Bijbelse anarchie tegenover de Staat

Het vooroordeel in de cultuur van het Westen is de overtuiging dat de orde in een samenleving alleen kan worden bewaard door middel van een sterke centrale macht – met politie, leger en propaganda als middelen om die overeind te houden.

Daarmee gepaard gaat de overtuiging dat wie deze macht in twijfel trekt, niets anders dan chaos beoogt.

Het is een misvatting te menen dat de Bijbelse tradities een dergelijke overtuiging ondersteunen. Integendeel, alles in de Schrift wijst op het beginsel van de anarchie: geen autoriteit, geen dominantie, geen geweld, geen centrale macht.

In de christelijke theologie is dit nauwelijks begrepen. Johannes Calvijn heeft gezegd dat alles beter is dan sociale wanorde, zelfs een tiran. Luther heeft de revolutie van de boeren – die zijn idee van de christelijke vrijheid ook in de maatschappelijke praktijk wilden brengen – willen onderdrukken met het geweld van de prinsen.

Naast uitzonderlijke teksten in de Bijbel die het beginsel van de autoriteit lijken te bevestigen, staan vele teksten die zeer nadrukkelijk de anarchie ondersteunen.

In de Hebreeuwse Bijbel vinden we 12 aparte stammen, die bij de intocht in het beloofde land door één enkele militaire hoofdman worden geleid: Jozua.

Elk van de 12 stammen wordt geleid door een prins, die voornamelijk beslissingen neemt over rituelen en met gebeden het volk inspireert, terwijl de vergadering van het gehele volk uiteindelijk het laatste woord heeft.

Eenmaal in het beloofde land is het de God van Israël die de enige baas over het volk is, maar niet als theocratie. Er zijn nu eenmaal geen vertegenwoordigers van deze God op aarde. Alleen in bijzondere tijden, bij hongersnood en sociale chaos, bij afgoderij en de terugkeer naar de heidense religies, kiest God een mens die geen bijzondere autoriteit heeft, maar die door God wordt geïnspireerd om een oorlog te winnen en het volk terug te roepen naar zijn oorspronkelijke godsdienst. Na het volbrengen van zijn taak zal deze Richter weer terugkeren naar het volk zonder nog een ambtsdrager te kunnen zijn. De Richters van het volk zijn eerder profeten die Gods Woord spreken dan koningen die Gods macht uitoefenen.

Tegenover de laatste Richter, Samuel, verklaart het volk een koning te willen hebben omdat ze willen zijn zoals alle andere volkeren. Een koning is meer effectief om oorlogen te voeren. Het motief voor het koningschap ligt dus vooral in de veiligheid van het volk.

Samuel legt nu uit welke kenmerken een koning zelf hebben: jongens zullen tot soldaat worden gemaakt, meisjes zullen aan zijn harem worden toegevoegd of tot slavinnen worden gemaakt, hij zal belastingen heffen en het beste land confisqueren. Het volk antwoordt: dat kan ons niet schelen, wij willen een koning hebben.

De eerste koning is Saul, de koning die uiteindelijk zijn verstand zou verliezen, ontelbare misbruiken van zijn macht heeft gepleegd en zich uiteindelijk laat doden in de oorlog tegen de Filistijnen. Is David zoveel beter? Hij laat de echtgenoot vermoorden van een vrouw die hij in zijn bed wilde hebben, hij vocht vele burgeroorlogen, regeerde als een oosterse potentaat, kon in zijn eigen familie de vrede niet houden, en is kortom verre van een modelkoning.

Salomo, de zoon van David, begint aan een rechtvaardige regeringsperiode. Maar de belastingen die hij heft zijn verpletterend zwaar, hij bouwt een schitterend paleis naar het model van de tempel om daarmee het recht en de macht van de koning te vergoddelijken. Overal bouwt hij fortificaties en verwerft zijn harem van meer dan 700 vrouwen die hem ertoe verleiden ook andere goden naast de God van Israël te erkennen.

Het mechanisme van de koninklijke macht leidt dan vervolgens tot een splitsing van het volk Israël. De stam Juda volgt Rehabeam , terwijl de andere stammen Jerobeam volgen. Wat is dit mechanisme? Het is het feit dat het koningschap aan de ene kant afhangt van de uitoefening van een onbeperkte macht over leven en dood, maar aan de andere kant niet bestaan kan zonder de algemene instemming van het volk. In de verhalen over David en Saul wordt dat zichtbaar aan het onderscheid tussen de zalving door de profeet in de naam van God en de plechtige proclamatie van het volk op de dag van de troonsbestijging. Het is de dubbelzinnigheid van de koninklijke macht God en Zijn Thora te representeren tegenover het volk maar ook het volk te representeren, in een bijna priesterlijke houding, tegenover God.

Het mag niet verwonderen dat de “goede koningen” bijna altijd door de vijanden van Israël worden verslagen, terwijl de grote koningen, die overwinningen brengen en het grondgebied vergroten, altijd worden gepresenteerd als kwade koningen die God ongehoorzaam zijn. “Goed” betekent hier dat men recht doet aan het volk, de macht niet misbruikt en de ware God van Israël aanbidt. “Slecht” betekent hier dat men afgoderij pleegt, God en Zijn Thora verwerkt en onrecht als een middel van politiek verkiest.

Naast de koning die Gods gezag representeert, klinkt ook altijd de stem van de profeet, die vooral een ernstige kritiek geeft op het koninklijke handelen. Het Woord van God dat de profeet brengt is altijd in oppositie tot de daad van de koning. Daarom worden profeten verbannen, genoodzaakt om te vluchten, in de gevangenis geworpen of met de dood bedreigd – maar niets houdt ze tegen. Het oordeel van de profeet wordt als absolute waarheid aangezien. De teksten van de profeten zijn doorgaans tegen de macht gericht, en desalniettemin bewaard als een openbaring van God en gehoorzaam aanvaard door het volk. De profeet is nergens de behulpzame adviseur van de koning. Hij is in veel opzichten zoiets als een “tegenmacht”. En dat is vooral interessant omdat de profeten niet het volk zelf representeren maar God – zoals de koning dat hoort te doen. Wat is de boodschap van de profeten? Het is dit: “de koning vergist zich, hij voert een verkeerd beleid en ziehier de gevolgen daarvan, en die gevolgen moet je zien als een oordeel van God.”

Profeten die zich ondergeschikt maken aan de koninklijke macht en als de propagandisten van het beleid optreden, worden onverbiddelijk als valse profeten ontmaskerd. Profetieën die gunstig spreken over de koning, komen altijd van deze valse profeten vandaan. Er is niets van terug te vinden in de heilige boeken van de Schrift.

Ook in het boek Prediker dat uit de vierde eeuw stamt, vinden we een voortdurende kritische ondervraging van de politieke macht. Die politieke macht wordt als een ijdelheid en het najagen van wind beschouwd. Het bouwen van paleizen en het bevorderen van kunst en cultuur is uiteindelijk helemaal niets waard. Erger nog, in plaats van een koninklijk beleid dat mensen rechtvaardig beoordeelt worden juist misdadigers en fraudeurs op een hoge positie gezet. In het bijzonder is het de bureaucratie die de hiërarchie mogelijk maakt, die in het politieke leven voortdurend het kwade bevordert. Dat berust op een algemeen beginsel: dat de mens heerst over een ander mens heeft als enig gevolg hem ongelukkig te maken (Prediker 8:9).

(Vrij naar Jacques Ellul, Anarchie et Christianisme.)

Dit bericht is geplaatst in Bijbelse Theologie, polemiek. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *