Het probleem van het kwaad – wordt Job gestraft voor het kwade dat hij deed?

Dit is zeker het probleem, het probleem der problemen. Over het algemeen is het het probleem waarom er überhaupt kwaad is, vooral in een universum dat geschapen is en geregeerd wordt door een algoede en almachtige God.

Thomas Aquinas formuleert het probleem met maximale beknoptheid in de Summa Theologiae; “Als een van twee tegenstellingen oneindig is, wordt de andere volledig geëlimineerd. Maar God is oneindige goedheid. Dus als God bestaat, zou het kwaad volledig geëlimineerd zijn. Maar het kwaad bestaat. Daarom bestaat God niet” (STh I, 2, 3, Obj. 1).

De versie van Augustinus is iets langer en iets meer expliciet: “Als God al-goed was, zou Hij alleen het goede willen, en als Hij almachtig was, zou Hij in staat zijn alles te doen wat Hij wil. Maar er is kwaad [en ook goed]. Daarom is God óf niet al-goed óf niet almachtig, óf allebei.”

Een derde formulering van het probleem is meer praktisch dan theoretisch: Hoe zou God – de algoede en almachtige de algoede en almachtige God – slechte dingen laten gebeuren met goede mensen? Deze formulering ligt dichter bij de klacht van Job. Het is niet alleen het loutere bestaan van het kwaad, welk kwaad dan ook, maar de persoonlijke aanwezigheid en ervaring van het kwaad, het specifieke kwaad van onrechtvaardigheid, dat het dringende probleem is. Straf voor verdiende misdaad is kwaad in zekere zin, omdat straf pijn moet doen, maar in een andere zin is het helemaal geen kwaad maar goed: het is rechtvaardigheid. Maar Job ondervindt geen gerechtigheid maar onrechtvaardigheid. Slechte dingen – zeer, zeer slechte dingen – overkomen hem, en hij is “goed volk”, in feite zeer, zeer “goede mensen” volgens de schrijver van het boek (Job 1:1) en, nog gezaghebbender, volgens de auteur van Jobs wezen, God zelf (Job 1:8).

Er zijn slechts vier mogelijke antwoorden op dit probleem.

Ten eerste is er het voor de hand liggende (maar verkeerde) antwoord voor iemand die gelooft in de God van de Bijbel, de God die zowel al goed als al machtig is: namelijk, dat Job geen “goed mens” is mens” is. Dit is het antwoord van de drie vrienden van Job, en het is enorm redelijk. De schrijver van het boek moet zich uitsloven om de lezer in het allereerste begin te vertellen het allereerste begin dat Job “een gezond en oprecht man is, iemand die God vreest en zich van het kwade afwendt” en om deze waarheid in de mond van God zelf te leggen (Job 1:8). Anders zouden wij, net als de drie vrienden van Job, zeker voor deze oplossing kiezen.

Het schokkende contrast tussen schijn en werkelijkheid, tussen wat lijkt de klaarblijkelijk ware oplossing is en wat de echte, oneindig veel moeilijkere en mysterieuze en verrassende oplossing is, is een van de voornaamste dramatische belangen van het boek. Wij moeten de drie vrienden van Job niet als dwazen zien, want dat zijn zij niet en want dan zouden wij het grote drama missen, de ironie, de tegenstelling tussen schijn en werkelijkheid. Wij moeten met de vrienden meeleven om geschokt te kunnen zijn geschokt te zijn door God, zoals zij dat waren. In zekere zin is dit de voornaamste reden waarom het boek geschreven is geschreven: om de lezer te shockeren met God, de echte God, de “Heer van het Absurde”, om de titel van pater Raymond Nogar te gebruiken, in tegenstelling tot de comfortabele en gemakkelijke handige God van onze eigen verwachtingen en categoriseringen.

Als God zelf, de alwijze ontwerper van het hele verhaal waarin wij ons begeven, niet deze schokkende en verrassende “Heer van het absurde” zou zijn, maar rationeel, voorspelbaar, comfortabel en makkelijk, dan zou het leven geen mysterie zijn dat geleefd moet worden, maar een probleem dat opgelost moet worden, geen liefdesverhaal, maar een detectiveverhaal, geen tragikomedie maar een formule. Want tragedie en komedie vormen de twee voornaamste vormen van mysterie, en als Job ons iets leert, dan is het wel dat wij in een mysterie leven.

Het eerste antwoord op het probleem, namelijk dat van Jobs drie vrienden, namelijk dat Job geen “goed volk” is, moet dus verworpen worden, omdat

(1) het klaarblijkelijk niet het antwoord van de schrijver van Job is,

(2) God zelf dit antwoord weerlegt, zowel aan het begin van het boek, wanneer Hij tot Satan spreekt over Jobs deugden, als aan het eind, wanneer Hij Job prijst en Jobs drie vrienden castigeert, en

(3) dit antwoord het centrale mysterie van het leven tot een probleem zou reduceren.

Wij moeten ons dus wenden tot een tweede mogelijk antwoord.

(wordt vervolgd)

Bron: Three Philosophies of Life, Peter Kreeft, © 1989 Ignatius Press, San Francisco 

vertaling: DeepL

Dit bericht is geplaatst in bijbelbespreking, Bijbelse Theologie met de tags , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *