In de eerste bijdrage heb ik benadrukt dat het lijden in de Bijbel een bijzondere betekenis krijgt, door het feit dat God de wereld heeft willen verlossen door het lijden en sterven van Jezus. Het lijden wordt daardoor getransformeerd tot een middel, in plaats van een absolute realiteit.
In de tweede bijdrage heb ik het lijden in verband gebracht met de zonde. Het lijden is een middel om te herinneren aan de realiteit van de zonde, op kinderen en kleinkinderen te waarschuwen en aan te zetten tot een goede keuze. Bovendien kan lijden ons treffen als een collectief, waarvoor we geen individuele verantwoordelijkheid dragen.
We hebben hierbij steeds gezegd dat God niet de oorzaak van het lijden is. Toch kwamen we daar in de tweede bijdrage heel dichtbij. God neemt de gevolgen van de zonde niet weg kan net zo goed zo worden geformuleerd, dat God de zonde bestraft door die gevolgen eraan te verbinden. Terwijl Hij gelijktijdig in Zijn genade de effecten van die zonde beperkt – immers elke zonde zou anders moeten leiden tot de dood. We zagen in Genesis dat God de dood als straf op de zonde voor de vrouw uitstelt maar haar de moeite en de pijn van de zwangerschap geeft. Als een voortdurende herinnering aan de gevolgen van de zonde. We zagen dat God uitstel van de dood geeft aan Adam, maar hem wel de moeite van de arbeid geeft, als een voortdurende herinnering aan de zonde. Er is een algemeen lijden in deze wereld, die met de collectieve schuld van de mensheid verbonden is.
Maar hoe zit het dan met een tekst als deze uit de brief aan de Romeinen van Paulus:
“Maar naar uw hardheid en onbekeerlijk hart hoopt u voor uzelf toorn op in de dag van de toorn van de openbaring van het rechtvaardig oordeel van God, die ieder zal vergelden naar zijn werken” (Romeinen 2:7, 8).
En vervolgens zegt Paulus dat lijden nadrukkelijk door God gegeven wordt vanwege de zonde:
“Verdrukking en benauwdheid over elke ziel van de mens die het kwade werkt” (vers 9).
Het is dus in ieder geval zo dat er een toekomstig lijden in het vooruitzicht wordt gesteld voor al diegenen die het evangelie niet aannemen en volharden in het kwade. Er is niemand in de Bijbel die zo vaak over de hel, als de ultieme plaats van het lijden heeft gesproken, als de Here Jezus Zelf. In Lucas 16 spreekt Jezus bijvoorbeeld over het dodenrijk, waar de rijke man “smart lijdt in deze vlam” (Lucas 16:24). De rijke man heeft het lijden van de arme Lazarus niet gezien en is zo in gebreke gebleven tegenover Gods uitdrukkelijke opdracht voor de armen te zorgen. Opvallend is trouwens, dat de rijke man ook in het dodenrijk niet van houding verandert. Zijn verzoek aan Abraham, om de arme Lazarus naar hem toe te sturen om zijn dorst te verzachten, en zijn zorg voor zijn broers voor wie hij een bijzonder teken verlangt, zijn daar uitingen van. Er is geen sprake van berouw.
Ook als we spreken over het toekomstige oordeel, blijkt dat lijden en zonde met elkaar verbonden zijn. Bij het laatste oordeel in Openbaring 20, lezen we dat “de doden werden geoordeeld volgens wat in de boeken geschreven was, naar hun werken” (vers 12). En dat oordeel leidt tot een definitief lijden: “en als iemand niet geschreven gevonden werd in het boek van het leven, werd hij geworpen in de poel van vuur” (vers 15). Het gaat hier trouwens niet om een uitdrukking van de wijze van het lijden, wanneer hier gesproken wordt over vuur. Want vuur is een beeld van Gods oordeel over de zonde. De voorstelling in het boek Openbaring is dat mensen voor eeuwig worden onderworpen aan het oordeel en de aanklacht van God.
Het punt is, dat het perspectief van de eeuwigheid onze houding tegenover het lijden in dit leven zou moeten veranderen. De taak van de kerk is ook niet om het lijden in deze wereld te verminderen, maar om mensen voor te bereiden op de dood en de wederkomst van Christus. Wanneer iemand in deze wereld lijdt, en zegt “ik heb veel pijn”, moet onze pastorale reactie niet zijn dat het wel goed komt. Het zou beter zijn en in overeenstemming met het evangelie om zoiets te zeggen als: “het lijkt erop dat je sterven zult. Is nu het moment aangebroken dat Jezus tot jou roept, “je mag nu thuiskomen”? Het besef van de eeuwigheid verandert het perspectief bij sterven en lijden volkomen.
Het is om die reden dat Paulus kan schrijven:
“Want ik acht, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet waard is vergeleken te worden met de toekomstige heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden” (Rom. 8:18).