Hebr. 13:17 – Zijt uw voorgangers (36) gehoorzaam en zijt hun onderdanig; want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap geven zullen; opdat zij dat doen mogen met vreugde en niet al zuchtende; want dat is u niet nuttig.
1 Tim. 5:17 Dat de ouderlingen die wel regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer.
Kanttekening (36): Dat is, herders en leraars, gelijk tevoren vers 7. Waarmede niet alleen de waardigheid van het ambt der leraars, maar ook hun schuldige plicht wordt uitgedrukt, gelijk ook in de volgende woorden, dat zij waken voor hun zielen, dat is, voor de zaligheid van hun zielen.
We lezen in Prediker 1:18, “Want in veel wijsheid is veel verdriet; en die wetenschap vermeerdert, die vermeerdert smart. “
Wie in de gemeente het Woord van God uitleggen mag, en ook mag toepassen op het geweten van de broeders en zusters in de vermaning – het doen herinneren van de eisen van Gods Woord – heeft een bijzonder ambt, dat niet zonder zijn problemen is. De Schrift is duidelijk: aan de ene kant mag je daarvoor dubbele eer verwachten, aan de andere kant staat dat juist jij rekenschap zult afleggen, jij zult je moeten verantwoorden voor de Bijbeluitleg die je hebt gegeven, voor de leer die je hebt onderwezen.
Wie zou ter wille van de dubbele eer zich inspannen om in die positie te gaan staan? Niet zoals elk ander gemeentelid te mogen zeggen wat je wilt over deze of gene passage, want als “leek” mag je zeggen wat je wilt zonder verantwoordelijk te worden gehouden voor welke Bijbeluitleg dan ook. Een leek kan immers nooit ter verantwoording worden geroepen als dwaalleraar of als “ketter”, zolang hij maar zijn opvattingen voor zich houdt. Het zijn de voorgangers die het risico lopen af te wijken van de “gezond”, d.i. gezond-makende, leer. Alle slechte heelmeesters zullen ter verantwoording worden geroepen als hun onderwijs schadelijk is voor leven en geloof van de mensen die aan hun zorg zijn toevertrouwd.
In de grotere Bijbelkennis die een leraar geacht wordt te bezitten, zit daarom ook de mogelijkheid van veel verdriet zoals de Prediker het al uitdrukt. Over veel kennis kunnen beschikken, en die kennis ook toepassen en delen in de gemeente, kan ergernis oproepen als iemand niet gesteld is op een vermaning. De wijsheid die iemand, enthousiast over Gods Woord, ten toon spreidt kan een beschuldiging van hoogmoed net zo makkelijk oproepen als een directe jaloezie. Naar de voorganger wordt geluisterd, en naar mij niet – zo’n reactie dus.
Ik heb vaak meegemaakt dat bij de start van een Bijbelkring in een gemeente waar ik net begon, de ergernis al daarin lag dat ik geen vrije uitwisseling van meningen voorstond. Ik zei het weleens hardop: “wij horen niet geïnteresseerd te zijn in wat Tante Suze denkt van een passage uit de Schrift, wat zij daarin voor zichzelf ontdekt heeft, welke persoonlijke mening zij voor zichzelf daarover gevormd heeft. Waar het om gaat is wat er werkelijk staat, wat God door Zijn Woord wil zeggen.” De volgende bijeenkomst miste ik al een derde van de deelnemers, en bij de daaropvolgende was het gezelschap tot minder dan de oorspronkelijke helft geslonken. De ouderlingen kwamen meestal na de eerste keer al niet meer. Als de gelijken van de predikant, wilden zij niet meemaken dat ze net als de anderen tot leerling werden gereduceerd.
We leven nu eenmaal in een tijd waarin deskundigheid niet makkelijk wordt geaccepteerd, en de overtuiging bij iedereen leeft dat elk van ons met hetzelfde recht een interpretatie van de Schrift mag geven. Dat is Sola Scriptura (de Schrift alleen) zonder het befaamde: Scriptura Scripturae interpres (de Schrift zelf is de sleutel voor het verstaan van de Schrift, vrij vertaald). Zolang het maar persoonlijk en authentiek is, moet het wel goed zijn. We moeten dus zeggen dat de uitoefening van het leraarschap in de gemeente doorgaans een halvering van de eer betekent, terwijl de Schrift toch nadrukkelijk spreekt over dubbele eer.
En dan is er ook nog de kwestie van de aansprakelijkheid. De leer moet gezond maken, er moet trouw zijn aan de Schrift, aan Christus, aan het evangelie; de Schrift moet worden gelezen als Gods Woord. De voorganger die dat doet komt tot conclusies die hem de dubbele eer gaan kosten als de gemeente onwillig is om daarin Gods stem te horen. Zo zal de gemeente falen in haar primaire verantwoordelijkheid. Maar hoe zit het dan met de verantwoordelijkheid van de voorgangers?
Het problematisch is, dat die onveranderd blijft. De uitspraak dat “zij rekenschap zullen geven” wordt niet aangetast door de ervaring dat men de dubbele eer niet geeft. Er is geen vluchtweg uit dat dilemma: wie eer wil in de gemeente, moet nu jiust niet het evangelie uitleggen zoals de Schrift het ons voorhoudt, maar mensen naar de mond praten. Of mensen aan het woord laten met hun soms goedbedoelde, maar meestal ondoordachte interpretaties van de Schrift die ze meestal maar nauwelijks kennen. De opdracht blijft dezelfde:
2 Tim. 2:15 Benaarstig u om uzelven Gode beproefd voor te stellen,een arbeider die niet beschaamd wordt, die het Woord der waarheid recht snijdt.
Het is zoals de Rabbijnse traditie zegt (Midrasj Rabbah Bereshit Hoofdstuk 19, par. 1) “Rav zei: een geleerde in de Torah heeft geen waarschuwing nodig.” Waarom niet? Wanneer hij het Woord niet recht snijdt, wanneer hij ongezonde leer onderwijst, wordt hij ter verantwoording geroepen als iemand die beter kan weten. Meer kennis, grotere verantwoordelijkheid. Rabbi Jochanan zei daarom: “het is te vergelijken met een mooi linnen kleed, als op dat witte kleed één enkel zwart vlekje zit, is het hele kleed waardeloos geworden.” Als je daartoe geen opdracht hebt ervaren, geen “roeping”, dan kun je dat zeker niet volhouden. Immers, dan heb je deze opdracht aangenomen:
2 Tim. 4:2 Predik het Woord; houd aan tijdiglijk, ontijdiglijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer.
Ook wanneer het jou niet uitkomt (tijdig en ontijdig), ook wanneer de hoorders het eigenlijk niet willen horen (weerleg en bestraf), met het geduld alsof je een kind onderwijst (lankmoedigheid) en in volle overeenstemming met het onderwijs dat je zelf ontvangen hebt (leer), zó ben je als voorganger gehouden Gods Woord te onderwijzen en te verkondigen. Zó ben je geroepen te waken over de zielen van degenen die aan je zijn toevertrouwd – ook als ze dat eigenlijk van de hand wijzen omdat ze worden meegesleurd door allerlei vreemde leringen, ook als voor hen kennis van de schrift meer lijkt op een snelle snack in plaats van het voedsel dat leven geeft. Is het niet zo, dat wij in een tijd leven dat mensen vastzitten in hun dogmatische torens, een verwend gehoor hebben gekregen en er altijd – internet! – een andere leraar gevonden kan worden, die ze naar de mond praat en hun behoeftes dient?
Ondeskundig meepraten – wel heel spaarzaam – in een Bijbelkring hielp mij regelmatig om scherp te blijven; die kant is er ook dat luisteraars geconcentreerd moeten blijven.
Reacties helpen de leraar ook om te ontdekken waar zijn leerlingen zitten met hun volgen en hun denken.
Dialoog heeft ten behoeve van de overdracht wel een functie; ook al is er groot verschil in kwaliteit van de inbreng.
Al reagerend merkt de luisteraar zelf ook waar hij of zij zit, in een web van eigen slordige gedachten of bezig inhoudelijk goed te volgen.
Onderwijs kan in de vorm van een dialoog mits de leraar de regie in handen houdt. Wanneer hij die verliest wordt het een chaos van meningen waarin niemand gesticht wordt.