Zonder besnijdenis toch trouw aan de Torah – commentaar op Nanos

Re-Framing Paul’s Opposition to Erga Nomou as “Rites of a Custom” for Proselyte Conversion Completed by the Synecdoche “Circumcision”

Mark D. Nanos


[NB mijn tekst (RAV) in het blauw, Nanos’ tekst in het zwart.]

Het leek de definitieve oplossing te zijn. De traditionele interpretatie van de uitdrukking “werken van de wet” betekende dat Paulus zich tegen de Torah als geheel had verzet. Christenen waren immers niet langer onder de wet, maar vrij van de wet. Toen kwam het Nieuwe Perspectief op Paulus duidelijk maken dat met deze uitdrukking alleen maar de specifieke geboden en verboden werden bedoeld, die de aparte status van Israël, haar onderscheid tot de volkeren, moesten waarborgen. De “werken van de wet” verwijzen dan naar de besnijdenis, de dieetwetten, de sabbat en de andere joodse feestdagen. Zelfs nog in dit Nieuwe Perspectief lijkt Paulus als een christen te spreken, die al gebroken had met het Joodse religieuze “systeem”. Maar wat nu als met de “werken van de wet” niet de Torah als geheel volgens de standaard interpretatie, maar ook niet de bijzondere aan Israël opgelegde geboden en verboden worden bedoeld?

De traditionele vertaling van de uitdrukking ἔργα νόμου als “werken van de wet” weerspiegelt de traditionele vooronderstelling dat Paulus zich verzet tegen het naleven van gedragsregels (ἔργα als “werken/daden”) die in de Torah (νόμος als “de Wet”) worden voorgeschreven, hetgeen wordt afgezet tegen wat hij in plaats daarvan voorstaat, πίστις (“geloof”). Zoals gezegd, verwarren de heersende interpretaties van het Nieuwe Perspectief ook de daden van de besnijdenis met de daden van het in acht nemen van dagen en diëten en andere specifiek Joodse gedragsnormen.

De vraag daarbij heeft de laatste tijd worstel is deze: op welke wijze heeft een christen van niet joodse herkomst toch met de Torah te maken? In welke mate is het toegestaan om te “Judaïseren”, dat wil zeggen een joodse levenswijze en praktijk te volgen, zonder aansluiting bij de joodse gemeenschap. Hoe moeten we eigenlijk denken over de praktijk van de besnijdenis? Is het inderdaad de opvatting van Paulus geweest, dat zowel Joden als niet Joden moesten leven volgens de Torah, hoewel ze in de Messias Jezus tegelijkertijd ook een nieuwe vrijheid mochten ervaren? Dus in de eerste plaats: heeft Paulus zich inderdaad gekeerd tegen een leven volgens de regels van de Torah?

Maar Paulus maakt geen bezwaar tegen op de Torah gebaseerd gedrag in de contexten waarin deze zin voorkomt, of waar dan ook in deze brieven – als men ἔργα νόμου niet zo definieert. Elders heb ik aangetoond waarom de weinige gevallen waarin Paulus zich volgens de traditionele lezingen tegen de naleving van de Torah zou verzetten, juist wijzen op zijn gehechtheid aan de Torah en zijn verwachting dat zijn lezers dat weten; hier zal ik mij concentreren op de onderwerpen besnijdenis en ἔργα νόμου.

Als we bijvoorbeeld rekening houden met de waarschijnlijke situatie in Galatië op basis van de manier waarop Paulus zijn argumenten naar voren brengt, vinden we dat hij zich verzet tegen de besnijdenis en ἔργα νόμου voor zijn geadresseerden omdat zij niet-Joden in Christus zijn, maar niet tegen de Torah-eerbiediging zelf. Het lijkt hoogst onwaarschijnlijk dat de beïnvloeders daar aandrongen op Torah-eerbiediging, maar eerder op de noodzaak voor deze niet-joden om besneden te worden.

Merk op dat hij pleit tegen het vertrouwen in degenen die voorstellen dat zij besneden moeten worden, omdat zij niet de nadruk leggen op de verplichting om de hele Torah na te leven die volgt nadat zij onder de Torah zijn gekomen (5:3; 6:12-13). Of dat nu de doelstellingen van de beïnvloeders nauwkeurig weergeeft of niet, Paulus moet hebben verwacht dat dit een voldoende haalbare observatie is over wat de beïnvloeders benadrukten om te verwachten dat deze argumentatie overtuigend gewicht heeft.

Het heeft altijd als een waarschuwing geklonken. Wie zich laat besnijden moet beseffen dat hij zich aan de gehele Torah moet houden, dat wil zeggen aan die 613 geboden en verboden. En aangezien niemand in staat is om zich aan al deze geboden en verboden te houden, kan je maar beter afzien van de besnijdenis. Het leek een waarschuwing te zijn om niet tot het Jodendom toe te treden vanwege het karakter van de aan Israël opgelegde Torah. De tegenstanders van Paulus waren dus waarschijnlijk van mening, dat men niet Joden kon besnijden zonder dat de verplichtingen van de Torah voor hen geldig zouden worden. In dat geval was de besnijdenis alleen maar een sociale markering, zodat men door de buitenstaanders in Rome tot de joodse gemeenschap kon worden gerekend, en ook voor de joodse gemeenschap aanvaardbaar was, terwijl men tegelijkertijd behoorde tot de groep van christenen die zich niet langer verplicht voelde de Torah te onderhouden. Nanos claimt dus, dat het probleem niet ligt in de Torah op zichzelf, waarop de motivatie achter de besnijdenis die men voor niet joden verplicht wilde stellen. Het ging hen niet om de eerbiediging van de Torah, maar om de sociale aanvaarding van de kant van Romeinen en joden. Dat is overigens een kritiek die men tegenwoordig ook wel kan horen (van joodse zijde) op de Messiaanse joodse gemeente.

Met andere woorden, Paulus’ benadering vereist dat de geadresseerden hebben begrepen dat de focus van de bezorgdheid van de beïnvloeders was dat zij de besnijdenis ondernamen, en niet de Torah-eerbiediging op zich. Galaten is een oproep aan niet-joden in Christus om besnijdenis- of proselieten-bekeerling-vrij te blijven, zo u wilt, maar het gaat er niet om dat zij Torah-vrij moeten worden.

 

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Bijbelstudie, Israël, Jodendom. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *