Lijden is een deel van het leven van de wereld. Maar er is ook individuele en collectieve schuld die lijden met zich meebrengt als een gevolg van de zonde. Er is ook lijden vanwege de zonde van vorige generaties – zoals in Klaagliederen 5. Zonde en schuld brengen ook lijden met zich mee, en dat is zeker het geval bij het Laatste Oordeel.
Hoe zit het dan met het lijden van de onschuldige? Als er geen directe samenhang is tussen het lijden en de zonde?
Dat brengt ons midden in het boek Job. We moeten om te beginnen vaststellen dat Job zich niet bewust is van de omstandigheden in de hemel, waarover de proloog handelt, en dat de kosmische strijd tussen goed en kwaad voor hem dus verborgen is. Net als wij tast hij in het duister, en anders dan wij heeft hij geen openbaring om op terug te vallen. De zin van het lijden dat hij ondergaat moet hij met natuurlijke middelen, met zijn gezonde verstand, en met een beperkt begrip van wie God is proberen te begrijpen.
Dat lijden is niet gering. Een roversbende rooft en doodt zijn kudden. Een wind doet het huis instorten waar zijn tien kinderen net feestvieren. Hijzelf wordt geraakt met melaatsheid en zijn vrouw verliest het vertrouwen in God vanwege dit lijden. Haar advies aan Job is God te vervloeken en de dood te aanvaarden als een uitweg uit het lijden.
Dan zijn er de drie troosters en een theologisch drama begint zich te ontvouwen. De redenaties zijn eenvoudig. God is soeverein in Zijn almacht? En God is goed? Dan bewijst het lijden van Job, dat Job een slecht mens is en dit lijden ook verdiend heeft. Maar Job is niet bij machte zijn zonden te belijden en om vergeving te vragen, omdat een oneerlijke belijdenis van zonden, bedoeld om Gods zegen te verwerven, juist zelf een zonde is. Job kan niet liegen om aan het lijden te ontkomen. De vierde trooster. Elihu, legt er nog een schepje bovenop. De drie vrienden hebben de diepte van Job zonde nog niet diep genoeg gepeild. Hij houdt Job voor, dat hij God heeft verweten hem onrecht te doen door hem te laten lijden. (Merk trouwens op dat er geen verschil wordt gemaakt tussen een God die het lijden toelaat volgens de proloog, en een God die het lijden veroorzaakt, volgens de veronderstellingen van het theologische gesprek tussen Job en zijn vrienden.)
Gods antwoord op Job begint in hoofdstuk 42. Heeft Job het recht om te bepalen dat God hem onrecht heeft gedaan? Kan dat oordeel niet uitsluitend door God zelf worden geveld? Job trekt de aanklacht tegen Gods onrecht in, als God hem duidelijk maakt dat zijn lijden een onderdeel is van een kosmische strijd tussen het goede en het kwade. Job heeft geen recht om God te verwijten dat hij lijdt. Lijden in deze schepping is “normaal”, en niemand kan claimen het niet verdiend te hebben. Job moet leren op God te vertrouwen ook al begrijpt hij niet, waarom God dit alles toelaat.
Job heeft recht van God gesproken, is Gods eindoordeel. Hij heeft er immers aan vastgehouden dat God rechtvaardig is, en goed. Terwijl de opvatting van de vrienden inhoudt, dat God in deze wereld werkt als een noodlot – vanuit de simpele overtuiging dat lijden altijd een gevolg van de zonde is. Job’s vrouw, en de drie vrienden hebben verkeerd gesproken. Hun theologie houdt in dat het kwade in de wereld uitsluitend straf is voor de zonde. Maar de eigenlijke zonde is enerzijds de claim dat een rechtvaardige niet lijden kan omdat God in zijn bestuur van de wereld iedereen recht moet doen, dat wil zeggen lijden moet tegenhouden. Anderzijds de claim dat God blijkbaar onrechtvaardig handelt in deze wereld, omdat het lijden ook de rechtvaardige treft.
Hoe moet je nou omgaan met het idee, dat een goede God het kwade in deze wereld toelaat? Dat Hij jouw persoonlijke lijden niet opheft?
In de eerste plaats is het van belang om het leven te leren zien in het licht van de eeuwigheid. God voorkomt de tranen niet, maar wist ze af. God voorkomt het lijden niet, maar laat dat lijden in het niet vallen bij “de heerlijkheid die geopenbaard zal worden.” Ook wanneer wij het onrechtvaardig achten dat mensen vroegtijdig overlijden, dat er kinderen zijn die dood geboren worden, als wij vol afschuw zien hoe kwaadaardige mensen in deze wereld tot gruwelijke misdaden komen, zien wij het leven in het licht van onze eindige maatstaven. Onze verontwaardiging en ons afgrijzen zijn daardoor niet minder gerechtvaardigd. En toch is het perspectief waarin wij het bezien te beperkt om een antwoord te geven op de vraag naar de zin van al dat lijden.
Daarom is de houding van Jobs vrouw zo belangrijk in dit verband. Het eenvoudige verlies van alle vertrouwen in God, omdat Hij haar ook heeft laten lijden, is het antwoord van de meesten van ons. Zij ziet dat leven niet in het licht van de eeuwigheid. Terwijl Job hier en daar laat blijken dat hij daartoe wel in staat is, bijvoorbeeld als hij de woorden uitspreekt “ik weet dat mijn Verlosser leeft en dat ik aan het eind van de tijden uit het stof zal opstaan.”
Maar als we het leven mogen zien in het licht van de eeuwigheid, dan moeten we ook het lijden zien in dat licht. Vanuit het perspectief van onze eindige levens kan lijden worden gezien als een onverdiend en absoluut onrecht. Maar dat is niet het geval in het licht van de eeuwigheid. Er is onverdiend lijden dat toch geen onrecht is. Het lijden van de onschuldige is een onderdeel van de geschiedenis van het heil, van de strijd tussen God en de machten van het kwade – Leviathan en Behemoth. Het kwade kan ons overvallen zoals de Sabaers die de kudden hebben geroofd – Leviathan. En het kwade kan ons overmeesteren van binnenuit – Behemoth. Omdat het de schepping zelf is die in rebellie is tegen God, raakt God betrokken in een strijd – want het alternatief is de volledige vernietiging van de schepping. En in die strijd is ook de onschuldige en rechtvaardige Job betrokken geraakt. Van hem wordt nu gevraagd om midden in het lijden dat ook Hem treft, zijn vertrouwen in God overeind te houden. Met andere woorden, hij moet leren zijn lijden in het licht van de eeuwigheid te zien.
Het lijden van de onschuldige en rechtvaardige kan uiteindelijk niet worden uitgelegd en begrepen. Wij zijn niet in staat om precies te vatten, hoe dat lijden een onderdeel is van de strijd met de machten van het kwade. Opvallend is dat de situatie die geschetst wordt in de proloog op geen enkele manier in het gesprek van God met Job aan de orde wordt gesteld. Het is alsof het boek ons ook wil zeggen, dat God ons niet alles kan uitleggen. Deze bijzondere situatie was een test, een beproeving. Vergelijkbaar met de beproeving van Abraham, wanneer God het zelf doet, door Abraham te vragen zijn geliefde kind op te geven. Een dergelijke uitleg van het lijden van Gods kant is zeldzaam in de Bijbel.
We kunnen daaruit concluderen dat iedereen in deze wereld lijden kan ondergaan, zonder dat er een specifieke en individuele reden is voor dat lijden. Het lijden van de rechtvaardige bewijst, dat er een element van willekeur – vanuit ons gezien – aan het werk is in deze wereld. Waarom de een wel en de ander niet? Het antwoord is even diep als onbevredigend: God kan niet alles uitleggen, en wij kunnen niet alles begrijpen. Het komt aan op onze houding tegenover de raadselachtige pijn in deze wereld. Is de goede God het vertrouwen waard ondanks het lijden, of kunnen we maar beter God vervloeken en sterven? In het licht van de eeuwigheid zal het antwoord duidelijk zijn.