Religieuze ervaring als verborgen zelfreflectie

1 Herinnering aan de bekering als fundament


Ineens herinner ik mij de vele momenten van diepe twijfel, grenzend aan wanhoop, die ik heb doorgemaakt juist tijdens periodes dat ik geacht werd om mijzelf als het voorbeeld van zekerheid en geloof tentoon te spreiden. Voor die momenten beschikte ik over een zeer goed werkend medicijn. Nadat ik mijzelf ervan overtuigd had dat zo’n moment van twijfel en wanhoop niets anders kon zijn dan een externe aanvechting, een door omstandigheden veroorzaakte zwakte, kon ik altijd terugdenken aan de warme ervaring van mijn bekering.

Die bekering verliep als volgt. In de bijna dagelijkse gesprekken met de man in de Bijbelkiosk, die zo overtuigd en gelovig en liefdevol kon spreken van zijn Heer Jezus en zo interessant en nauwkeurig Bijbelse teksten kon uitleggen, was er een open vraag in de lucht blijven hangen. Alle Bijbeluitleg die ik van hem kreeg verwees duidelijk naar iets dat nog gedaan moest worden. Het aanhoren en kennis nemen was duidelijk niet voldoende. Er was een Daad nodig, die mij van een belangstellende zou maken tot een ingewijde. Ik heb mij daar toen van tevoren al gedachten over gemaakt. Wat nodig was, had de vorm van een ritueel. Op de knieën gaan zitten, de ogen sluiten, de handen vouwen, en dan duidelijk en met overtuiging het gebed van de zondaar bidden. “Here Jezus, als U er inderdaad bent, schenk mij dan de genade van uw vergeving, want ik ben een zondaar.”

Zoals ik het altijd vertelde, was er na dat gebed innerlijke warmte gekomen, een onbeschrijfelijke vreugde van een besef in liefde te zijn aangenomen. Zoals ik het vertelde was dat het moment dat de Here Jezus in mijn leven kwam, in mijn hart ging wonen, het moment dus van mijn wedergeboorte. Tot en met de uitvoering van de Daad kwam mijn verhaal voort uit de rauwe, ongeinterpreteerde ervaring zelf. Maar het gevolg ervan beschreef ik in de termen van de verwachting die door de Bijbeluitleg was gevormd. Ik kan mij herinneren dat ik steeds geprobeerd heb om de aanloop tot de Daad en de Daad zelf in overeenstemming te brengen met de verwachting. Zonder te huichelen maar met de zekerheid dat ik de Daad had verricht, liet ik ook de verwachte emotie de volgende dag nadrukkelijk naar buiten komen. Huppelend en met een dikke glimlach op mijn gezicht liep ik na schooltijd opnieuw naar de Bijbelkiosk. Omdat ik de verwachting geaccepteerd had, was de erkenning van de geslaagde Daad de bezegeling van het ritueel: “ik zie het al aan je gezicht, je straalt vreugde uit, je bent vannacht tot bekering gekomen.”

2 Analyse van de bekeringservaring


Het onderscheid tussen de context van verwachting (de aanloop), het verrichten van de rituele Daad van zelfovergave (de bekering), en de overweging dat de ervaring aansloot bij de verwachting (de herkenning, de bezegeling van het ritueel) is niet pas later gekomen. Ik ervaar het als iets heel bijzonders dat ik mij nu herinner, of misschien nu pas durf te herinneren, dat dergelijke overwegingen toen al deel uitmaakten van het hele proces. Misschien is dat de reden dat ik veel later zo de nadruk ben gaan leggen op het idee dat het geen passieve ervaring is die iemand tot een gelovige maakt, maar integendeel een daad van de wil. Wat ik wilde was de overeenstemming tussen de Verwachting en mijn ervaring. Wat ik wilde, het object van mijn verlangen, was de erkenning. Die erkenning maakte de Daad tot een werkelijke gebeurtenis die gevolgen had voor mijn dagelijks leven. Als gelovige, dat wil zeggen als ingewijde, had ik nu de verantwoordelijkheid die hoort bij iemand die het gehaald heeft en zich nu moet bekommeren om al diegenen die het nog niet gehaald hebben. Nu moest ik getuigen.

Authentieke ervaring en inauthentieke interpretatie komen dus hier samen. In de terugblik waarmee ik mijn eigen twijfel wilde genezen, maakte ik dat onderscheid niet, hoewel ik mij wel steeds kon herinneren dat ik destijds dat onderscheid wel maakte. Wat ik mij wilde herinneren was datgene wat gelegitimeerd werd door de erkenning die ik kreeg, in de taal die de matrix vormde van mijn ervaring. Wat ik mij niet wilde herinneren was de afstand tussen de ervaring en de door mij zelf gewilde interpretatie. Ik wil proberen dat concreet te maken.

Zoals ik het mij nu durf te herinneren heb ik het gebed van de zondaar wel 20 keer gebeden en voelde ik teleurstelling dat er niets met mij gebeurde. Ook besef ik nu dat de ervaring van warmte en tevredenheid pas kwam na het besluit om de Daad als gedaan te aanvaarden, dat wil zeggen na het wilsbesluit om dit zo en niet anders als mijn inwijding door te vertellen. De warmte van de vergeving werd mij dus niet op mijn gebed geschonken, maar berustte op het besluit dat het had moeten gebeuren, volgens de verwachting, en dus gebeurd moest zijn. Ik heb de opluchting over dat efficiënte besluit verward met een werkelijke ervaring van geschonken vergeving.

3 Achterliggende motivatie en inauthentieke interpretatie


Dan is er nog de vraag over de achterliggende motivatie. Maar daar kan ik kort over zijn. Ik wilde de leerling zijn van deze boeiende bijbelleraar, ik wilde deel gaan uitmaken van de familie waar hij over sprak die elke zondag bijeen kwam. Ik wilde ervaringen doormaken die deze eerste inwijding zouden helpen stabiliseren en permanent zouden maken. Ik wilde – wellicht ook om psychologische, autobiografische redenen – mijzelf onder een welwillend Gezag plaatsen dat mijn ouders kon vervangen en tevens een kritische instantie tegenover alle volwassenen in mijn wereld zou kunnen zijn. Kennis van de Bijbel gaf immers retorische macht. In de Vergadering van Gelovigen was de enige manier om invloed uit te oefenen, gewapend te zijn met kennis van de Bijbelse tekst en het vermogen om die accuraat en doeltreffend toe te passen.

Waarom was deze interpretatie van mijn ervaringen eigenlijk inauthentiek? Ik zou zeggen in de eerste plaats omdat ze niet gebaseerd was op een keuze tussen verschillende mogelijkheden en gedreven werd door een van tevoren vastgesteld eindpunt. In de tweede plaats omdat de interpretatie al meteen absoluut werd, als een onachterhaalbaar gegeven gesteld werd. In de derde plaats omdat het feit van de keuze, van het wilsbesluit, werd genegeerd en vervangen door het idee van een ondergaan van een werking van buiten. Maar het was maar al te duidelijk hoe ik mijn ervaring gestuurd had, hoezeer de interpretatie gedreven was door het idee dat iets had moeten gebeuren en dus wel moest gebeurd zijn. In mijn volwassen leven ben ik nooit zo omgegaan met mijn ervaringen. En misschien is dat dan de vierde reden: één enkele samenhang van ervaring en interpretatie een geprivilegieerde positie geven in je levensverhaal. En trouwens, hoe mooi is het niet om te kunnen beweren dat je op je 12e al een inzicht hebt verworven, dat je als volwassene niet kon negeren.

Ik voel spijt noch schaamte. Maar ik ben blij met mijn huidige inzicht.

Dit bericht is geplaatst in Autobiografisch. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *