gemeste kalf geslacht?” En de vader zei tot hem: “men behoort toch vrolijk en blij te zijn, want deze uw broeder was dood en is weer levend geworden.”
Maar het geschiedde niet vele dagen daarna dat de jongste zoon alles bijeenvergaderde en opnieuw wegreisde naar een ver gelegen land. Daar bracht hij opnieuw zijn goed door en leefde zo overdadig als hij maar kon. Dit keer kwam er geen hongersnood in het land en hij leed geen gebrek. En hij ging heen, en voegde zich bij een van de burgers van dat land en tegen een goed loon werd hij een huurling om de zwijnen te weiden. En tot zichzelf zei hij: “hoe zwaar is toch het leven van mijn vader en mijn broeder. Nooit hebben zij overvloed van brood en altijd vergaan zij van honger. Maar nu heb ik hier een goed leven, in dit ver gelegen land.”
En de oudste zoon was nog in het veld, en als hij kwam, en het huis naderde, hoorde hij het geween en het geweeklaag. En tot zich geroepen hebbende een van de knechten, vraagde, wat dat mocht zijn. En deze zei tot hem: “uw broeder is weggereisd, naar verluidt naar hetzelfde land waarheen hij ooit gereisd was. En uw vader heeft zijn kleren gescheurd en as over zijn hoofd geworpen, om over hem rouw te bedrijven”
En hij werd toornig en ging in om met zijn vader te spreken. Hij zei tot zijn vader: “heb ik u niet gezegd dat deze uw zoon zijn goed met hoeren doorgebracht heeft? Heb ik u niet gezegd dat hij alleen hierheen gekomen is, omdat de honger zwaar was in dat land? Heb ik u niet gezegd dat hij niet levend was geworden, maar in de dood gebleven is? Dat hij verloren was en niet is gevonden? Hij heeft u niet vele jaren gediend, en hij heeft steeds uw gebod overtreden en u hebt hem een gemest kalf geschonken, een ring aan zijn hand gedaan en schoenen aan zijn voeten.”
En de vader zei tot hem: “kind, jij bent altijd bij mij geweest, en al het mijne is het uwe. Wij behoren vrolijk en blij te zijn. Want uw broeder is wel dood en verloren, maar u leeft. Laten wij dan onze toorn achterlaten. Jouw broeder zal rekenschap geven van wat hij gedaan heeft.”
En de oudste zoon zei tot de vader: “ik bid u dan, vader, dat u mijn vrienden in uw huis toelaat. Want ik heb vijf vrienden, wilt u hun overtuigen dat zij Mozes en de profeten horen. Dan zullen wij ons over hen verheugen, dat zij dood waren en weer levend zijn geworden; dat zij verloren waren en weer zijn gevonden. Want wat mijn broeder betreft, als hij niet naar Mozes en de profeten wil horen, zo zal hij zelfs, al ware het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen.”
De Torah en het lijden – voorbereiding met Berachot 5a
De Torah en het lijden
[Op grond van Job 5:7]
R. Simeon b.Lakisj zegt: Als iemand de Tora bestudeert, blijft pijnlijk lijden van hem weg.
כׇּל הָעוֹסֵק בַּתּוֹרָה — יִסּוּרִין בְּדֵילִין הֵימֶנּוּ
Want er wordt gezegd: “En de zonen van reshev vliegen ‘uf omhoog.” (Job 5:7)
Het woord ‘uf verwijst alleen naar de Torah, zoals er geschreven staat: “Wilt gij uw ogen ervoor sluiten (hasa’if)? Het is verdwenen”, (Spr. 23:5). En ‘reshef‘ verwijst alleen naar pijnlijk lijden, zoals er geschreven staat: ‘Het verspillen van de honger, en het verslinden van de reshef [lijden].’ [Steinsalz: Hieruit leiden wij af dat men door Torah, vliegen (‘uf), in staat is om afstand te nemen, naar boven toe, van het lijden (reshef).]
R. Johanan zei tegen hem: Dit is zelfs aan schoolkinderen bekend. [Want het staat al in de vijf boeken van Mozes die schoolkinderen bestuderen.] Want er wordt gezegd:
“En Hij zei: Als gij ijverig luistert naar de stem van de Here, uw God, en doet wat goed is in Zijn ogen, en luistert naar Zijn geboden, en al Zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik geen van de ziekten op u leggen die Ik op de Egyptenaren heb gelegd; want Ik ben Hasjem die u geneest.” (Ex. 15:26)
[Op grond van Psalm 39:3.]
[R. Jochanan wil nu een uitleg geven die niet kan worden afgeleid uit de tekst van Job 5.] Eerder [moet u zeggen]:
Als iemand de gelegenheid heeft de Torah te bestuderen en deze niet bestudeert, bezoekt de Heilige, gezegend zij Hij, hem met pijnlijk lijden dat hem in beroering brengt.
כׇּל שֶׁאֶפְשָׁר לוֹ לַעֲסוֹק בַּתּוֹרָה וְאֵינוֹ עוֹסֵק הַקָּדוֹשׁ בָּרוּךְ הוּא מֵבִיא עָלָיו יִסּוּרִין מְכוֹעָרִין וְעוֹכְרִין אוֹתוֹ
Want er wordt gezegd:
“Ik was stom van stilzwijgen, ik zweeg van het goede, en mijn pijn werd opgewekt.” (Ps. 39:3)
‘Het goede’ verwijst alleen naar de Torah, zoals er staat: “Want Ik geef u een goede leer; verzaakt Mijn leer niet.” (Spr. 4:2)
Bavli Berachot 5a
Kornel Zathureczky – de drie-eenheid als val van het Christendom
Hieronder de teksten van Kornel Zathureczky die ik plaatste op Facebook: Doorgaan met het lezen van “Kornel Zathureczky – de drie-eenheid als val van het Christendom”