Cessationisme of Continuationisme? – argumenten tussen Wimber en MacArthur

Het volgende is overgenomen van Stanley K. Fowler (1)

John Wimber en John MacArthur staan aan tegenovergestelde einden van het spectrum, de één beweert dat wonderbaarlijke gaven regelmatig gepaard gaan met de verkondiging van het evangelie en de ander beweert dat zulke gaven ophielden in de apostolische tijd.


1. Continuationisme: John Wimber’s “Power Evangelism”

1. Wonderbaarlijke tekenen vergezelden de prediking van het evangelie door Jezus en zijn discipelen in het gehele Nieuwe Testament. Niemand kan de aanwezigheid van zo’n patroon ontkennen. Van Jezus wordt gezegd dat Hij authentiek is door de tekenen en wonderen die Hij deed tijdens zijn bediening (Handelingen 2:22), en de Evangeliën tonen zijn wonderbaarlijke macht over de natuur, demonen, ziekte, en zelfs de dood. Het Boek Handelingen geeft aan dat wonderbaarlijke tekenen plaatsvonden door toedoen van de apostelen in het algemeen (Handelingen 2:43; 5:12), Petrus (Handelingen 3:1-9; 5:1-11; 9:32-43), Paulus (Handelingen 13′;4-12; 14:3; 16:18; 19:11-12; etc.), Stefanus (Handelingen 6:8), Filippus (Handelingen 8:5-13), en de relatief obscure Ananias (Handelingen 9:17-19).

2. Van discipelen van Jezus wordt verwacht dat zij alle werken van Jezus herhalen. De sleuteltekst is Johannes 14:12 die ons Jezus’ belofte geeft dat zij die in Hem geloven, dezelfde werken zullen doen die Hij deed, en zelfs “grotere dingen zullen doen dan deze.” De kracht van de Heilige Geest, die Jezus in staat stelde stelde om wonderen te doen (Matt 12:28) wordt geschonken aan hen die in Jezus geloven (Handelingen 1:8) en geeft ons die geloven de kracht om dezelfde dingen te doen.

3. Wonderbaarlijke tekenen zouden de prediking van het evangelie moeten vergezellen in deze tijd. In feite verklaarde Wimber dat met de bekende tekst van de Grote Commissie (Matt 28: 18-20), “Jezus geeft ons de opdracht om bronnen van krachtontmoetingen te zijn. Het doen van wonderbaarlijke tekenen is naar verluidt inbegrepen in deze tekst. Omdat Jezus de opdracht vooraf laat gaan aan de bewering dat “alle gezag” in het universum in het universum aan hem is gegeven, impliceert dat, dat Zijn discipelen in Zijn naam uitgaan met toegang tot al Zijn macht.

4. Evangelisatie zonder tekenen van goddelijke kracht is onvolledig en relatief ineffectief. Wimber contrasteert wat hij noemt “programmatische evangelisatie” (verkondiging alleen) met “kracht-evangelisatie” (verkondiging plus tekenen van goddelijke kracht). De kracht in het tweede type wordt ervaren in zowel uiterlijke tekenen en wonderen en in de afhankelijkheid van de evangelisten van “de onmiddellijke verlichting van de Heilige Geest om relevante informatie te geven. Krachtige tekenen in verband met de verkondiging leiden tot meer echte discipelen, in tegenstelling tot de loutere “besluiten” die vaak het gevolg zijn van eenvoudige verkondiging.

5. Wonderbaarlijke tekenen komen normaal alleen voor in de bedieningen van hen die die ze verwachten. De relatieve afwezigheid van wonderen in de kerk in de westerse wereld is te wijten aan een naturalistisch-wetenschappelijke wereldbeschouwing, die een belemmering is voor wat God wil doen door de kerk. Soms deed Jezus geen wonderen op een bepaalde plaats, vanwege het daar heersende ongeloof, dat dat wil zeggen dat God niet lukraak wonderen doet. Of wij het toegeven of niet, wij moderne, westerse christenen hebben de neiging om negatief beïnvloed te worden door onze wetenschappelijk georiënteerde cultuur, en we zijn geneigd om wonderen weg te verklaren wonderen weg te verklaren. Het is dan ook geen verrassing dat God geen wonderen aan ons verspilt.

2. Cessationisme: MacArthur’s “proclamation evangelism.”

1. De bijbelse wonderen waren niet gelijkmatig verdeeld over de gehele bijbelse geschiedenis, maar kwamen eerder voor in clusters die dienden om nieuwe tijdperken te introduceren van openbaring. Er zijn drie grote tijdperken van wonderen: de bediening van Mozes, waarmee de Wet werd geïntroduceerd; de bediening van Elia en Elisa, waarmee de profeten werden geïntroduceerd; en de bediening van Jezus en Zijn apostelen, die het evangelie van het nieuwe verbond gebracht heeft. Wonderen komen niet in een rechte lijn voor in de geschiedenis van de verlossing, en tekenen en wonderen waren nooit de dagelijkse ervaring van Gods volk. Als ze dat waren, zouden ze hun vermogen verliezen om als speciale tekenen te dienen. Zelfs binnen de bediening van de apostelen, spelen wonderen een afnemende rol. Vroeg in hun bediening lijken wonderen van genezing zeer belangrijk en wijdverspreid te zijn, maar later laten dezelfde apostelen soms hun vrienden en medewerkers ziek achter (2 Tim 4:20). Als wonderen geen alledaagse gebeurtenis waren in het bijbelse tijdperk, dan zullen zij dat zeker dat vandaag de dag niet zijn.

2. Bijbelse wonderen dienden om de boodschappers van speciale openbaring, d.w.z. de profeten en apostelen te legitimeren. De boodschappers van tekenen en wonderen waren geen gelovigen in het algemeen, maar zij die een nieuwe openbaring van God ontvingen, en de tekenen gaven het externe bewijs dat er bovennatuurlijke kracht in hen aan het werk was. Paulus verwijst naar tekenen en wonderen als “tekenen van een apostel” (2 Cor 12:12). Als zulke wonderen bij alle discipelen voorkwamen, dan konden zij nauwelijks dienen als een onderscheidend teken van apostelen. Heb 2:3-4 geeft ook aan dat wonderen het doel dienden om het woord van de Heer te bevestigen als het door “degenen die hem hoorden” (d.w.z. de apostelen), en deze verdeling van wonderen wordt beschreven in de verleden tijd.

3. De Bijbelse wonderen vestigden de aandacht op een nieuwe openbaring. Zij hadden geen inherente kracht om instemming met de openbaring af te dwingen, maar ze trokken wel de aandacht van de waarnemers.

4. De bijzondere openbaring hield op met de apostelen van Christus en het schrijven van het Nieuwe Testament, en daarom hielden de wonderen ook op, omdat zij hun doel hadden bereikt. Dit betekent niet dat God nooit op God nooit op wonderbaarlijke wijze handelt, b.v. genezing in antwoord op gebed, maar het betekent wel dat God niemand toestaat om wonderen te doen op dezelfde manier als Christus en zijn apostelen deden. MacArthur definieert een wonder als “een buitengewone gebeurtenis gewrocht door God door menselijk toedoen, een gebeurtenis die niet kan worden verklaard door natuurlijke krachten. “Een wonder is “ontworpen om het menselijke instrument dat God heeft gekozen om een specifieke openbaring te verkondigen aan hen die die getuige zijn van het wonder. ” Met andere woorden, God handelt nog steeds op bovennatuurlijke wijze, maar niet met een menselijke component gelijk aan de ervaring van de apostelen.

5. Cessationisme impliceert niet dat God vandaag geen wonderbaarlijke krachten kan schenken, maar eerder dat God een theologie over wonderen heeft geopenbaard die aangeeft dat Hij dat niet zal doen. Gods natuur en macht veranderen niet, maar de manier waarop Hij verkondigt verandert wel. De gemeenschappelijke kritiek van de voorgangers, dat zij sceptici zijn of ongelovigen die onder invloed van het naturalisme staan, is onjuist en lasterlijk.


(1) BRT/RBTNoI3, No 2/Fa1l93 – SIGNS AND WONDERS TODAY: SOME THEOLOGICAL REFLECTIONS

Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *