Maar we kunnen er niet omheen, dat de Bijbel ons ook leert dat er een samenhang is tussen zonde en lijden. Dat is niet de eenvoudige samenhang die sommigen aannemen, die bij elke ramp die de wereld treft uitroepen dat het een straf van God is. In de vorige bijdrage zei ik al, dat lijden een gevolg kan zijn van onze verkeerde beslissingen. Sterker nog, het kan een gevolg zijn van de verkeerde beslissingen van vorige generaties denk maar eens aan deze twee belangrijke teksten. In de eerste plaats de bekende, maar vaak verkeerd begrepen tekst uit de 10 geboden.
“Want Ik, de Here, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, en aan het derde en aan het vierde (geslacht) van hen die Mij haten” (Deuteronomium 5:9).
Gaat het nu inderdaad om wraak, om een vergelden? Moet jij betalen voor de misdaad van je grootvader? Maar de profeet Ezechiël maakt duidelijk dat het niet om een dergelijke wraakoefening gaat. “De mens die zondigt, die zal sterven” (17:4). De zoon draagt de ongerechtigheid van zijn vader niet, zegt Ezechiël, en de vader zal de ongerechtigheid van de zoon niet dragen. “De gerechtigheid van de rechtvaardige zal op hemzelf zijn, en de goddeloosheid van de goddeloze zal op hemzelf zijn” (18:20).
Maar intussen blijkt hier wel uit, dat er een verband is tussen zonde en lijden. De mens die zondigt “zal sterven”, en de rechtvaardige “zal zeker in leven blijven” (17:9). In plaats van vergelden gebruikt de Statenvertaling in Deuteronomium het woord “bezoeken.” het woord P-Q-D in het Hebreeuws betekent ontmoeten, iof n herinnering roepen. En die vertaling maakt het mogelijk om te begrijpen wat hier gaande is. De zonde van de vaderen heeft gevolgen. Sterker gezegd: het belangrijkste gevolg van de zonde is, dat het de voorwaarden schept waardoor nieuwe zonde mogelijk wordt. Zonde grijpt om zich heen als een besmettelijke ziekte. Wanneer ik iemand bedrieg, schep ik de voorwaarden waardoor de bedrogene zelf tot een bedrieger wordt; mensen die hun kinderen mishandelen, zijn vaak zelf als kind mishandeld. Op die wijze is het gevolg van de zonde de voorwaarde van een nieuwe zonde.
In Deuteronomium staat dus eigenlijk te lezen, dat God de gevolgen van de zonde laat doorwerken tot aan het derde en het vierde geslacht. Dat wil zeggen aan de derde en vierde generatie van degenen die God haten. Wanneer de zoon, de tweede generatie, recht en gerechtigheid doet, de verordeningen van de Here in acht heeft genomen en ze heeft gehouden, dan: “hij zal zeker in leven blijven” (Ezechiël 18:19). In de orde van Gods schepping, werken de gevolgen door, totdat iemand de keten van besmettingen verbreekt, zich bekeert, en de thora gaat gehoorzamen.
Maar kijk nu eens naar Klaagliederen 5. Daar zien we dat er wel zoiets is als een collectieve schuld, die een lijden tot gevolg heeft waarin ook de kinderen en kleinkinderen delen.
“Onze vaderen hebben gezondigd; zij zijn er niet meer, maar wij dragen hun ongerechtigheden” (5:7).
Dat wil zeggen dat de kinderen en kleinkinderen de gevolgen dragen van de zonde van de voorvaderen. De val van Jeruzalem is door God toegelaten vanwege het morele verval van Israël.
Maar dan staat er ook nog dit:
“Gevallen is de kroon van ons hoofd! Weet toch ons, dat wij zo gezondigd hebben!” (5:16).
Hoewel een ieder zijn eigen verantwoordelijkheid draagt, en niemand persoonlijk gestraft wordt voor de zonde van een voorvader, ligt dat anders wanneer we kijken naar de collectieve zonde. Hier past het de generatie van de ballingschap om te begrijpen dat hun gerechtigheid niet opweegt tegen de gevolgen, de collectieve gevolgen van de zonde van de generaties voor hen. Zij mogen zich vereenzelvigen met die vaderen, die er niet meer zijn. Het “wij” wordt dan breed genoeg gemaakt om die vorige generaties te omvatten. Zoals er een collectieve schuld is waarin wij allen delen, zo zijn er de gevolgen van die collectieve schuld, die wij gezamenlijk dan te dragen hebben. Opgroeiende kinderen in Jeruzalem worden meegevoerd in de ballingschap omdat God de val van stad en land heeft toegelaten, en dat vanwege het onrecht dat hun vader en grootvader gedaan heeft. Als ze dat begrijpen, zijn ze in staat diezelfde zonden te vermijden. Het lijden is dan enerzijds het gevolg van de zonde van hun voorvaderen, en een waarschuwing voor de kinderen en kleinkinderen om niet op dezelfde weg voort te gaan.
Er is dus lijden vanwege de zonde. De Bijbel is eigenlijk helemaal niet verrast over het feit dat wij lijden, maar ziet dat lijden als een vanzelfsprekend gevolg van onze persoonlijke en collectieve schuld. De Bijbel kent alleen maar de verrassing over het feit dat wij niet door Gods oordeel worden weggevaagd! Dat er genade is, dat is het verrassende. In een wereld vol zonde is het lijden eigenlijk vanzelfsprekend.
In die zin hoort het lijden bij de wereld.
- Zoiets moois als een geboorte gaat gepaard met pijn. “Ik zal uw moeite in uw zwangerschap zeer groot maken; met pijn zult u kinderen baren.” Terwijl het loon van de zonde eigenlijk is, dat Adam en Eva moeten sterven, geeft God toch vruchtbaarheid. Maar dan gaat deze vruchtbaarheid gepaard met pijn.
- Lijden hoort bij het leven in deze wereld. Zoiets vanzelfsprekends als de arbeid op de akker, waardoor de mensheid zich kan voelen, gaat gepaard met moeite en inspanning. “Met zwoegende zult u daarvan eten, al de dagen van u leven; […] In het zweet van uw gezicht zult u brood eten” (Genesis 3:17b, 19a).
- Er is ook lijden door de bedreiging van het leven. Kaïn slaat zijn broer dood, Lamech pocht over zijn wraakzucht, die “zeventig maal zevenmaal” elke wond en stream vergeldt.
- Er is ook lijden door de beperking van de vrijheid. Kijk maar naar de wijze waarop iedereen in een collectief gedwongen wordt om de toren te bouwen “waarvan de top tot in de hemel reikt”.
De vraag die wij altijd stellen is: waarom moet ik lijden?
Het antwoord dat de Bijbel geeft is: waarom zou jij niet lijden? Je verdient zowel het lijden als de dood.