De Vader van de Triniteitsleer: Tertullianus

Marian Hillar 1):

Tertullianus ontwikkelde zijn leer van de Drie-eenheid bijna terloops naar aanleiding van een polemiek met Praxeas, een monarchiaan en zijn tijdgenoot, een religieuze schrijver.

Toen Jezus eenmaal werd beschouwd als een godheid, en dus als Zoon van God en een mens in de Griekse betekenis 2), ontstond het probleem van het handhaven van het relatieve monotheïsme dat van de Joden was geërfd.

Joden waren geen monotheïsten in absolute zin, omdat zij het bestaan erkenden van andere nationale godheden van andere etnische groepen.

De evolutie van de christelijke Logos leer benadrukte het persoonlijke karakter van de godheid; daarom was de daad van emanatie een vrijwillige daad van God.

Tertullianus begon in zijn eerdere geschriften met de Logos- Christologie, waarbij hij Jezus identificeerde met de Logos van Numenius en de Griekse Stoïcijnse filosofie, waarbij hij de nadruk legde op zijn eenheid van substantie met God met behulp van de metafoor van “een zonnestraal”.

Zo wordt Christus/Logos/Zoon de tweede “in wijze van bestaan”, niet in natuur of karakter.

De voortbrenging van de Logos vond plaats vóór de schepping van de wereld, en de Logos was de noodzakelijke bemiddelaar om het werk uit te voeren dat God niet kon uitvoeren. (Omdat men meende dat God geen contact kon hebben met alles wat materieel was.)

Bovendien was deze Logos het licht dat in Genesis werd gegenereerd en geïnterpreteerd in een metafysische en ontologische zin.

Dit was in overeenstemming met de Griekse en Egyptische theologische leer.

Ook was de Logos/Zoon “niet de gehele substantie, maar een afgeleide en deel van het geheel.”

De voortgebrachte Logos/Zoon is een tijdelijk wezen dat afhankelijk is van de wil van God en die, na het volbrengen van zijn missie, terugkeert naar de goddelijke substantie.

De vernieuwing die Tertullianus aanbracht in de christelijke Gods-leer was de relatieve eenheid van de substantie.

Met de doopformule als uitgangspunt uitgangspunt, wees Tertullianus drie personen en voortbrengingen aan met specifieke namen in één God die de gemeenschappelijke substantie is als bestaanswijze en van zijn “economie” of interne organisatie.

Wat Tertullianus onder “persoon” verstond is niet duidelijk.

Wij moeten deze term opvatten als een voorstelling van een afzonderlijk goddelijk individu met een afzonderlijke kwaliteit en functie.

De substantie is het verenigende element in de godheid, terwijl de persoon het onderscheidende kenmerk is in het leven van God.

De triniteitsleer is een vorm van Griekse wijsgerige speculatie. 


1) Marian Hillar is hoogleraar filosofie en godsdienstwetenschappen en biochemie en moleculaire biologie aan de Texas Southern University, waar hij ook directeur is van het Centrum voor Filosofie en Sociologische Studies. Zijn boeken zijn Michael Servetus: Intellectual Giant, Humanist, and Martyr (2002) en The Case of Michael Servetus (1511- 1553) – The Turning Point in the Struggle for Freedom of Conscience (1997). Hij is ook hoofdredacteur van Essays in the Philosophy of Humanism, een publicatie van de American Humanist Association, en is (samen met Christopher A. Hoffman) bezig met de vertaling van het belangrijkste werk van Servetus (Christianismi restitutio, 1553).
2) In het Griekse denken was de mens een ziel, gevangen in een lichaam. Zonder lichaam zou de ziel uiteindelijk kunnen voortbestaan na de dood. Het Hebreeuwse denken zag de mens als “vlees en bloed”, een concreet ademende wezen dat essentieel lichamelijk was en daarom essentieel ook sterfelijk.
Dit bericht is geplaatst in Bijbelse Theologie, Godskennis, Theologie, Theologische kritiek. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *