7 aanwijzingen voor een waarachtige revival van de Kerk

1

We belijden dat Gods Woord niet alleen de waarheid is (Joh. 17:17), maar het is ook voldoende, zoals we lezen in 2 Tim. 3:16.

Als het dus gaat om de vraag hoe de kerk een “revival” kan meemaken, zullen we er ook goed aan doen naar het Woord te luisteren. Wat is de eerste voorwaarde van een revival? Dat het volk als één man bijeenkomt. Zo lezen we in Neh. 8:2. “…verzamelde heel het volk zich als één man op het plein dat voor de Waterpoort ligt.” Er is dorst, en er is eenheid onder degenen die dorsten naar het Woord. Er moet levend water komen. En dat komt er, ze vragen er zelf om: “Breng het boek!”
Dat zou de strijdkreet van de nieuwe Reformatie moeten zijn. “Breng het Boek! Breng Gods Woord! Want we komen om van de dorst! Prikkelende alcohol van charismatische vernieuwers is er genoeg; dronken zijn we geworden, en we worden nu met een kater wakker. breng het Boek!”

2

En dan moet het Boek ook worden gebracht.

Het is geen getuigenis, geen psychologisch handboek, niet het materiaal voor een eigentijdse life-coaching toespraak. Het gaat niet om je gezondheid, je welbehagen, je zelfverzekerdheid, je identiteit, je zelfbeeld, je genezing van depressie. Het gaat om een Woord dat “wet”, d.w.z. Torah, d.w.z. ONDERWIJZING heet.

Het is onderricht van bovenaf, dat met volstrekt gezag op je afkomt. Niet met de spectaculaire glitter van evangeliepredikers in spijkerbroek. Niet met de ondersteuning van bands en luidsprekers. Het zal onze gevoelens niet koesteren en onze emoties niet laten bruisen, maar het spreekt dat orgaan aan, dat in onze beeldcultuur met zijn voorrang van emotionele intelligentie aan het verhongeren is: ons verstand. Ook met dat verstand moeten we God aanbidden. En daarom brengt Ezra het boek – de tweede voorwaarde van een Revival.

Dat Woord wordt niet aan je privé lectuur overgelaten, en het ligt niet op tafel onder je. Het wordt “ten overstaan” van mannen en vrouwen, van iedereen die taal begrijpt en een gebod kan gehoorzamen, voorgelezen. Ook al is het tegendraads en werpt het belemmeringen op aan onze instincten. Want het wordt “ten overstaan” d.w.z. “tegenover”, voor het aangezicht van heel het volk voorgelezen. Want als er niemand is die verkondigt, hoe zal het dan worden gehoord? (Rom. 10). En alleen als je het hoort, komt het je tegemoet, heeft het jou in zijn greep, dwingt het, beveelt het, inspireert het, prikkelt het de verbeelding, oordeelt het en geeft het je de ernstige vrolijkheid die bij het geloof hoort.

Weten we nog hoe geconcentreerd Bijbel-lezen kan en moet zijn? “De oren van heel het volk waren op het boek gericht.” Want dat Woord kan niet worden gezien met de ogen, maar moet worden gehoord met de oren. Hoe kun je je oren “richten” naar een boek? Het is een aandachtig luisteren met de intentie om waarlijk te horen en dus ook te gehoorzamen. Alleen dan is revival mogelijk, als de Kerk weer gaat luisteren naar het Woord.

3

“…want hij stond hoger dan heel het volk” (Neh. 8:6).

Dat het Woord van “boven” komt wordt zichtbaar gemaakt. Niet toevallig is dat. Het wordt zichtbaar gemaakt, zodat de ogen die ons inspireren om te denken dat we boven en buiten de dingen staan, echt te zien krijgen dat het hier om het horen gaat. Hoe nabij ook, dit Woord blijft hoger dan wij. Zien dat je moet horen – daarom is er een bima, een verhoging, van waaraf het Woord wordt voorgelezen. Je oren zouden het anders kunnen missen: het komt waarachtig van bóven, d.w.z. jij staat en valt er “onder”! Het dringt tot je innerlijk door – je staat er niet buiten.

En dan is er het moment dat het volk gaat staan. Uit eerbied voor dat Woord, maar ook om aan te geven dat ze bereid zijn ook te doen wat het Woord beveelt. Een slaaf staat. Hij staat gereed om te doen wat zijn Heer beveelt. Daarom stáán wij in de Geest om dit Woord waarachtig aan te nemen. Daarom kijken we zelfs dan nog naar boven als het Woord wordt gelezen. Zelfs de grootste hoogte die wij bereiken, is lager dan Gods woord dat tot ons neerdaalt. Als een milde regen, als manna, als het levende Woord dat uit de hemel komt.

4

“Ezra loofde de Heere, de grote God” (Neh. 8:7).

Alleen het mogen horen van dit Woord al, is reden tot lofprijzing. Het gaat niet om wat wij vinden van het Woord, nadat het tot ons gesproken is. De aanwezigheid van het Woord in ons midden is al reden tot lofprijzing. De God die “groot” is, is dat niet alleen vanwege Zijn wonderdaden, maar bovenal omdat Hij tot ons gesproken heeft door Mozes en de profeten, en uiteindelijk in de Zoon die het “afschijnsel is van Zijn heerlijkheid.”

Mensen willen tegenwoordig hun handen weleens letterlijk opheffen, om aan te geven dat ze zegen van boven ontvangen. Dat is een teken van lofzegging en aanbidding. Maar belangrijker dan wat ze zichtbaar doen, is wat ze zeggen: een tweevoudig Amen. Een instemming met deze lofprijzing die voorafgaat aan de feitelijke lezing van het Woord. Zo bereiden we ons voor.

“Gezegend bent U, Heere, onze God, koning van de wereld, omdat U ons hebt geheiligd met uw geboden en ons hebt opgedragen ons in te spannen en bezig te houden met de woorden van uw Torah” – zo bidt Israël. Bidden wij mee?

5

“… de Levieten onderwezen het volk in de wet, en het volk stond op zijn plaats” (Nehemia 8:8b).

Het volk staat bij de lezing van de Thora uit eerbied en als aanduiding van hun bereidheid om ook te doen wat de Thora zegt. De eerbied echter voor de Thora gaat verder dan alleen de Schrift zelf. Niemand kan de Thora werkelijk begrijpen zonder daarin onderwijs te ontvangen. In vers 14 vinden we dat de familiehoofden en de Levieten van Ezra, de Schriftgeleerde, onderwijs krijgen “om inzicht te krijgen in de woorden van de Thora.” Er is een “geleerdheid” nodig om de Thora te kunnen onderwijzen. Dat is niet de activiteit van het volk. Ezra en de Levieten gaan daarin voor. De Schrift heeft weliswaar de eigenschap doorzichtig te zijn en Gods boodschap is voor iedereen toegankelijk, maar de nauwkeurigheid van de uitleg en de verklaring van de betekenis vergen inspanning, toewijding en een natuurlijke vaardigheid.

Wat dit onderwijs betekent lezen we in vers 9: “zij lazen uit het boek voor” – de tekst die eerst als Schriftlezing werd gehoord, wordt hier herhaald. Door dit herhalen wordt de tekst ook ingeprent. Vertrouwdheid met de tekst is blijkbaar een voorwaarde voor het begrijpen ervan.

En dan: “uit de Thora van God.” Ook in de verklaring behoudt de Thora zijn status en wordt nooit en te nimmer vrijgegeven voor een persoonlijke interpretatie. De woorden van God zijn Thora, openbaring en verklaring, namelijk onderwijs in zichzelf. De Thora kan alleen maar worden uitgelegd met behulp van de Thora. Het “boek” kan alleen worden begrepen wanneer het als Thora – als geïnspireerde tekst en als goddelijk onderwijs – wordt gelezen. En dan wordt het nogmaals vóórgelezen, zoals het eerder “ten overstaan” voorgelezen werd. Opnieuw moeten nu de oren van het volk worden gericht op de Thora, op het boek van de wet.

En dan: “zij…gaven uitleg”, wat staat er precies? – is het doel van deze uitleg. Wat is de eenvoudige betekenis van wat we gehoord hebben? Op dit niveau wordt de taal van de Thora verklaard en toegankelijk gemaakt.

En dan: “zij…verklaarden de betekenis”, zodat de tekst ook helder wordt in zijn strekking, dat wil zeggen de Levieten geven ook de aanwijzingen voor de toepassing van de tekst.

En dan: “zodat men de voorlezing begreep.” Dat is het begrijpen van de Thora. Horen en aannemen als Gods Woord, nog eens horen zodat het wordt ingeprent, begrijpen wat er letterlijk gezegd wordt, en helderheid krijgen over de strekking en toepassing van de tekst.

Wat hier gebeurt is wat wij de expositie van de Schrift noemen. En ook dat is een essentiële voorwaarde van elk revival, van elke reformatie.

6

“… de Levieten onderwezen het volk in de wet, en het volk stond op zijn plaats” (Nehemia 8:8b).

Het volk staat bij de lezing van de Thora uit eerbied en als aanduiding van hun bereidheid om ook te doen wat de Thora zegt. De eerbied echter voor de Thora gaat verder dan alleen de Schrift zelf. Niemand kan de Thora werkelijk begrijpen zonder daarin onderwijs te ontvangen. In vers 14 vinden we dat de familiehoofden en de Levieten van Ezra, de Schriftgeleerde, onderwijs krijgen “om inzicht te krijgen in de woorden van de Thora.” Er is een “geleerdheid” nodig om de Thora te kunnen onderwijzen.

Dat is niet de activiteit van het volk. Ezra en de Levieten gaan daarin voor. De Schrift heeft weliswaar de eigenschap doorzichtig te zijn en Gods boodschap is voor iedereen toegankelijk, maar de nauwkeurigheid van de uitleg en de verklaring van de betekenis vergen inspanning, toewijding en een natuurlijke vaardigheid. Wat dit onderwijs betekent lezen we in vers 9: “zij lazen uit het boek voor” – de tekst die eerst als Schriftlezing werd gehoord, wordt hier herhaald. Door dit herhalen wordt de tekst ook ingeprent.

Vertrouwdheid met de tekst is blijkbaar een voorwaarde voor het begrijpen ervan. En dan: “uit de Thora van God.” Ook in de verklaring behoudt de Thora zijn status en wordt nooit en te nimmer vrijgegeven voor een persoonlijke interpretatie. De woorden van God zijn Thora, openbaring en verklaring, namelijk onderwijs in zichzelf. De Thora kan alleen maar worden uitgelegd met behulp van de Thora. Het “boek” kan alleen worden begrepen wanneer het als Thora – als geïnspireerde tekst en als goddelijk onderwijs – wordt gelezen.

En dan wordt het nogmaals vóórgelezen, zoals het eerder “ten overstaan” voorgelezen werd. Opnieuw moeten nu de oren van het volk worden gericht op de Thora, op het boek van de wet. En dan: “zij…gaven uitleg”, wat staat er precies? – is het doel van deze uitleg. Wat is de eenvoudige betekenis van wat we gehoord hebben? Op dit niveau wordt de taal van de Thora verklaard en toegankelijk gemaakt.

En dan: “zij…verklaarden de betekenis”, zodat de tekst ook helder wordt in zijn strekking, dat wil zeggen de Levieten geven ook de aanwijzingen voor de toepassing van de tekst.

En dan: “zodat men de voorlezing begreep.” Dat is het begrijpen van de Thora. Horen en aannemen als Gods Woord, nog eens horen zodat het wordt ingeprent, begrijpen wat er letterlijk gezegd wordt, en helderheid krijgen over de strekking en toepassing van de tekst.

Wat hier gebeurt is wat wij de expositie van de Schrift noemen. En ook dat is een essentiële voorwaarde van elk revival, van elke reformatie.

7

“Deze dag is heilig voor de Heere uw God. Rouw dan niet en huil niet” (Nehemia 8:10b)

Alle autoriteiten komen nu in het geweer om het volk ook nog eens de juiste houding tegenover Gods Woord in te prenten.

Nehemia de politieke leider, Ezra de priester en Schriftgeleerde, en de Levieten die onderwijs in de Thora hadden gegeven, zij allen spreken hier eenstemmig. Op zich is de reactie van het volk niet verkeerd. Ze huilen uit heilig ontzag voor het Woord dat ze hebben gehoord. Maar het is niet alleen een positieve emotie. Er wordt niet gejoeld, niet feestgevierd, want dit is het Woord dat in onze harten doordringt en ons ervan overtuigt dat we in Gods ogen zondaars zijn.

Daarom past het ons ernstig te zijn wanneer het Woord gelezen wordt. Dit is het Woord dat onze emoties opzij zet en onze geliefde vooroordelen vernielt. Door dat Woord raken we in onszelf gespleten – we ontdekken net als Paulus in Romeinen 7 dat we de heilige gerechtigheid van dat Woord wel moeten erkennen en belijden, en tegelijkertijd in zoveel opzichten schuldig zijn aan de overtreding van dat Woord. We willen het wel, maar we doen het maar niet.

Maar dan is er een verrassende wending. Want het lezen van de Thora was niet onze eigen keuze die nu op niets uitloopt. Het doel ervan was niet het bevorderen van ons geluk, noch het strelen van onze eigenliefde. De dag waarop dit boek van de Thora geopend wordt, is niet door onszelf apart gezet, niet wij hebben het geheiligd, tot een verheven dag gemaakt. Als dat wel zo was, dan was er geen reden geweest om zo bedroefd te zijn over de strekking en de kracht van Gods Thora. Dan was het “onze” Thora geweest.

De dag van het lezen van het boek van de Thora, is een heilige dag. Het is de Schepper van hemel en aarde, die Zijn volk heeft verkozen uit alle volkeren, die met dit Woord geen vloek wilde brengen, geen pijn en verdriet op het oog had, maar Zijn volk wilde heiligen, zoals Zijn Woord en Zijn Persoon heilig zijn. Wanneer het volk dat hoort, de liefde inziet van een God die tot Zijn volk spreken wil, is hun begrip compleet. “Weest daarom niet bedroefd” – zeggen de Levieten. “Want deze dag is heilig!” “Deze dag is heilig voor de Heere (die is namelijk) uw God.” De kracht van het Woord ligt in de vreugde van de Heere over Zijn volk dat komt om naar Zijn Woord te luisteren en Zijn wil te doen. In die vreugde mogen wij delen.

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Bijbelse Theologie, Discussie, Verkondiging met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *