We lezen in de Babylonische Talmoed, Berachot 6a:
We hebben geleerd: Abba Benjamin zegt, “als het oog het vermogen had om ze te zien, zou niemand de demonen kunnen verdragen.” Abaye zei: “ze zijn groter in aantal dan wij en omringen ons als de randen van een veld.”
Rabbi Huna zei: “ieder van ons heeft er 1000 op zijn linkerhand en 10.000 op zijn rechterhand.”
Raba zegt: “het gedrang bij de lezingen in de Babylonische leerhuizen is aan hen te wijten. Vermoeidheid in de knieën is aan hen te wijten. De slijtage van de kleren van de geleerden is te wijten aan het feit dat ze er tegen aan wrijven. Gekneusde voeten zijn aan hen te wijten. Als iemand ze wil ontdekken, moet hij gezeefde as nemen en die rond zijn bed strooien, en ’s morgens zal hij iets zien dat lijkt op de pootafdrukken van een haan. Als iemand ze wil zien, laat hij dan de nageboorte nemen van een zwarte poes, de nakomeling van een zwarte poes, de eerstgeborene van een eerstgeborene, laat hem die op vuur roosteren en tot fijn poeder vermalen, en daarna iets daarvan in zijn ogen doen, en hij zal hen kunnen zien. Hij moet het ook in een ijzeren pijp gieten en die verzegelen met een ijzeren verzegeling zodat zij (de demonen) het niet van hem zullen stelen. Hij moet ook de opening sluiten, om schade te voorkomen.
Rabbi Bibi ben Abaye deed dit, zag ze en leed schade en werd ziek.Toen de wijzen voor hem gebeden hadden herstelde hij. Doorgaan met het lezen van “De hanepoten van de demonen in de Talmoed – Berachot 6a”