Van zondaars tot zondige volkeren – Psalm 2 – Rasjie en Augustinus

Psalm 1 begon met de zaligspreking van de enkeling, en nam daarmee de draad op van het eind van Deuteronomium waar Mozes Israël “gelukkig” verklaarde. De psalm eindigt met het oordeel over de zondaars. Psalm 2 begint met de zonde van volkeren tegenover de God van Israël en de Koning, en zet daarmee het idee van het oordeel over de zondaars voort in een ruimer verband. Het laat fraai zien dat Psalm 1 en 2 als één psalm beschouwd mogen worden. De gedachtengang wordt immers niet onderbroken en Psalm 2 geeft het wijdere perspectief dat nu nodig is. Het hele Psalmboek (eigenlijk 5 boeken, corresponderend met de 5 boeken van Mozes) krijgt hiermee in de eerste twee Psalmen een fraaie introductie. Nu weten we waarover het gaan zal. (1) Over de rechtvaardige tegenover de zondaars (Psalm 1) en Israël en zijn koning tegenover de volkeren (Psalm 2).

We laten bij elk vers eerst de christocentrische (Messiaanse) lezing van de Psalm zien, en vervolgens verlagen we de temperatuur met de beschouwingen van Rasjie, die voortdurend naar de letterlijke en eenvoudige betekenis wil verwijzen. Je kunt daaraan aflezen hoe “overspannen” of beladen de christelijke interpretatie is en hoever die zich verwijdert van de simpele beteklenis. Rasjie is behulpzaam om te ontdekken wat in de christelijke exegese eigenlijk een “midrasj”, d.w.z. een vrije en imaginatieve toepassing is.


1 Waarom hebben naties zich verzameld en [waarom] denken koninkrijken ijdele dingen?


Augustinus: 1. Waarom woeden de heidenen, en overpeinzen de mensen ijdele dingen? Psalm 2:1.  Waarom? Men zegt: Waarom? Alsof men zegt: Tevergeefs. Want wat zij wilden, namelijk Christus’ ondergang, hebben zij niet volbracht; want dit wordt gezegd van de vervolgers van onze Heere, van wie ook melding wordt gemaakt in de Handelingen der Apostelen. Handelingen 4:26


Commentaar: Augustinus begint onmiddellijk met de toepassing van de tekst op de persoon van Jezus. Zonder enige aarzeling. Het Oude Testament werd door de kerkvaders niet gelezen als het boek van Israël om vervolgens een toepassing te krijgen via het Nieuwe Testament. De eigen strekking van de Hebreeuwse Bijbel werd niet gerespecteerd.


Rasjie: Waarom hebben naties zich verzameld: Onze Wijzen (Ber. 7b) hebben de passage uitgelegd als verwijzend naar de Koning Messias, maar volgens de simpele betekenis (peshat, de letterlijke betekenis) is het juist om het te interpreteren als verwijzend naar David zelf, zoals de zaak wordt verklaard (II Sam. 5:17): “En de Filistijnen hoorden, dat zij David tot koning over Israël gezalfd hadden, en al de Filistijnen trokken op om te zoeken, enzovoort,” en zij vielen in zijn handen. Over hen zegt hij: “Waarom hebben de volken zich verzameld?

en koninkrijken denken: ijdele dingen in hun hart.

en koninkrijken: Heb. ולאמים. Menachem interpreteert לאמים, אמות, en גוים als allen nauw verwant.


Commentaar: Uit het commentaar van Rasjie blijkt, dat de verwijzing naar de Messias ook in de rabbijnse literatuur voorkomt. Het verschil met Augustinus is natuurlijk, dat zij de Messias niet hebben geïdentificeerd met Jezus. Maar Rasjie weigert die interpretatie over te nemen en houdt zich aan de simpele betekenis. Het is mogelijk dat hij dat doet, omdat hij op de hoogte is van de christelijke interpretatie van deze psalm. In de uitleg van de rabbijnen zozeer als in de uitleg van Augustinus is deze letterlijke betekenis de aanleiding voor hun bijzondere toepassing. David is immers het model van de toekomstige Messias, of het model van het leven van Jezus.


2 Koningen van een land staan op en edelen beraadslagen samen tegen de Heer en tegen zijn gezalfde?


Augustinus:   De koningen der aarde zijn opgestaan, en de heersers hebben samen overleg gepleegd tegen den Heere, en tegen Zijn Christus, Psalm 2:2. Waarom? Men zegt: Waarom? Alsof men zegt: Tevergeefs. Want wat zij wilden, namelijk Christus’ ondergang, hebben zij niet volbracht; want dit wordt gezegd van de vervolgers van onze Here, van wie ook melding wordt gemaakt in de Handelingen der Apostelen. Handelingen 4:26


Commentaar: Wie zijn dan volgens Augustinus deze koningen en edelen? Het zijn blijkbaar de heidenen die zich afkeren van de christelijke godsdienst. Zo heeft Augustinus de tekst geheel en al in zijn eigen tijd geplaatst het juk dat de heidenen willen afwerpen is het juk van de christelijke autoriteit. Curieus is de opmerking “hoewel het een andere betekenis kan hebben.” Die andere betekenis zou namelijk heel goed zichtbaar kunnen zijn in de rabbijnse uitleg van dit vers. Het zijn dan de volkeren, dat wil zeggen de christenen, die zich tegen het gezag van de God van Israël hebben gekeerd.


Rasjie: beraadslagen: Heb. נוסדו, een uitdrukking van raad (סוד), furt konsilez in het Oudfrans (furent conseilles), zij houden raad (zie onder 55:15). En wat is de raad?…


3 “Laten wij hun banden verbreken en hun koorden van ons afwerpen.”


Augustinus: 2. Laat ons hun banden verbreken en hun juk van ons afwerpen Psalm 2:3. Hoewel het een andere betekenis kan hebben, wordt het toch beter begrepen als in de persoon van hen van wie gezegd wordt dat ze ijdele dingen overdenken. Dus laten wij hun banden verbreken en hun juk van ons afwerpen, kan zijn, laten wij ons best doen, dat de christelijke godsdienst ons niet bindt, noch ons wordt opgelegd.

Rasjie: Laten wij hun banden verbreken: Deronproms lor koyongles in het Oudfrans (zoals in Jer. 27:2). Dit zijn de banden waarmee het juk is vastgebonden.


4 Hij die in de hemelen woont lacht; de Heer spot met hen.


Augustinus: 3. Hij, die in de hemelen woont, zal hen bespotten, en de Heere zal hen bespotten Psalm 2:4. De zin wordt herhaald; want Hij die in de hemelen woont, wordt daarna gezet, de Heere; en want Hij die in de hemelen woont, zal hen bespotten, wordt daarna gezet, zal hen bespotten. Hiervan moet echter niets vleselijks worden opgevat, alsof God ofwel met de wang lacht, ofwel met het neusgat spot; maar het moet worden opgevat als de macht die Hij aan Zijn heiligen geeft, opdat zij, ziende wat komen gaat, namelijk dat de Naam en de heerschappij van Christus het nageslacht zal doordringen en alle volken zal bezitten, zouden begrijpen dat die mensen een ijdele zaak overwegen. Want deze macht waardoor deze dingen zijn voorzegd, is Gods lach en spot. Hij die in de hemelen woont, zal hen uitlachen. Als wij onder hemelen verstaan heilige zielen, dan zal God hen, als voorkennis van wat komen gaat, uitlachen en bespotten.

Commentaar: Aan deze uitleg van Augustinus is goed te zien hoe snel hij uitkomt bij een allegorische exegese. De eerste stap is om de figuurlijke uitdrukking in de psalm – in het vijfde vers – te corrigeren met behulp van een filosofisch en meer rationeel godsbegrip. Termen als toorn en ongenoegen moeten dus niet als geestelijke ontroering maar als rechtvaardige macht worden begrepen.
Interessant is de gedachte van Augustinus, dat de toorn van God niet een goddelijke emotie wil uitdrukken, maar het effect van de zonde op de geest van de zondaar: een verduistering van de geest. De intentie om alle antropomorfe uitdrukkingen op een rationele wijze te herleiden, leidt tot een vergeestelijking van de tekst ten koste van de concrete strekking.

Rasjie: lacht… spot… spreekt: Zij zijn bedoeld als tegenwoordige tijd.

Commentaar: Door te wijzen op het feit dat deze uitdrukkingen in de tegenwoordige tijd staan, kan Rasjie volhouden dat de psalm moet worden toegepast op koning David.


5 Dan spreekt Hij tot hen in Zijn toorn; en Hij verschrikt hen met Zijn zwaar ongenoegen.


Augustinus: 4. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en hen kwellen in Zijn zwaar ongenoegen Psalm 2:5. . Om duidelijker te laten zien hoe Hij tot hen zal spreken, voegt hij eraan toe: Hij zal hen kwellen; dus in Zijn toorn, is, in Zijn grote ongenoegen. Maar onder de toorn en het pijnlijk ongenoegen van de Here God moet niet enige geestelijke beroering worden verstaan, maar de macht waarmee Hij zich op de meest rechtvaardige wijze wreekt, door de gehele schepping aan Zijn dienst te onderwerpen. Want dat is in acht te nemen en te gedenken wat geschreven staat in de Wijsheid van Salomo: Maar U, Heer van de macht, oordeelt met kalmte en met grote welgevallen beveelt U ons. Wijsheid 12:18 De toorn van God is dan een ontroering die wordt opgewekt in de ziel die de wet van God kent, wanneer zij ziet dat diezelfde wet door de zondaar wordt overtreden. Want door deze ontroering van rechtvaardige zielen worden vele dingen gewroken. Hoewel de toorn van God goed begrepen kan worden als de verduistering van de geest, die hen overvalt die de wet van God overtreden.

Rasjie: Dan spreekt Hij tot hen: Heb. אלימו, als אליהם. En wat is de toespraak?


6″Maar Ik heb Mijn koning gekroond op Sion, Mijn heilige berg.”


Augustinus: 5. Toch ben ik door Hem gesteld als Koning op Sion, Zijn heilige heuvel, verkondigende Zijn besluit Psalm 2:6. Dit wordt duidelijk gesproken in de Persoon van de Heere, onze Verlosser Christus. Maar als Sion betekent, zoals sommigen uitleggen, aanschouwen, dan moeten we het nergens anders onder verstaan dan onder de Kerk, waar dagelijks het verlangen wordt opgewekt om de heldere heerlijkheid van God te aanschouwen, volgens de apostel, maar wij met open aangezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen. 2 Korintiërs 3:18 Daarom is de betekenis hiervan: Toch ben ik door Hem als Koning gesteld over Zijn heilige Kerk, die Hij vanwege haar verhevenheid en stabiliteit een berg noemt. Toch ben ik door Hem als Koning gesteld. Ik, dat wil zeggen, wiens banden zij wilden verbreken en wiens juk zij wilden afwerpen. Zijn besluit prediken. Wie ziet de betekenis hiervan niet, als hij ziet dat dit dagelijks in praktijk wordt gebracht?Net zoals de figuur van de Messias wordt geïdentificeerd met Jezus, zo wordt ook het volk Israël – dat wil zeggen wanneer het in positieve zin gebruikt wordt – geïdentificeerd met de Kerk.

Rasjie: Maar Ik heb Mijn koning op de troon gezet: Waarom zijn jullie bijeengekomen? Ik heb deze voor Mij aangesteld om te regeren en te heersen op Sion, Mijn heilige berg.


7 Ik zal van het besluit vertellen: De Heer heeft tot mij gezegd: “Jij bent Mijn zoon, vandaag heb Ik jou verwekt.


Augustinus: 6. De Heere heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt Psalm 2:7. Hoewel er ook profetisch over die dag gesproken lijkt te worden, waarop Jezus Christus naar het vlees geboren werd; en in de eeuwigheid is er niets verleden alsof het opgehouden heeft te zijn, noch toekomst alsof het nog niet is, maar alleen heden, want wat eeuwig is, is altijd; maar omdat heden de tegenwoordigheid impliceert, wordt er een goddelijke uitleg gegeven aan die uitdrukking: Heden heb Ik U verwekt, waarmee het onkreukbare en katholieke geloof de eeuwige generatie verkondigt van de kracht en Wijsheid van God, die de Eniggeboren Zoon is.

Rasjie: Ik zal van het besluit vertellen: Hij zei tegen David: “Dit is een vaststaand besluit, dat ik ontvangen heb om het te vertellen en bekend te maken.”

De Heer zeide tot mij: bij monde van Nathan, Gad en Samuel.

Jij bent Mijn zoon: Het hoofd over Israël, die “Mijn eerstgeboren zoon” worden genoemd. En zij zullen door jou standhouden, zoals over Abner wordt gezegd (II Sam. 3:18): “want God heeft gezegd, enz. ‘Door de hand van Mijn slaaf David zal Ik … Israël verlossen.'” En omwille van hen ben jij voor Mij als een zoon, omdat zij allen van jou afhankelijk zijn.

heden heb Ik u: want Ik heb u boven hen getroond.

verwekt: om Mijn zoon genoemd te worden en om Mij lief te hebben als een zoon omwille van hen, zoals staat (II Sam. 7:14) over Salomo: “Ik zal hem tot een vader zijn en hij zal Mij tot een zoon zijn.” Verder vinden we over David (Ps. 89:27) “Hij zal Mij aanroepen: ‘U bent mijn Vader, mijn God en de Rots van mijn heil.'”


8 Vraag Mij en Ik zal de volken tot uw erfdeel maken en de uiteinden van de aarde tot uw bezit.


Augustinus: 7. Vraag van Mij, en Ik zal u de volken tot uw erfdeel geven Psalm 2:8. Dit heeft tegelijk een tijdelijke betekenis met betrekking tot het Mens-zijn dat Hij op Zich nam, die Zichzelf opofferde als een Offer in de plaats van alle offers, die ook voor ons voorbede doet; zodat de woorden, vraag van Mij, kunnen worden verwezen naar heel deze tijdelijke bedeling, die is ingesteld voor de mensheid, namelijk dat de volken zouden worden verbonden met de Naam van Christus, en zo zouden worden verlost van de dood, en bezeten door God. Ik zal U de volken tot Uw erfenis geven, die hen zo bezitten tot hun heil, en om U geestelijke vrucht te dragen. En de uiterste delen der aarde tot Uw bezit. Hetzelfde herhaalde, De uiterste delen der aarde, staat voor de volken; maar duidelijker, opdat wij alle volken zouden verstaan. En Uw bezit staat voor Uw erfenis.

Rasjie: Doe een beroep op Mij: bid tot Mij telkens wanneer je je vijanden te lijf gaat.


9 Je zult ze breken met een ijzeren staf; als een pottenbakkersvat zul je ze verbrijzelen.”


Augustinus: 8. Gij zult over hen heersen met een ijzeren staf, met onbuigzame rechtvaardigheid, en Gij zult hen breken als een pottenbakkersvat Psalm 2:9; dat is, Gij zult in hen breken de aardse begeerten, en de vuile daden van de oude mens, en alles wat uit de zondige klei is voortgekomen en genezen.

Rasjie: Je zult ze breken: Heb. תרעם [als] תרוצצם.

Met een ijzeren staaf: Dat is het zwaard.

Je zult hen verbrijzelen: Heb. תנפצם, je zult ze breken, en dat is de uitdrukking van נפוץ in de hele Schrift, een potscherf die in fijne stukken gebroken wordt.


10 En nu, [u] koningen, wees wijs; laat u vermanen, [u] rechters van de aarde.


Augustinus: En nu begrijpen, gij koningen Psalm 2:10. En nu, dat wil zeggen, nu vernieuwd zijnde, uw bedekking van klei versleten, dat wil zeggen, de vleselijke vaten van dwaling die tot uw vorige leven behoren, begrijp nu, u die nu koningen bent; dat wil zeggen, nu in staat om te regeren over alles wat dienstbaar en bruut in u is, nu ook in staat om te strijden, niet als zij die op de lucht slaan, maar uw lichamen kastijdend, en ze onderworpen makend. 1 Korintiërs 9:26-27 Weest onderwezen, gij allen, die de aarde richt. Dit is weer een herhaling; onderwezen is in plaats van begrijpen; en gij die de aarde oordeelt in plaats van gij koningen. Want Hij bedoelt het geestelijke met hen die de aarde oordelen. Want al wat wij oordelen, is beneden ons; en al wat beneden de geestelijke mens is, wordt met recht de aarde genoemd; want het is verontreinigd met aards verderf.

Rasjie: En nu, koningen, wees wijs: De Joodse profeten zijn barmhartige mensen. Zij vermanen de heidenen zich af te wenden van hun kwaad, want de Heilige, gezegend zij Hij, reikt Zijn hand uit naar goddelozen en rechtvaardigen.


11 Dient de Heer met vreze en verheugt u met beven.


Augustinus: 9. Dient de Here met vreze, opdat hetgeen gezegd wordt: Gij koningen en rechters der aarde, niet tot hoogmoed wordt: En verblijdt u met beven Psalm 2:11. Zeer uitmuntend is hieraan toegevoegd verheugt u, opdat het niet schijnt dat het dienen van de Here met vreze tot ellende neigt. Maar nogmaals, opdat deze zelfde blijdschap niet zou overgaan tot ongeremde onachtzaamheid, is er toegevoegd met beven, opdat het zou dienen tot een waarschuwing, en tot het zorgvuldig bewaken van heiligheid. Het kan ook zo worden opgevat: En nu begrijpt u, koningen; dat is: En nu ik tot koning ben aangesteld, weest dan niet bedroefd, koningen der aarde, alsof uw voortreffelijkheid van u werd weggenomen, maar begrijpt en wordt onderwezen. Want het is passend voor u dat u onder Hem bent, door wie u begrip en onderricht wordt gegeven. En dit is nuttig voor u, dat u het niet met onbezonnenheid beheerst, maar dat u de Heer van allen dient met vrees, en u verheugt in de zekerste en zuiverste gelukzaligheid, met alle voorzichtigheid en zorgvuldigheid, opdat u daardoor niet in hoogmoed valt.

Rasjie: en verheugt u met beven: Wanneer het beven, waarover geschreven staat (Jes. 33:14): “Beving greep de vleiers”, komt, zult u zich verheugen en blij zijn als u de Heer hebt gediend.


12 Wapen u met reinheid opdat Hij niet toornig wordt en u omkomt op de weg, want in een ogenblik zal Zijn toorn ontsteken; de lofzang van allen die hun toevlucht tot Hem nemen.


Augustinus: 10. Houd u aan de tucht, opdat de Heere niet te eniger tijd toornig wordt, en gij van den rechtvaardigen weg vergaat Psalm 2:12. Dit is hetzelfde als begrijpen en onderwezen worden. Want begrijpen en onderwezen worden, dat is tucht uitoefenen. Nog steeds in dat er gezegd wordt, hou je vast, wordt er duidelijk genoeg geïmpliceerd dat er enige bescherming en verdediging is tegen alles wat kwaad zou kunnen doen, tenzij het met zo grote zorgvuldigheid wordt vastgehouden. Opdat de Heer niet te eniger tijd toornig zou zijn, wordt met twijfel uitgedrukt, niet met betrekking tot het visioen van de profeet aan wie het zeker is, maar met betrekking tot degenen die gewaarschuwd worden; want zij, aan wie het niet openlijk geopenbaard is, zijn geneigd met twijfel te denken aan de toorn van God. Dit moeten zij dan tot zichzelf zeggen: laten wij ons aan de tucht houden, opdat de Heer niet toornig wordt en wij van de rechte weg afdwalen. Nu, hoe de Heer toornig moet zijn, is hierboven gezegd. En jullie vergaan van de rechte weg. Dit is een grote straf, en gevreesd door hen die enige gewaarwording hebben gehad van de lieflijkheid van gerechtigheid; want wie omkomt van de weg der gerechtigheid, zal in veel ellende dwalen door de wegen der ongerechtigheid.

11. Dat wil zeggen, wanneer de wraak zal komen die voor de goddelozen en zondaars bereid is, zal die niet alleen degenen die hun vertrouwen op de Heer stellen niet treffen, maar ze zal zelfs nuttig zijn voor de stichting en de verhoging van een koninkrijk voor hen. Want hij zei niet: Wanneer Zijn toorn kortstondig ontstoken zal zijn, zullen allen die hun vertrouwen op Hem stellen, veilig zijn, alsof zij dit alleen daardoor zouden hebben, om vrijgesteld te zijn van straf; maar hij zei: gezegend; waarin de som en opeenstapeling is van alle goede dingen. Nu veronderstel ik dat de betekenis van “ogenblik” dit is, dat het iets plotseling zal zijn, terwijl de zondaars het als ver weg en lang verwachtend zullen beschouwen.

Rasjie: Wapen u met reinheid: Wapen u met reinheid van hart. Sommigen leggen נשקו uit als garnimont in het Oudfrans, uitrusten.  Menachem (p. 179) interpreteert het als een uitdrukking van verlangen, zoals (in Gen. 3:16): “Uw verlangen (תשוקתך) zal voor uw man zijn.”

Commentaar: Onze vertalingen zeggen hier doorgaans “kust de Zoon” – als een daad van onderwerping. Nog afgezien van het feit dat het kussen van de hand of de ring van koning pas in de Middeleeuwen als een gebaar van onderwerping werd gezien, is er een betere vertaling denkbaar. Zowel Augustinus als Rasjie hebben daarvoor gekozen. “Wapen u met reinheid” zegt Rasjie. “Houdt u aan de tucht,” zegt Augustinus.

Rasjie: opdat Hij niet toornig wordt: Heb. יאנף, opdat Hij niet toornig wordt.

En je vergaat op de weg: Zoals de zaak die staat (boven 1:6): “maar de weg der goddelozen zal vergaan”.

Want in een ogenblik zal Zijn toorn ontstoken worden: Want in een kort ogenblik zal Zijn toorn plotseling tegen hen worden ontstoken, en op dat moment zal de lof worden onderscheiden van allen die hun toevlucht tot Hem nemen.


 

Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *