Verbonden met de Tora van Israël – naar een evangelische Halacha?

Er is een mooie uitspraak van Friedrich Marquardt: “door Jezus zijn we gebonden aan de Tora van Israël en door haar te volgen, volgen we ook het Joodse volk op de weg van de oude wereld tot de nieuwe wereld. Allen die proberen Jezus na te volgen zijn gebonden aan de Tora van Israël.” Maar hoe ziet dat er dan uit?



Dat roept de vraag op naar wat ik in mijn dissertatie genoemd heb een Halacha van Jezus, de wet van Christus of een evangelische Halacha, een Halacha dus die helemaal ingebed is in de boodschap van het Nieuwe Testament. We vinden zoiets als evangelische Halacha in het Nieuwe Testament zelf, maar het is toch de vraag of die evangelische Halacha die zich in de eerste gemeente ontwikkeld heeft eigenlijk in overeenstemming is gebleven met wat Marquardt gezegd heeft. Is het inderdaad een gebondenheid aan de Tora van Israël naar de geest of gedeeltelijk aan de letter van de Tora of is er toch in het denken van de apostelen een enorme afstand tot de Tora van Israël gekomen? Zelfs misschien een afkeer? en daar wil ik het vandaag over hebben.

Ik kan niet alle aspecten daarvan natuurlijk aan de orde stellen, al zou ik die al allemaal beschikbaar hebben. Maar een aantal opmerkingen wil ik toch proberen te maken. De weg van Israël door de wereld daar spreekt Marquardt over. Halacha betekent immers (levens-)weg. Nu, wat voor weg is dat dan?

Wat we zien in de geschiedenis is dat de christelijke ethiek gebonden is geraakt aan het Griekse denken. Want wat is er gebeurd? In de christelijke ontwikkeling van de moraal is de Tora vervangen door een soort innerlijke inspiratie door de Geest. (Je herkent daarin al  het Griekse element: Socrates sprak b.v. over zijn “daimonion”, de stem van zijn geweten, het innerlijk gevormde morele oordeel.) Het rituele, dus de concrete handelingen die we doen om ons bewustzijn te informeren en te vormen, is vervangen door een minimale praktijk van gebed en gezamenlijk zingen op de zondag. (Althans in het Protestantisme. In het Rooms-Katholieke denken is veel meer bewaard van dit “rituele” denken.)

Het is niet moeilijk om op de zondag aan een gemeente het zogenaamde Grote Verhaal, het verhaal van het evangelie te vertellen. God is gekomen in onze wereld om die wereld te verlossen, heeft zijn zoon gebracht. Die zoon is het slachtoffer voor de zonden geworden zodat we van zonde en schuld zijn bevrijd. Nu mogen we vrij opademen en leven zoals Gods Geest het ons dan ingeeft. Wat dat precies is, die ingeving van de Heilige Geest, weten we ook niet. Maar er is een soort van vertrouwen dat onze morele intuïties toch wel door God zelf in ons gelegd zijn.

Marquardt heeft toch eigenlijk, nadat hij heeft vastgesteld dat we die verbinding met de Tora moeten hebben, niet veel gedaan om dat verder uit te werken. We moeten de praktijk niet al te belangrijk maken, is wat hij zegt. Heel anders natuurlijk in de Tenach, in het Oude Testament, waar het hele volk uit één mond in Exodus 24 vers 7 zegt wij zullen doen en we zullen horen. We zullen dus de instructies van de Tora gehoorzamen en vervolgens ook proberen te begrijpen in die volgorde. Eerst de gehoorzaamheid en dan het luisteren naar de betekenis daarvan. Of ook in Jozua 24 vers 24: de Heer onze God zullen wij dienen en naar zijn stem zullen wij horen. Het doen gaat voorop. Dat is bij Marquardt toch wel verloren gegaan en in heel het christendom verloren gegaan. We zeggen: we zullen horen en verder dan dat horen, dan dat luisteren naar het Grote Verhaal komen we eigenlijk niet. Misschien wel in de hoop dat het luisteren naar het grote verhaal ons zo doordringen zal dat op onbekende wijze vanzelf een andere morele houding in het leven zal ontstaan.

Toch blijft het vanuit het Nieuwe Testament wel zinvol om te blijven nadenken over evangelische Halacha. Paulus schrijft in de Romeinen 1 vers 17 dat de rechtvaardige uit geloof leeft. Daar hebben we dus de inzet van heel het Nieuwe Testament dat het uiteindelijk gaat om de besnijdenis van het hart, om de wedergeboorte, om het leven vanuit het geloof in de persoon van Jezus. Toch zegt diezelfde Paulus dat het beginsel blijft gehandhaafd,  (Romeinen 2 vers 6) dat een mens naar zijn werken zal worden vergolden. Werken kunnen niet tegen de genade worden uitgespeeld. Het is niet óf genade óf werken en dan “door genade alleen” maar het is genade én werken. Het is genade die werken mogelijk maken.

Dat is ook de positie van het zogenaamde possibilisme waar de Amerikaanse Mennonitische theoloog John Howard Yoder zich sterk voor heeft gemaakt. De regels winnen het in het jodendom van de spontaneiteit. De tien woorden, de tien geboden hebben als volgorde horen en doen. Maar de fundamentele houding is doen en horen. Gehoorzaamheid gaat vooraf aan het begrijpen of misschien zelfs het begrijpen van de geboden, het verstaan van de tora is zelf een gebod.

Nu, evangelische Halacha. Waarom? Omdat Jezus een jood was, omdat heel zijn onderwijs joods is, omdat zelfs mensen als Paulus en andere, joodse volgelingen, evenals Jezus, uiteindelijk een leven volgens de Torah hebben bedoeld. Met uitdrukkingen als “leven naar de Geest” in Romeinen 8, met het in Christus zijn of “wettelijk” in Christus zijn – een uitdrukking die Paulus ergens gebruikt, ingewettigd zou de correcte vertaling zijn – woredt toch uitdrukkelijk verwezen naar een relatie met de Tora. En als ik Johannes 1 goed begrijp, dan staat er eigenlijk dat Jezus de belichaamde, de vleesgeworden Tora is. De logos, het woord, moet een verwijzing zijn naar de eeuwige Tora en als er dan staat dat Jezus dat vleesgeworden Woord is, dat onder ons heeft gewoond enzovoort, dan bedoelt Johannes toch te zeggen dat de Tora in Jezus zichtbaar is geworden. Om nog maar niet eens te spreken over de tekst uit Matthäus 5, waar we horen dat Jezus wet en profeten helemaal niet wilde afschaffen, maar wilde vervullen.

Maar goed, als het waar is dat Jezus een joodse Halacha wilde voor zijn leerlingen, een joodse Halacha die tot het uiterste ging omdat ze een vervulling van die Tora betekent. Nu, mijn eerste vaststelling, wij christenen zijn op diezelfde weg van de Tora geplaatst. De tweede vaststelling, een evangelische Halacha zou dan eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn. Maar wij hebben, als ik wij mag zeggen, wij christenen hebben een enorme scheiding gekregen tussen ethiek en spiritualiteit. Zoals gezegd, op de zondag vieren wij het grote verhaal, dat is spiritueel, maar we willen eigenlijk niet graag horen van de ethiek. Er is een aanleiding voor om dat toch weer in het centrum van de belangstelling te plaatsen. Al is het maar om deze reden: in de normale liturgische volgorde wordt heel vaak nog eerst de Tien Geboden gelezen, als een soort blauwdruk van de morele weg van de wet van Christus of van de wet. En daarna pas is de verkondiging van het Grote Verhaal aan de orde.

Nu wordt dat doorgaans zo begrepen dat we door de wet, door Gods opdrachten, naar Gods genade moeten worden gedreven. De wet is immers een “tuchtmeester”, die zijn werk doet tot de komst van Christus. Dat is een goede Calvinistische benadering daarvan. De wet laat ons zien dat wij niet in staat zijn het goede te doen, omdat we de wet niet kunnen houden. Daardoor komen we uit bij het verhaal van de genade en vervolgens is er dan een leven van dankbaarheid, dankbaarheid vanwege de genade die we hebben ontvangen. De ethiek wordt in dat laatste deel verspiritualiseerd, wordt puur vergeestelijkt. Want die ethiek wordt nu vanuit een houding van dankbaarheid begrepen en niet vanuit een houding van dienstbaarheid. Het is vooral het horen dat daar centraal staat, maar niet de gehoorzaamheid.

Zou je dat ook anders kunnen begrijpen? Het lezen van de Tien Geboden betekent “wij zullen doen” en de uitleg vervolgens in de preek is “wij zullen horen.” Dezelfde structuur dus die we vinden in Exodus 24 en in Jozua 24. Dat houdt naar mijn gevoel in dat we de ethiek in het christendom weer concreet moeten maken en dat is misschien iets waar Paulus niet zo van houdt.

Paulus heeft het in de Kolossensebrief met name over een tweetal neigingen die volgens hem leiden tot een geestelijke slavernij. Het mag in die evangelische Halacha blijkbaar niet gaan over eten en drinken, over feesten, over nieuwe maan, over sjabbat, want dat is slechts “een schaduw van wat zou komen.” Het mag in die evangelische Halacha blijkbaar niet gaan om inzettingen over wat je niet mag aanraken, niet mag proeven, dingen, inzettingen die door het gebruik te niet gaan, zegt hij, geboden en leringen van mensen, zegt hij, met een schijn van wijsheid enzovoort. Ik heb het over de passage in Kol. 2 vers 16 tot en met 23.

Ik denk dat die benadering mede hier van Paulus dodelijk is geweest voor de ontwikkeling van een evangelische Halacha. De evangelische Halacha werd eigenlijk vervangen door een leven in overeenstemming met de geestelijke impulsen die we op een of andere wijze ontvangen. Ik denk dat dat een verkeerde ethiek oplevert. Paulus heeft nadrukkelijk gezegd dat juist in ons concrete leven in het vlees we niet bij machte zijn ons aan de wet van God te onderwerpen. Maar ik denk dat dat de betekenis van de Tora niet volledig tot uitdrukking brengt. De Tora is geestelijk, zegt ook Paulus, maar dan maakt juist dat werk van de Geest waar Paulus het over heeft,  het doen van die Tora mogelijk. Zo kan de “rechtvaardige eis van de wet vervuld worden in”  – d.w.z. in ons leven, in ons handelen – “ons,” zegt zelfs Paulus, “die niet naar het vlees wandelen maar naar de geest.” (Of “Geest”?)  Maar wat betekent dat? Dat de rechtvaardige eis kan worden vervuld in ons als we die Tora benaderen zoals ze ook oorspronkelijk bedoeld is, namelijk als een eenheid van ethiek en spiritualiteit. Als een geestelijk gezinde wijze om Gods wil te doen, om Gods wil ook te begrijpen als een geestelijke aanwijzing tot het leven.

Daarover zou ik nog veel meer en veel concreter willen zeggen, maar er is dat obstakel, er is een principiële tegenwerping dat het onmogelijk is en niet nodig is voor christenen om zich te verdiepen in de concrete details van de ethiek en dat het alleen maar zou gaan om het verhaal van de bevrijding. Maar dat zou eigenlijk uit het protestantisme moeten verdwijnen om een stap te zetten in de richting van wat Marquardt zei, dat we door de jood Jezus verbonden zijn met de Tora van Israël.

Dit bericht is geplaatst in Israël, Jodendom, Torah. Bookmark de permalink.

2 reacties op Verbonden met de Tora van Israël – naar een evangelische Halacha?

  1. Bart Santema schreef:

    Dag Robbert
    Een evangelische halacha lijkt mij de juiste weg om te gaan. Dank.
    Mijn vragen waar ik al langer mee rondloop zijn: heeft God ons als heidenen geroepen als individu of als volk? Opgrond waarvan mogen wij zeggen dat wij tot zijn volk behoren of kunnen wij dat niet zeggen? Tot slot Marquardt stelt voor dat de heidenen zich houden aan de Noachidische geboden.
    Dat lijkt mij de juiste weg om te gaan.
    Groet
    Bart Santema

    • Robbert Veen schreef:

      Dat is een interessante vraag. We kunnen spreken over een verschil tussen enerzijds het etnische Israël, de twee stammen, Juda en Benjamin, een familie waartoe je alleen kunt behoren door Gijjoer te doen, en anderzijds het grotere, ruimere Israël dat op de achtergrond staat van Paulus’ gedachte over de gemeente, een eschatologisch bepaalde gemeenschap waarin niet-joden een plaats hebben.

      Het boek Openbaring spreekt bijvoorbeeld op die manier over Israël, met de mogelijke gedachte dat al diegenen die bij het grotere Israël horen op een of andere wijze afstammelingen zijn van de tien stammen. Dat betekent voor de status van een christen dat hij bij het grotere Israël hoort, maar dat die relatie tot het etnische Israël problematisch wordt wanneer hij Jezus van Nazareth als de Messias van Israël belijdt.

      Dit geeft een spanningsverhouding tussen een deel van dit ruimere Israël en het Israël in etnische of engere zin. Horen wij bij het volk van God op aarde, dan betekent dat dat we het getuigenis voor de God van Israël overeind houden en dat we gebonden zijn aan de noachidische geboden. Dit maakte de gemeenschap tussen joden en niet-joden binnen de gemeente mogelijk en maakt de geestelijke saamhorigheid tussen etnische joden en geestelijke israelieten mogelijk.

      Zijn er mensen die zich nadrukkelijk van dat Israël distantiëren? Dat zijn degenen die de zeven geboden van Noach weigeren of zich anti-judaïstisch, antisemitisch tegenover Israël opstellen. Geldt het ook voor de mensen die de triniteit belijden? Als men Jezus als God belijdt, maar daarmee eigenlijk alleen maar bedoelen kan dat de Torah goddelijk is, dan is dat geen afgoderij. Jezus vereren als een aparte godheid is natuurlijk afgoderij waarmee je je buiten dit grotere Israël plaatst.

      De noachidische halakha, of een christelijke halakha, gebaseerd op de wet van Christus, zou mooi zijn. Noachidische geboden en al datgene wat universeel is in de Torah van Mozes en datgene wat Jezus in zijn onderwijs als een soort mondelinge uitwerking daarvan heeft onderwezen, zou samen de leefwijze, de halakha van christenen moeten zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *