A. Israël mist de ware gerechtigheid van God (10:1-4)
1. Ik, Paulus, heb nog steeds een grote liefde voor mijn eigen volk. Als ik tot God bid voor Israël, vraag ik altijd om hun redding. 2. Ik moet ook zeggen dat zij in hun godsdienst een grote ijver laten zien. Maar die ijver is op het verkeerde gericht en ze houden zelfs tegen beter weten in vol. Wat is dan het probleem? 3. Zij kennen en erkennen de gerechtigheid niet, die God in Christus geschonken heeft, en daarom streven zij ernaar om een gerechtigheid van eigen makelij op te richten. Maar dat betekent dat ze zich niet gehoorzaam onderwerpen aan Gods openbaring. Zij verwerpen de gerechtigheid van God en dat is ongehoorzaamheid.
4. Zij hadden kunnen weten dat zowel de Wet als de Eredienst zijn vervulling, maar daarmee ook zijn einde vinden in Christus. Toen Hij kwam, werd de gerechtigheid verbonden met het geloof in Hem. Dat is eigenlijk niets nieuws. Het evangelie van geloof en genade is volledig in overeenstemming met het Oude Testament. De gerechtigheid vanuit de ijver voor de Wet en de gerechtigheid uit geloof alleen komen we beide al in het Oude Testament tegen. En het is duidelijk dat de HEERE de besnijdenis van het hart, d.w.z. geloof zoekt.