De gerechtigheid die de Geest in ons werkt: parafrase van Romeinen 8

PARAFRASE ROMEINEN 8

GEEN VERDOEMENIS

Ik kan hier nu alvast een conclusie trekken en dat is deze: voor hen die in Christus Jezus zijn, met Hem verbonden zijn, gelijk geworden zijn in Zijn dood en opstanding, voor die mensen is er geen verdoemenis meer. Het rechtvaardig oordeel van God over hen leidt niet tot de straf die daarmee verbonden is. “Verdoemenis” is namelijk niet alleen het oordeel dat God velt, maar juist ook het vonnis dat Hij voltrekt. Het is oordeel en strafuitvoering inéén.
Natuurlijk zijn we nog niet geheel en al bevrijd van de macht van de dood en de zonde, dat blijkt ook steeds weer. De zonde is een macht die nog steeds ons zijn wil oplegt in het dagelijks leven. Ons doen en laten wordt er telkens mee besmet. Toch komen we om die reden niet alsnog in het oordeel terecht en hoeven we daar geen angst voor te hebben.
De Geest van Christus heeft ons daarvan vrij gemaakt. De Geest heeft ons onder een ander regime geplaatst en daardoor zullen wij leven. Dat wil ik jullie nu uitleggen.

GODS REDDENDE WERK

Het volgende is gebeurd:
God heeft gedaan, wat de Wet op zichzelf niet bij machte was te doen. Oorspronkelijk heeft God de Wet gegeven als een weg naar het leven. Maar langs de weg van de Wet werd het heil niet bereikt. Dat kwam door de verdorvenheid van de mens. Tegenover de zonde in het menselijk leven stond de Wet machteloos. God heeft daarom een andere weg gekozen. Toen duidelijk gebleken was dat op grond van de werken van de Wet niemand het zou redden om voor God rechtvaardig te zijn.
Toen heeft God Zijn Zoon gezonden. Waarom? Vanwege de Wet en vanwege de zonde. De zonde moest worden veroordeeld en de Wet moest in het gelijk worden gesteld.
Daarom is de Zoon van God volkomen aan ons mensen gelijk geworden. Hij is vlees geworden, hetzelfde vlees dat in ons de zonde dient; hetzelfde vlees dat weigert de eis van de Wet te vervullen. Maar Christus heeft ondanks het feit dat hij vlees was, net zoals wij, juist niet gezondigd zoals wij. Hij heeft in het vlees de eis van de Wet volkomen vervuld. Daarmee is aangetoond dat de Wet volmaakt en heilig en goed is en dat we de Wet geen verwijt kunnen maken. Dat er verdoemenis is, dat ligt aan ons. Het grote obstakel voor Gods liefde is onze schuld en onze zonde. Daarmee heeft God ook een begin gemaakt met het wegnemen van de zonde.

GODS DOEL MET ONS: VERANDERING

Het is dan ook duidelijk dat Christus gekomen is vanwege de zonde, om de zonde als macht op te heffen. Niet alleen om ons te bevrijden van het oordeel, maar ook om ons te veranderen. God laat Zijn Wet uiteindelijk niet vallen. Zijn wil moet worden gedaan. God is daarin ook geslaagd. De rechtvaardige eis van de Wet wordt wél vervuld, eerst in Jezus Chrisuts, Zijn Zoon en dat gebeurt nu in ons, door het geloof, omdat we Christus door Zijn Geest onze handel en wandel laten bepalen. De zonde heerst niet meer over ons, door te bepalen hoe we in het leven staan, maar Gods Geest heerst over ons, omdat we in Christus zijn en niet langer alleen leven in het vlees, d.i. geleid worden door de driften en gedachten die uit ons natuurlijke bestaan voortkomen. We hebben een geheel andere levenshouding gekregen. We leven nu in de Geest van Christus.

MENSEN VAN HET VLEES EN MENSEN VAN DE GEEST

We moeten namelijk een nauwkeurig onderscheid maken tussen twee groepen mensen. Er zijn mensen bij wie geheel het leven en heel hun denken wordt bepaald door hun natuurlijke neigingen, door hun vlees. Van de werken van het vlees is hun leven dan ook vol. Maar dan zijn er ook andere mensen, die verlangen naar de vrucht van de Geest.
Hierin ligt dan het scherpe onderscheid: de mensen van het vlees streven naar een leven dat geheel en al in de macht van het verderf ligt, terwijl het leven uit de Geest geheel en al vervuld is van leven met God en vrede bij God.
Ga maar na: wat voortkomt uit het leven in het vlees is per definitie opstand tegen God. We zijn immers allen kinderen van Adam. Het vlees is “naar het beeld van Adam” en daarom is het rebellie in plaats van gehoorzaamheid aan de Wet. Het natuurlijke leven in het vlees is niet in staat iets anders te doen dan tegen Gods wil in te gaan. Het is immers een manier van leven waarin de zonde – de begeerte van het vlees, de lust van de ogen en de hoogmoed van het leven –  domineert en niet de Geest. Opnieuw: dat komt omdat het vlees met zijn natuurlijke neigingen in dat geval een mens volkomen in de greep heeft en daaraan kan de zonde zijn macht uitoefenen.

GELOVIGEN IN DE GEEST

Na wat ik eerder gezegd heb in hoofdstuk 5 en 6 kan het geen verrassing voor jullie zijn als ik zeg dat jullie, als gelovigen, niet “in het vlees” zijn. Jullie zijn niet langer “natuurlijke” mensen, want er is iets beslissends bij jullie gebeurd. Wat jullie waarderen, hoe jullie leven, waarop jullie gericht zijn en waarnaar jullie streven, dat alles wordt nu door de Geest van God bepaald. De zonde heeft zijn macht over jullie verloren. En dat komt omdat de Geest van God niet als eis aan het vlees wordt opgelegd, maar van binnenuit in jullie werkt – de Geest woont in jullie. Jullie leven is van Hem. Wie dat niet zeggen kan en de Geest niet in zich heeft, kan zich ook geen Christen noemen. Als je een gelovige bent, dan woont de Geest van Christus in je; dat is Zijn belofte. We zeggen dat trouwens omdat we vertrouwen op Zijn Woord en niet omdat onze persoonlijke ervaring ons dat leert.

HET LICHAAM NOG NIET VERLOST

Als we dat hebben vastgesteld, dat de Geest van Christus in jullie woont, wil dat niet zeggen dat ons lichaam niet langer te maken heeft met de macht van de zonde en daarom ook met de macht van de dood. We zijn nog niet geheel en al bevrijd. Toch doen wij wel degelijk de gerechtigheid van God en voldoen we aan de rechtvaardige eis van de Wet. Dat laat zien dat we waarachtig het leven van Christus hebben ontvangen. Uiteindelijk zal echter de bevrijding volledig zijn en zal ook ons lichaam worden bevrijd van de macht van de zonde en de dood. Ons lichaam komt niet in Gods rechtvaardige oordeel terecht, want de Geest van Christus woont nu al in ons. Dat is de Geest van Hem die Christus uit de doden heeft opgewekt, die dus volledige macht heeft over de dood. Die Geest is het die in ons hart werkt. Door die Geest van de opstanding en het leven zal God ook onze lichamen uiteindelijk tot leven wekken en ons volledig bevrijden van de macht van de zonde en de dood. Dan is er ook geen strijd meer, zoals we die nu wel hebben, tussen ons geestelijk verlangen om Gods wil te doen en het feit dat we maar al te vaak toch uiteindelijk iets anders doen, namelijk de zonde. Daaraan zien we juist, dat de zonde nog macht heeft, zoals ik heb uitgelegd in hoofdstuk 7. Die strijd zal eenmaal voorbij zijn, en dan doen we volkomen Gods wil omdat de Geest van Christus zowel onze geest als ons lichaam zal beheersen.
Het is daarom wel duidelijk dat je van ons niets zult horen wat lijkt op de gedachte van sommigen, dat we maar raak kunnen leven omdat we toch niet meer in de verdoemenis zullen komen. Dat zou geheel en al in strijd zijn met het nieuwe leven dat we ontvangen hebben. Zoiets kunnen we gewoon niet eens denken. Gelukkig kunnen we ook niet werkelijk meer teruggaan naar een leven onder de zonde. Wanneer we zondigen is dat onopzettelijk; en het is niet onvermijdelijk meer, zoals toen we nog wel onder die tiran zuchtten. Als dat wel zo was, dan zouden onze heerlijke toekomst en de genade van God kunnen verspelen. Dan zouden we opnieuw komen te staan op de weg naar de verdoemenis.
Maar ik zei al, dat er voor hen die in Christus Jezus zijn, geen verdoemenis is. Ook niet wanneer we af en toe toch zondigen door onoplettendheid of door de zwakte van het vlees. Desondanks is wel duidelijk dat het onze verantwoordelijkheid is om niet toe te geven aan de verleiding van het vlees zodat de zonde bij ons geen kans meer krijgt. De zonde heeft weliswaar geen macht meer over ons, maar wanneer we niet opletten, grijpt hij zijn kans en brengt ons er toch toe om te doen wat niet behoort. Laten we ons maar beter concentreren op de weg van het leven. Dat is: dat we de Geest van Christus in ons leven laten regeren en dat we in de kracht van die Geest alle verkeerde handelingen staken en verkeerde neigingen laten sterven.

ZONEN EN KINDEREN VAN GOD

Wie dat doen, wie zich zó onder de macht van de Geest plaatsen, die mensen zijn werkelijk “zonen van God” omdat ze hun karakter door Hem laten vormen.  Wie zich door Gods Geest laat leiden, is pas echt een kind van God. (“Zoon” slaat op verantwoordelijke positie en gevormd karakter; “kind” wijst op het feit dat we door adoptie in Gods zorg en levenskring – familie – zijn opgenomen en van Hem afhankelijk zijn.)
Overweeg het maar eens: God wilde dat wij zouden leven als Zijn kinderen. Hij wilde niet dat wij slaven van de zonde zouden zijn, maar evenmin dat we slaven onder de Wet zouden zijn. Ook al zijn we alleen maar “slaaf” omdat de Wet ons vlees onderwerpen moet. Als we niet aan de macht van de zonde waren onderworpen zouden we de Wet vrijwillig en met vreugde hebben vervuld.
Dat ligt, zoals ik zei, niet aan de volmaaktheid van de Wet. God wilde in ieder geval niet dat we zouden leven in angst, zouden gehoorzamen omdat we bang waren voor het oordeel. Dat is niet de Geest waarover ik gepredikt heb. Het evangelie dat jullie hebben gehoord hield in, dat God jullie tot Zijn geliefde kinderen, ja tot erfgenamen wilde maken. Dat is wat de Heilige Geest zelf aan jullie harten gepredikt heeft. Dat blijkt uit het feit, dat het juist de Heilige Geest is die jullie de vrijmoedigheid heeft geschonken God als jullie Vader aan te roepen.
Het is immers de Heilige Geest die getuigenis aflegt tegenover onze geest dat wij kinderen van God zijn. Gelukkig maar, want uit onszelf zouden we dat nooit hebben aangenomen. Op grond van het evangelie geloof en weet ik dat, niet op grond van mijn eigen ervaring. Vanwege dit getuigenis van de Geest aan mij, kan ik me dan nu ook laten leiden door die Geest en mijn levenshouding, gedrag, strevingen, heel mijn leven baseren op het feit dat ik een kind van God ben. Op die manier komen de Geest en mijn geest dan met elkaar overeen, doordat ik me buig voor het getuigenis dat de Geest in mijn hart legt. Wat jullie toch merken elke keer weer als je God mag aanspreken met “Vader” en dan beseft dat Hij dat werkelijk is!

DE RIJKDOM VAN DE ERFENIS

Wat een rijkdom is het intussen een kind van God te mogen zijn. Erfgenamen zelfs! Wat betekent dat eigenlijk, dat we erfgenamen van God zijn? Wie is de echte erfgenaam? Dat is Christus, de Zoon van God. Maar nu wij zijn “geadopteerd” zijn we in volle zin ook kinderen van God geworden, zoals Christus Jezus het ook is. Wij delen dus in alles wat de Vader geven kan en wil met Christus. Heel concreet: wij zullen straks ook delen in de heerlijkheid van de Zoon. Dat is de erfenis die God Hem geschonken heeft, en die Hij ook aan ons schenken zal omdat wij mede-erfgenamen van Christus zijn geworden.
Denk er wel aan, dat wij nu al mede-erfgenamen geworden zijn, en dat is voordat de heerlijkheid van de Zoon over de aarde zichtbaar is. In deze tijd en in deze wereld lijdt de Zoon van God alleen maar smaad en hoon. Dat is dan, als mede-erfgenamen, ook ons deel in dit huidige bestel. Wij delen in Zijn smaad. Wij worden vervolgd vanwege Zijn Naam. Dat is trouwens helemaal niet erg, want dat hoort erbij. Straks zullen wij delen in Zijn verheerlijking net zozeer als dat we nu deelhebben aan Zijn vernedering. In ieder geval geldt voor ons dit beginsel: dat wij niet leven alsof ons leven ons toebehoort, maar dat we leven in het besef dat we Hem toebehoren. We moeten een leven leiden dat waardig is voor een erfgenaam met Christus.
Dat brengt lijden met zich mee, zoals ik al zei, maar dat lijden is nauwelijks te vergelijken met de heerlijkheid die ooit aan ons geopenbaard zal worden. Het ene weegt niet op tegen het andere. Het lijden valt in vergelijking met de heerlijkheid in het niet. Vanwege dat lijden verlangen we ook zozeer naar de dag dat die heerlijkheid geopenbaard zal worden en het duidelijk zal zijn voor iedereen dat wij waarachtig kinderen van God geworden zijn. Dat is immers ook de dag dat Christus in Zijn volle heerlijkheid openbaar zal worden en Zijn Koninkrijk zal aanbreken. Dat verlangen is niet beperkt tot ons trouwens.

HET ZUCHTEN VAN DE SCHEPPING

Ga maar na als je naar de schepping kijkt. Is het niet zo dat de hele wereld zucht en kreunt en verlangt naar de dag dat ook zij bevrijd zal zijn van de vloek? Wanneer de kinderen van God verheerlijkt zullen worden, dan zal dat ook gebeuren met Gods schepping. In de heerlijkheid van de zonen van God zal de schepping zelf delen. Nu is dat nog helemaal niet zo. In de schepping is er groei, een kortstondige bloei en dan sterven. Een zinloze cyclus van opkomen en vergaan. We weten dat de schepping is onderworpen aan een vergeefsheid en een doelloosheid die oorspronkelijk niet bij haar hoorde. “IJdelheid” noemt de Prediker dat.
Die ijdelheid is niet de schuld van de schepping. God heeft haar moeten onderwerpen aan die ijdelheid vanwege ons. Het aardrijk is vervloekt vanwege onze zonde!
Toch is er hoop. De schepping is nu weliswaar aan verderf en dood onderworpen, maar er komt een dag dat zij daarvan bevrijd zal worden. Wanneer God Zijn kinderen bevrijdt, zal Hij ook de schepping zelf bevrijden. Daarom is er een diep zuchten dat je door de schepping heen voelt gaan en daarom is er die zware worsteling om het leven. Het lijkt op de geboorte van een kind. Wat de schepping ervaart is niet de pijn van een hopeloze ondergang, maar de voorbode van een nieuwe tijd die komen zal.

HET ZUCHTEN VAN DE GELOVIGEN

Wijzelf zuchten net zo goed, ondanks het feit dat wij weet hebben van onze verlossing. Ook wij verlangen naar een toekomstige heerlijkheid. Daar hebben we zelfs nog meer reden toe. Wij ontvingen immers de Geest van Christus. Die Geest is al begonnen met de vernieuwing en verheerlijking. Daaraan zien we dat het absoluut zeker is, dat die heerlijkheid er ook in de toekomst komen zal. De veranderingen die we nu ondergaan zijn een zeker teken van de uiteindelijke totale verlossing. Nu onze ziel, maar straks ook het lichaam. Denk maar aan de oogst: eerst zijn er de “eerstelingen”, daarna de volle oogst. Ook Gods verlossing doorloopt verschillende fasen. Daarom is er ook voor ons nog iets om naar uit te kijken met een diep verlangen en dat is dat ons lichaam straks ook verlost zal zijn van de macht van de zonde en de dood.
We kunnen dus zeggen dat we verlost zijn in en met hoop. We zien die volmaaktheid nog niet, want als je het zou kunnen zien is het geen hoop meer, dat spreekt vanzelf. Onze redding heeft tot doel, dat we op de toekomstige verlossing gaan hopen. Toch helpt deze hoop ons nu al. Want de zekerheid van Gods toekomstige verlossing geeft ons in het heden de kracht om vol te houden en spoort ons aan om geduldig af te wachten. Daarom klagen wij niet zoals zovele anderen omdat we menen dat we recht hebben op een beter leven. Maar omdat we weten wat de toekomst zal brengen, zuchten wij wel van verlangen.

HET ZUCHTEN VAN DE GEEST

Zuchten, dat doet de Geest Zelf ook. Het is Gods Geest die ons de kracht geeft om te hopen en geduldig te zijn. Als wij bidden, weten we vaak niet hoe we moeten omgaan met onze status in het heden en de belofte van de toekomstige verlossing. Zo horen we immers te bidden. Als zonen van God die zeker zijn van hun erfenis. Vaak is ons gebed een gebed vanuit het kortzichtige verlangen van het vlees, en vaak is ons gebed onwaardig tegenover onze status als zonen van God. We bidden vaak vanuit het vlees. De Geest neemt het gelukkig van ons over. Hij bidt in onze plaats, op de achtergrond van onze vaak zo armelijke gebeden. De Geest bidt met een zuchten en kermen dat onze menselijke taal te boven gaat en dat we daarom niet kunnen horen. God als kenner van de harten van mensen, begrijpt uiteraard wat in het hart van de Geest is. Het gebed van de Geest – en bij gevolg ons gebed dat door de Geest gedragen wordt – is dus een volmaakte communicatie met God.
Het gebed van Gods Geest wordt daarom ook altijd verhoord. De Geest bidt immers – anders dan wij – in volkomen overeenstemming met Gods karakter en met een volkomen inzicht in Gods wil. En dat niet alleen, maar de Geest bidt ook vóór ons in de zin dat Hij het voor ons opneemt, dat Hij pleit voor ons bij God. De Geest kent bovendien onze eigen werkelijke behoeften. Veel beter dan wij dat zelf weten, kan de Geest dus bidden voor wat we werkelijk nodig hebben. Dat geeft ons de zekerheid dat alles wat de Geest namens ons bidt, door de Vader ook zal worden verhoord. Wat niet geldt voor ons gebrekkige bidden met een beperkt inzicht in wat we zullen bidden naar behoren.

VAN VOORKENNIS TOT VERHEERLIJKING

Voor gelovigen is er dus een leven van lijden en bidden; ondanks de redding uit het oordeel en ondanks de gave van de heilige Geest, zijn we er nog niet. Maar we weten dat alles wat ons overkomt toch in dienst staat van onze uiteindelijke verheerlijking. We zijn immers niet zomaar en willekeurig geroepen en uiteindelijk hing het niet af van ons initiatief. God heeft in de eeuwigheid een voornemen opgevat. En in dat voornemen heeft Hij ons in liefde gekend. Op grond van die liefde heeft Hij ons een bestemming gegeven, namelijk dat we gelijk zouden zijn aan Zijn Zoon in heerlijkheid. En dat voornemen voert God dan ook uit door ons te roepen en te rechtvaardigen – vrij te spreken van het oordeel – en ons uiteindelijk ook te verheerlijken. Dat is de gouden ketting van Gods werk aan ons: voorkennis, voorbestemming, roeping, rechtvaardiging en verheerlijking. De kern daarvan is dat Hij ons gelijkvormig wilde maken aan Zijn Zoon. Waarom? Opdat die Zoon te midden van velen de Eerstgeborene zou kunnen zijn. In ons als degenen die door Christus gered zijn, straalt de heerlijkheid af van de Zoon van God.
Die verheerlijking is zeker en vast. Die zal plaatsvinden. Dat is een eeuwig raadsbesluit van God. Daarom zijn we tot geloof geroepen en gerechtvaardigd, om ons aan Christus’ heerlijkheid deel te laten hebben. Het is zeker en vast, omdat God het besloot vanwege Zijn Zoon!

GEEN ANGST MEER, MAAR OVERWINNING

Komen we dan tot een conclusie, dan moet het deze zijn: we hebben niets meer te vrezen. Het is duidelijk dat God Zelf aan onze kant staat in de strijd van het leven. Wie of wat kan ons dan hinderen om onze eindbestemming te bereiken?
Ga maar na: God heeft Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hem om ons te redden in de dood overgegeven. Als God ons Zijn Zoon schenkt, is er dan nog iets dat ons niet geschonken wordt? Als straks die Zoon Zijn erfenis ontvangt, zal God ons dan minder geven dan het ons beloofde erfdeel? Kan er dan iets ontbreken aan de gave van Gods genade die ons is toegezegd? Zullen we dan toch nog in het oordeel staan en dus in de verdoemenis komen? Zal er straks een aanklager zijn die het God verhinderen zal om ons de volkomen verlossing te schenken? Als het God Zelf is die deze grootse dingen aan ons doen wil, wie zal dat dan kunnen tegenhouden? Is er dan iemand die met succes een beschuldiging kan inbrengen tegen mensen die God juist heeft uitgekozen om niet in het oordeel te staan? Wie zal kunnen veroordelen, wanneer God vrijspreekt? Het enige antwoord op al deze vragen is: nee, niets en niemand!

GODS LIEFDE IS VAST EN ZEKER

Laten we dit feit maar als houvast nemen. Christus Jezus is voor onze zonden gestorven en heeft volkomen genoegdoening bewerkt voor al onze zonden. En nu Hij verhoogd is en aan Gods rechterhand gezeten is, neemt Hij het in Gods hemelse rechtszaal voortdurend voor ons op. Dat is het kenmerk van de liefde die Christus voor ons heeft: dat Hij voortdurend met ons bezig is, ons ten goede. Wie kan die liefdesband verbreken? Wat kan die relatie met Hem verstoren? Als iemand ons berooft van voedsel of kleding, is Zijn liefde voor ons dan onzeker geworden? Als we bedreigd worden met gevaren, zelfs voor ons leven, is de liefde van Christus daarom minder geworden? Want die situatie waarin we ons als gelovigen bevinden is een realiteit van alle eeuwen, hoor maar: “O God, omdat we Uw volk zijn, staat men ons voortdurend naar het leven. Men houdt ons voor vee, dat moet worden afgeslacht.”
Als dat zo is, en als benauwdheid en lijden dus een vanzelfsprekende realiteit zijn voor gelovigen in deze wereld, die nog moeten wachten op de dag van de bevrijding, dan zijn dit geen ervaringen die ons van onze zekerheid kunnen beroven en ons laten twijfelen aan de liefde van Christus. Wij overwinnen. Altijd en met glans. Christus zelf zorgt er voor dat we er altijd als overwinnar uit komen, in wat voor omstandigheden we ons ook bevinden. Hij heeft ons liefgehad en heeft ons lief en die liefde wijkt voor niets. Al komt er onheil van de aarde, al daalt het af van de hemel; of er nu engelen zijn die ons naar het leven staan of andere machten, of dat nú gebeurt of in de toekomst die nu al dreigt; al zijn er krachten in het werk van boven of uit de afgrond, welk schepsel het ook maar kan zijn die ons bedreigt, niets en niemand kan ons losmaken uit de band van de liefde die God heeft geopenbaard voor ons in Christus Jezus. Hij is het in wie en met wie wij veilig zijn. Hij is onze Heer en Meester!

Dit bericht is geplaatst in bijbelbespreking, Bijbelse Theologie, Romeinen met de tags , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *