Brief aan een ketter

Beste Ketter,

Ik noem je zo omdat je zelf schrijft, dat je je met je opvattingen “in het spoor van ketterij” gesteld hebt. Namelijk omdat je geen “kwalitatief verschil” erkent tussen jou en Jezus. Daarmee zeg je dat Jezus gewoon een mens is zoals jij en ik. Je hebt gelijk. Dan ben je een ketter. Dan heb je het christelijk erf verlaten.

Maar ik wil graag op enkele punten ingaan. In de hoop je op een spoor te zetten dat dichter bij de kern van het evangelie ligt. Wat een verrassing was jouw brief voor mij. Meteen al omdat je op mijn website bent geweest. Dat zijn er niet veel! Mijn hartelijke dank ook voor jouw woorden van waardering voor de Schriftstudie over het evangelie van Marcus.

Maar nu je verbazing. En je ketterij.

Je vindt dat ik een “protestantse bril” draagt en daarmee in de Schrift terugvindt, wat ik er al vantevoren in wil vinden. Je valt er over dat ik blijkbaar alleen maar kan lezen, wat ik geacht word te lezen. Je schrijft: “het hele calvinistische gedachtegoed kun je vinden in de Schrift, mits je deze scant met het beoogde gedachtegoed in je achterhoofd.” Ik denk dat je daarmee tekort doet aan de zorgvuldigheid waarmee Calvijn zijn Bijbelse theologie als basis heeft gebruikt voor zijn gedachtegoed – dat was bij hem in ieder geval de uitkomst van nadenken over de Schrift, en stond niet al van tevoren vast. Calvijn was toch geen calvinist! (Net zomin als ik trouwens.)

Nu is het wel zo dat deze studie van Marcus – op de website en Youtube – in het kader staat van de voorbereiding op de belijdenis. In die studie is om die reden de Apostolische Geloofsbelijdenis het uitgangspunt, maar dat betekent nog niet dat ik verkeerd lees. In ieder geval lees ik de vier evangeliën als een samenhangende boodschap, waardoor ik bijvoorbeeld de uitdrukking “Zoon van God” in Markus niet kan lezen zonder te denken aan het evangelie van Johannes: “Het Woord is vlees geworden… een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader.” Die samenhang in de Schrift, dát is mijn bril.

Jij leest weliswaar met een andere bril, maar dat is er ook een. En dat is het idee dat er een normatief joods beeld van Jezus zou moeten zijn dat oorspronkelijker is dan het kerkelijke beeld van de Apostolische Belijdenis. Alle teksten van het Nieuwe Testament zijn echter ontstaan binnen een joodse context en ik zie geen reden om de Hellenistische karaktertrekken daarvan als niet authentiek te zien. Het zuiver “joodse” is immers ook een constructie, gebaseerd op het Jodendom van de ballingschap, het Jodendom van de Talmoed. Het Jodendom van de eerste eeuw kent veel grotere variatie en breedte van denken.

Jij zegt dat het na 2000 jaar tijd wordt om Jezus niet langer te interpreteren als een avatardie afgedaald is op deze aarde. Je noemt dat een Arische interpretatie. Joodse oren zouden het leven van Jezus nooit en nooit zo geïnterpreteerd zijn.

Speel je echter hiermee niet opnieuw de lage christologie – Jezus als Messiaanse koning – uit tegen de hoge christologie – Jezus als Zoon van God? Hebben we die hele vermoeiende discussie tussen 1950 en 1980 dan niet eens een keer achter de rug? Ik denk dat zowel de hoge als de lage christologie gebaseerd is op de Schrift. Zonder de hoge is het leven van Jezus niet normatief, en zonder de lage wordt Jezus inderdaad een “avatar.” Maar waarom niet beide? Was dat niet juist het genie van de vroege kerk, om vol te houden dat Jezus Christus waarachtig God én waarachtig mens was? In veel periode van de kerkgeschiedenis kwam het accent nu eens op het ene dan weer op het andere te liggen. Maar horen ze niet werkelijk bij elkaar?

Ik denk dat het tijd wordt om juist de hoge christologie, die bijna verdwenen is in onze kerk en in onze geloofsbeleving, weer centraal te stellen. Jezus niet alleen maar te zien als de goedwillende maar falende leraar, maar als de mens in wie God beslissend gehandeld heeft. Zozeer zelfs, dat we moeten belijden dat wie de Zoon gezien heeft, de Vader gezien heeft. Belijden dus dat het aardse leven van Jezus de historische openbaring van God is – het geheim van de godsvrucht is immers, zoals de jood Paulus schrijft, dat “God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de geest, is gezien door de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid.” (1 Timotheus 3:16) Is dat niet het grote geheim dat Paulus mocht zien en de kerk heeft willen begrijpen, dat uiteindelijk uit Israël naar het vlees de Christus is voortgekomen, “dewelke is God boven alles, te prijzen in eeuwigheid”? (Rom. 9:5)

Je schrijft verder dat we sinds de 19e eeuw de Schrift in reliëf zijn gaan zien. Ik vind dat een mooie uitdrukking. Je legt uit wat je bedoelt: “we kennen de historische ontwikkeling van de Schrift en de wereld waarin deze ontwikkeling plaatsvond. Het is niet zinvol om alles even zwaar te wegen.”

Maar betekent dat dan, dat wij nu kunnen oordelen over de Schrift, omdat we haar ontwikkeling zouden kennen en de historische context waarin ze is ontstaan? Wanneer – de jood – Johannes schrijft, dat het “Woord is vlees geworden” kan er een dissertatie worden geschreven over de historische achtergrond ervan. (Lees het boek van Bultmann maar eens.) Betekent dat voor jou onmiddellijk, dat jij nu mag beoordelen of dit zwaar is of niet, in historische zin? Het lijkt mij immers duidelijk dat theologisch gezien, dit een beslissende en fundamentele uitspraak is over de status van Jezus leven. Jij plaatst dathistorisch in de marge, terwijl ik het theologisch als grondslag neem van alle andere uitspraken over Jezus.

Mijn vraag aan jou is dus deze: hangt de theologische zwaarte van de Schrift af van de historische beoordeling van het ontstaan van een tekst?

En is dat geen variant van een andere vorm van het relativisme: dat de theologische zwaarte van de Schrift afhangt van de gelovige receptie – van de vraag dus wat ik ermee kan doen?

Of het nu wel of niet waar is wat jij schrijft, dat het gaat om “een verstaan met hellenistische oren van een joodse geschiedenis” – ik denk dat we dat joodse niet tegen het hellenistische mogen uitspelen. Sterker nog, ik denk dat we met Europese oren nu eindelijk eens de geschiedenis van Jezus op aarde moeten verstaan vanuit het geheel van het Apostolische Getuigenis. Zonder met negentiende-eeuwse chirurgische middelen de Schrift te ontleden om er uit te halen wat ons bevalt. Of wat past bij een door ons geconstrueerd beeld van het normatieve jodendom.

Wanneer de kerk Jezus principieel gaat zien als een “geïnspireerd en inspirerend mens”, zoals jij schrijft, doet ze naar mijn overtuiging geen stap voorwaarts, maar valt ze definitief in de afgrond. De inspiratie van Jezus als een martelaar uit de geschiedenis, doet mij niets. Maar een levende Heere Jezus Christus, die de zondenlast van de wereld wilde dragen, en die is opgestaan uit de doden, en die ik met Thomas kan aanspreken als “mijn Here, mijn God,” dat is de Jezus die mij inspireert.

Ik geloof niet dat de christelijke traditie een stap voorwaarts kan maken, door Jezus als geïnspireerd en inspirerend mens te interpreteren. Die interpretatie is bovendien niet nieuw. Dit is al geprobeerd vanaf de dagen van Schleiermacher in de 19e eeuw. Overal waar die interpretatie opduikt, loopt de kerk (nog sneller) leeg en wordt het evangelie krachteloos. Kijk maar naar de realiteit van de vrijzinnige gemeenten in Nederland. Daar is geen bloei of herstel van te verwachten. Kijk maar naar de televisie-theologen die de een na de ander de conclusie trekken, dat uiteindelijk alle geloof wegvalt. Een zachte hulpverlenersmystiek is alles wat overblijft. En helaas, ook mijn kerk loopt het risico dat ze in de afgrond van het relativisme en de vrijzinnigheid verdwijnt.

Zoals je ongetwijfeld verwachtte, blijf ik bij mijn standpunt. Vooral omdat het naar mijn overtuiging het erop aankomt om nu, juist nu!, pal te staan voor de belijdenis. Wat mij betreft, ik blijf de Heere Jezus dienen.

Nogmaals mijn dank voor je brief, en ik hoop dat je het goed vindt dat ik hem heb behandeld alsof hij als brief op de site was gezet. Ik zal je ook nog privé schrijven. Maar dit is mijn openbare antwoord.

Met vriendelijke groet,

je broeder in Christus,

 

Robbert

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Toespraken. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Brief aan een ketter

  1. Robbert Veen schreef:

    Dank je wel, SImon! Ik miste jouw stem al in dit geheel!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *