Het betrouwbare profetische woord – Verkondiging over Markus 9:2-8 en 2 Pe.1:16-21

Zusters en broeders, gemeente van onze Here Jezus Christus,

Het hoogtepunt van het evangelie van Marcus is ongetwijfeld het gedeelte net hiervoor, waar we Petrus horen zeggen dat Jezus de Messias is. Deze belijdenis is de juiste beoordeling van Jezus. Hij is niet een soort Johannes de Doper, Hij is niet Elia, Hij is niet zomaar een van de profeten, maar Hij is de Christus, de Messias. Het moet voor de discipelen wel teleurstellend zijn geweest, dat meteen daarna Jezus begint uit te leggen dat de Zoon des Mensen door de diepste vernedering heen moest gaan. Hij moest lijden en verworpen worden en zou gedood worden.

Het idee van een vermoorde Messias was voor de discipelen van Jezus onbegrijpelijk en onaanvaardbaar. Deze discipelen zijn wat dat betreft toch net als wij, omdat we wel uitzien naar de heerlijkheid van een nieuwe wereld, naar een maatschappij vol vrede en gerechtigheid, maar net als zij hebben wij moeite met die ergerlijke boodschap dat de Messias daarvoor moest lijden, of dat wij moeten lijden voor dat Koninkrijk. Het is alsof we bij deze woorden over het lijden en de vernedering eigenlijk de moed verliezen. Net als zij dus. Een makkelijke overwinning willen ze wel, maar deze bijzondere strijd met als er complicaties gaat de discipelen eigenlijk te ver.

Ik denk dat Jezus precies geweten heeft hoe zijn discipelen zich gevoeld hebben. Ze zitten met een groot probleem. Als Jezus de Messiaanse koning is, dan zou er geen vernedering en geen lijden moeten zijn. Als Jezus wel door vernedering en lijden heen moet gaan, dan kan hij niet de Messias zijn. Daar zullen ze zes dagen lang mee geworsteld hebben.

Ons hoofdstuk, Markus 9, vertelt ons dat Jezus de drie belangrijkste discipelen met zich meeneemt op de berg. Petrus en de broers Jacobus en Johannes. Ik denk dat hij deze drie meeneemt en de andere negen achterlaat, omdat de Wet van Mozes zegt dat de waarheid moet worden bevestigd door twee of drie getuigen. Deze drie zijn genoeg. Jezus beklimt samen met hen de berg Hermon, helemaal in het noorden van Galilea, in de buurt van het stadje Caesarea Philippie waar de belijdenis van Petrus was uitgesproken. Lukas vertelt ons (Lukas 22) dat de discipelen daar al snel in slaap vielen, waarschijnlijk vanwege hun verdriet over het vooruitzicht van de dood van Jezus. En dan gebeurt er iets dat op deze drie discipelen een onuitwisbare indruk gemaakt moet hebben.

We hebben het wel eens over ervaringen die ons hele leven veranderen. Ik weet in mijn leven van een zo’n ervaring, toen mijn oudste zoon geboren werd. Dat was een nieuwe verantwoordelijkheid, een ander soort van liefde, het maakte dat ik mijn vader ineens begreep. En je vrouw is ook niet meer dezelfde, is nu ineens de moeder van je kind. Alles is anders. Maar het kan ook de dood van een vader of moeder zijn waardoor het hele perspectief op het leven, je hele beleving van alledag totaal veranderd wordt. Maar het is wel de vraag of die levensveranderende ervaringen werkelijk je hele leven blijven doorwerken. Je komt al snel weer op nieuwe gedachten of je stapt in een nieuwe rol. Het rijke gevoel en de glans verdwijnen uiteindelijk weer, en dan krijge je weer te maken met het gewone leven, met het grijze van de alledaagsheid.

Als je het evangelie leest, dan merk je dat de discipelen vele van dergelijke levensveranderende ervaringen moeten hebben gehad. Bij hun roeping namen ze afstand van hun normale leven, zelfs van hun gezin. Ze maakten het enorme enthousiasme van de menigte mee en dat moet aanstekelijk zijn geweest, en ze zagen de genezingen van Jezus. Hun hoop op het naderende Koninkrijk moet daardoor tot het uiterste gespannen zijn geraakt. Ze hoorden Hem woorden spreken die tot diep in hun ziel doordrongen en hun wereldbeeld diepgaand hebben veranderd. Zoals de woorden die Jezus sprak over de noodzaak van vergeving – niet zevenmaal maar 70 maal zeven” zegt Jezus tegen Petrus. Ik stel mij voor dat er elke maand wel iets gebeurde waardoor ze werden geschokt. Aan het eind van het evangelie moeten natuurlijk ook de kruisiging en daarna de opstanding en vervolgens de Hemelvaart en daarna de komst van de Heilige Geest levensveranderende ervaringen zijn geweest – terwijl het voor ons feesten zijn waarbij wij met moeite proberen terug te kijken naar de geschiedenis zoals we die in de Bijbel vinden. Maar zij maakten het mee!

De ervaring van Markus 9 moet opnieuw zoiets geweest zijn, voor deze drie discipelen in ieder geval. Ze hadden zes dagen kunnen nadenken over de vernedering van de Messias. Over de aankondiging van Zijn lijden en sterven. En nu zien ze Jezus veranderen van gedaante. Zo zijn ze net wakker geworden. Een licht omstraalt Jezus dat niet van deze wereld is. Er is geen sprake meer van vernedering. Deze Jezus staat zo dicht bij God dat Hij onmogelijk voor eeuwig sterven kan. Ze zien iets van de heerlijkheid van Jezus, dat licht laat zien dat Hij meer is dan een mens, dat Hij de eeuwige Zoon van God is.

En als ze dan nog zouden twijfelen aan Zijn status, dan komt Elia bij Jezus staan, als vertegenwoordiger van de profeten samen met Mozes, door wie God de Wet gaf, en zij spreken met Jezus. Het Oude Testament, Mozes en de profeten, zoals de discipelen het bij hun catechisatie geleerd hebben, zijn ondergeschikt aan de persoon van Jezus.

Er is een vers hier dat we allemaal heel goed kunnen begrijpen, namelijk het zesde vers: “hij wist niet goed wat hij moest zeggen, want ze waren door schrik overweldigd.” Kijk, dat kan ik me nou goed indenken. En ook zijn reactie. Petrus stamelt maar wat, en doet wat alle mensen doen als ze iets buitengewoons meemaken. Namelijk proberen om het maar weer simpel te maken. Hij ziet drie gestalten. En hij voelt dat er iets bijzonders aan de hand is. Wat ga je dan zeggen? “Het is goed dat we hier samen zijn. Laten nog wat langer blijven. Laten we maar drie tenten opslaan.’ Petrus maakt er een soort camping van. Want als we bezig zijn met praktische dingen, hoeven we niet onder ogen te zien dat hier iets enorms aan het gebeuren is. Welke jood had in die tijd er ook maar aan kunnen denken dat hij Mozes zou kunnen zien? En Elia zou toch ook alleen maar zichtbaar zijn, vlak voor de komst van de Messias? Op een of andere manier weten ze die twee wel te herkennen. Dat is ook wel bijzonder, ze hoeven niet te vragen wie die twee andere gestalten zijn.

Petrus weet niet goed wat hij moet zeggen, want hij weet ook helemaal niet waarom hij daar is. En waarom Jezus voor hun ogen moest veranderen. En wat dat te betekenen heeft. Maar uiteindelijk komt het antwoord in twee verzen. Zonder deze woorden, is het onbegrijpelijk wat de drie discipelen daar te zien hebben gekregen! Eerst een stem uit de hemel die zegt: “Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!” Dat maakt eigenlijk alles duidelijk. Deze Messias die spreekt over lijden en sterven, dat is Gods geliefde Zoon. En je moet naar Hem luisteren zoals je eerder naar Mozes en de Wet geluisterd hebt. Je moet zelfs meer naar hem luisteren, dan naar de woorden van de profeten. Zodra Hij, dat is Jezus,  er is, hoeven we niet meer alleen met Mozes en Elia bezig te zijn. In Christus openbaart God zich definitief, zonder nog iets in te houden, met alles wat Hij in zich heeft.

En dan het tweede, als eenmaal die woorden geklonken hebben, dan zien ze niemand meer. Alleen Jezus zien ze nog. En dat is voldoende, dat heeft die stem uit de hemel hun ook net duidelijk gemaakt. Zo worden deze drie discipelen onderwezen en mogen ze getuigen zijn van het ware karakter en de ware status van Jezus.

Je zou je kunnen afvragen of het niet makkelijker was geweest om alle discipelen mee te nemen, of waarom niet nog een paar mensen uit de buurt? Of waarom zou je je niet zo laten zien aan die 4000 mensen die in het vorige hoofdstuk op brood zaten te wachten? Maar zo gaat het in het evangelie altijd. De waarheid staat vast op het getuigenis van twee of drie. Zo wil God dat Zijn boodschap wordt doorgegeven, door middel van het gesproken woord, het getuigenis over Jezus moet je horen, en er dan innerlijk mee bezig zijn, en dan kan de Heilige Geest de waarheid ervan in je hart leggen. Je hebt er niets aan om alleen maar een spektakel te zien. Geloof wordt niet gewekt door de ogen. De volgende dag kun je alweer gaan twijfelen aan wat je gezien hebt. En twee dagen later denk je dat je het gedroomd hebt. En drie dagen later weet hier geen details meer te herinneren. En vier dagen later weet je niet meer wat het betekent. En vijf dagen later durf je er niet eens over na te denken. Want ga maar na, wat je werkelijk en diep gehoord en begrepen hebt, dat blijft je je leven lang bij. Kunt u zich nog herinneren dat uw partner tegen u zij: “ik hou van je!” En kunt u zich herinneren wat de kleur was van zijn of haar kleding? Ik denk dat u de woorden en de intonatie nog weet, maar de kleding bent vergeten. (Tenzij het gisteren gebeurde natuurlijk.)

Vele jaren later schrijft Petrus zijn tweede brief. Wat heeft hij dan nog te vertellen over deze bijzondere gebeurtenis? Spreekt hij over zijn twijfel over een Messias die door de dood heen moet gaan? Spreekt hij over Mozes en Elia, omdat het zo bijzonder is dat hij die twee te zien kreeg? Of spreekt hij over zijn eigen onhandigheid, door aan te bieden drie tenten te gaan maken? Maar Petrus weet nog maar één ding, en dat is de stem die uit de hemel klonk: “dit is mijn geliefde zoon, in Hem vind ik vreugde.” Hij herinnert zich niet eens dat die stem de opdracht gaf om naar Jezus te luisteren. Dat is voor Petrus intussen vanzelfsprekend geworden. Maar hij herinnert zich hier de woorden die hij niet aan Markus heeft toevertrouwd, woorden die hij voor zichzelf heeft bewaard, woorden die hem zo ontroerd hebben, namelijk dat God zelf vreugde vindt in zijn Zoon. Dat is voor hem de kern van deze levensveranderende gebeurtenis. Het besef dat de vader vreugde vond in een Zoon die moest lijden, verworpen worden, bespot worden, vernederd worden, gegeseld worden, gedood worden. Want intussen, als hij zijn brief schrijft, weet hij waarom. Hij weet en beseft en hij verkondigt het overal, dat Jezus gestorven is om het zondoffer te zijn voor de hele wereld, om de schuld te dragen van mensen die door het gewicht van hun schuld verpletterd zouden raken. Jezus gaat door de dood heen omdat Hij daardoor leven zou kunnen geven aan een ieder die in Hem gelooft. Dat is de volle heerlijkheid van de Zoon, een heerlijkheid IN Zijn vernedering: dat Hij God de Vader gehoorzaam was tot in de dood aan toe.

Heeft Petrus dat alles nu geleerd op die dag op de berg Hermon? Hoe moet dat dan de volgende dag geweest zijn? Of vijf dagen later? Of 10 jaar later? Zijn geheugen is niet bij machte om die ervaring nog weer op te roepen. En dan zegt Petrus iets waar ik van denk dat het een grote les is voor ons. Wij zouden jaloers kunnen zijn op Petrus. Als Petrus getuigt van zijn grote geloof, dan zouden wij kunnen zeggen “ja, jij hebt makkelijk praten, maar jij hebt de Heer ook gezien, zowel in Zijn vernedering als in Zijn heerlijkheid. Je hebt hem kunnen aanraken, jij hebt zijn stem gehoord. Wij moeten het maar doen met de woorden van de bijbel, wij zijn aangewezen op jouw woorden en meer hebben we niet.”

Broeders en zusters, soms lijkt het ook inderdaad maar weinig. En daarom vinden we het heel begrijpelijk dat ons eigen geloof veel zwakker is dan dat van de discipelen. Zij hebben na de opstanding in ieder geval geen twijfel meer gekend, en waren zo zeker van het evangelie dat ze hun leven ervoor op het spel hebben durven zetten. Maar dan zegt Petrus in vers 19: “ons vertrouwen in de woorden van de profeten is daardoor alleen maar toegenomen.” Waarom? Omdat ze na de kruisiging van Jezus ineens begrepen hebben, dat de vernedering en de dood van de Messias al door de profeten van het Oude Testament was voorspeld. Omdat ineens de betekenis van de lijdende knecht in Jesaja 53 voor hun duidelijk werd. Omdat ze toen pas echt gingen begrijpen dat in Jezus heel het Oude Testament tot vervulling komt. En dat betekent dat de woorden van de Bijbel nog belangrijker zijn, dan de levensveranderende ervaringen die ze hebben doorgemaakt. Daar zouden we eens over moeten nadenken: de Schrift is belangrijker dan mijn ervaringen. Wil ik de waarheid kennen, dan moet ik de Bijbel lezen en niet alleen nadenken over wat ik heb meegemaakt.

Jezus verwacht net zoveel van de discipelen die Hem hebben gezien en aangeraakt, als van ons, die alleen maar de woorden van de apostelen hebben. Johannes herinnert zich later dat Jezus aan de vooravond van zijn dood hardop heeft gebeden, en hij herinnert zich dat Jezus dit zei:

“Ik bid niet alleen voor hen”, dat wil zeggen voor de discipelen van toen, “maar voor allen die door hun verkondiging”, dat is de verkondiging van de apostelen en van allen die daarna als catecheet, als evangelist, als missionaris of als predikant, het evangelie hebben verkondigd, “allen die door hun verkondiging in mij geloven.” Wie zijn dat? U en ik, want wij hebben, net als Petrus, ons vertrouwen gesteld in de woorden van de profeten.

Kijk eens, als Petrus al niet alleen maar vertrouwt op die schokkende ervaring op de berg, waarom zouden wij dan ons vertrouwen stellen op de grote en ongetwijfeld diepe ervaringen die wij in dit leven doormaken? Leren wij God kennen uit onze ervaringen, of uit de Bijbel? Behalve dat ene dan, het enige dat Petrus hier wilde doorgeven, wanneer wij ervaren dat Gods Woord, of Zijn Geest ons raakt, door de verkondiging van een evangelist, door een boek dat we lezen, door de Bijbel zelf, en dat we dan innerlijk die stem horen die ook Petrus hoorde, dit getuigenis dat God zelf gaf over Jezus Christus: “dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind ik vreugde.” Dat was het belangrijkste dat Petrus zich kon herinneren: de uitleg in woorden van deze gebeurtenis, van dit visioen.

De  woorden van de profeten geven nog meer zekerheid, dan deze wonderlijke ervaring op de berg, zegt Petrus. U doet er daarom goed aan, om je aandacht altijd op de woorden van de profeten gericht te houden, en als ik dat op onszelf mag toepassen, altijd de aandacht gericht te houden op de woorden van de apostelen en de profeten, op de woorden van de Bijbel. Jezus neemt ons niet mee op de berg. Jezus maakt ons niet tot getuigen van Zijn heerlijkheid. Wij hebben Hem nooit gezien, Zijn stem nooit gehoord, Zijn gedaante nooit kunnen aanschouwen, we hebben het lege graf niet gezien. Maar ons geloof hoeft niet minder te zijn dan dat van al diegenen die dat wel hebben mogen doen. Jezus vraagt ons om het getuigenis van Zijn discipelen te aanvaarden, om hun woorden over de Zoon van God aan te nemen, en zo, net als zij, te geloven en te belijden dat Jezus de Messias is, Gods eigen Zoon, die ons heeft liefgehad en zichzelf voor ons heeft overgegeven in de dood.

Hem zij de eer, en de heerlijkheid en de kracht tot in eeuwigheid, amen

Dit bericht is geplaatst in BIJBELSTUDIE, preekvoorbereiding met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *