1 VERDER sprak de HEERE tot Mozes op (aan) den berg Sinaï, zeggende:
2 Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: Wanneer gij zult gekomen zijn in dat land dat Ik u geven zal, dan zal dat land rusten, een sabbat voor de HEERE.
De mitsvah van sjemitah (de sabbatsrust voor het land) wordt volgens de rabbijnse uitleg gegeven op de berg Sinaï. Dat is echter een kenmerk van alle geboden en verboden van de Thora. De verplichting om deze geboden te onderhouden berust op het feit dat ze op de berg Sinai gegeven zijn.
Dat geldt dan ook voor de zeven categorieën van geboden en verboden die geldig zijn voor de hele mensheid, de zogenaamde Thora voor de zonen van Noach. Dan moet wel de vraag worden gesteld:
Wat is het verschil tussen de openbaring aan Mozes met betrekking tot de geboden en verboden voor de zonen van Noach, en de geboden en verboden die gegeven zijn aan de generaties van niet-Joden voorafgaande aan de openbaring op de Sinaï?
Rabbi Feinstein beantwoordt deze vraag met een verwijzing naar twee verschillende motivaties voor het gehoorzamen aan het gebod. De zeven mitsvot van de zonen van Noach moesten worden gehoorzaamd, niet zozeer vanwege het feit dat God ze gegeven had, maar omdat ze rationeel waren. Dat je niet moet stelen en geen moord moet plegen was een redelijke eis, omdat anders de sociale orde in elkaar zou storten. Het verbod om vlees te eten van een dier dat nog in leven was, had natuurlijk als motief dat je niet wreed moest zijn tegen dieren.
Het probleem is nu dit. Wanneer je je aan Gods geboden houdt op grond van het feit dat je ze als redelijk inziet, blijft het mogelijk om de reden van het gebod verkeerd te verstaan. Vooral wanneer het voldoen aan de geboden tot ongemak zou leiden, is het denkbaar dat je eigen redenen bedenkt om aan het gebod of verbod te ontkomen. Het menselijk verstand zou dan boven het verbod staan en je zou dan in feite handelen niet volgens het gebod maar volgens je eigen inzicht.
Maar nu heeft God aan Mozes deze zeven geboden van de zonen van Noach op de berg Sinaï opnieuw gegeven. Net als alle andere geboden is nu de primaire reden om God te gehoorzamen het simpele feit dat God het gezegd heeft. Dat wordt duidelijk aan het voorbeeld van sjemitah. Dit is het gebod dat je niet zou vervullen op grond van de redelijkheid. Hoe kun je een heel jaar afzien van zaaien en oogsten? En zelfs wanneer alles uit zichzelf groeit zonder menselijk ingrijpen, moet de oogst vrijelijk toegankelijk zijn voor alle mensen! Kortom, er is geen reden om dit gebod te vervullen. De enige mogelijke reden om te gehoorzamen is te weten en geloven dat God het heeft geboden en dat je daarom kunt vertrouwen op de belofte die Hij gegeven heeft, dat de oogst van elk zesde jaar voldoende zal zijn voor het zevende jaar. (Vergelijk Lev. 25:21-22)
In het algemeen geldt dus dat het een gevaarlijke bezigheid is om redenen te bedenken voor Gods geboden. Een verkeerde interpretatie van deze redenen kan feitelijk leiden tot ongehoorzaamheid aan deze geboden. De gedachtegang wordt dan helder. Het gebod van de sjemitah is een gebod dat alleen geldig is omdat de Heere het op de berg Sinaï aan Mozes heeft doorgegeven. Het moet worden gedaan omdat de Heere het gezegd heeft. Maar alle geboden zijn op de berg aan Mozes gegeven. Dan geldt dus voor alle geboden dat ze moeten worden gedaan omdat God ze gegeven heeft. Dat geldt dan ook voor de zeven geboden voor de zonen van Noach, die op de berg Sinaï werden herhaald.
Het uitvoeren van een goddelijk gebod simpelweg omdat God het wil en niet vanwege de goede reden die er achter steekt, betekent dat we die geboden op de juiste wijze vervullen. Anders zou de menselijke rede zijn eigen redenen bedenken. Bijvoorbeeld dat het land een sabbatsrust krijgt om te laten zien dat rijk en arm eigenlijk hetzelfde zijn. De oogst van het zevende jaar is immers van iedereen. Je zou vandaaruit een hele eigenzinnige theorie over sociale gerechtigheid kunnen construeren. Zo kun je ook denken dat het God te doen is om de biologische gezondheid van het land om dan een eigenmachtige ecologische theorie erop los te laten.
Daarom leert de Thora in dit vers dat we de mitzvah van sjemitah moeten volbrengen net als alle andere geboden op grond van het feit dat God het ons geboden heeft – zelfs als we denken dat we de redenen kunnen zien die achter het gebod liggen.