Openbaring – de drie benaderingen

De interpretatie van het boek Openbaring kent eigenlijk maar drie verschillende vormen. In de traditionele, Hervormde benadering is het een troostboek voor de lijdende kerk, zonder dat de gebeurtenissen die in visioenen worden beschreven als uitingen van profetie worden opgevat. In de traditionele visie is er dus geen opname van de gemeente, geen letterlijk duizend-jarig rijk, en is er geen rol weggelegd voor Israël in de toekomst. In sommige varianten van deze visie wordt gezegd dat een groot deel van de profetieën al vervuld zijn en dat het onduidelijk is of andere profetieën letterlijk in de toekomst nog zullen worden vervuld.

Geheel anders gaat het toe in de “maranata” visie op dit boek. De term is afkomstig van de bewerker van het boek over Openbaring dat werd geschreven door H.C. Voorhoeve in de 19e eeuw. Hier wordt Openbaring nadrukkelijk ingedeeld volgens Op. 1:19, waar gesproken wordt over “wat gij gezien hebt” – d.i. Op.1:9-20 – “wat is” – Op. 2 en 3 – “wat hierna gebeuren zal” – Op. 4-22. Samen met de verwachting van de opname van de gemeente leidt dat er bijvoorbeeld toe dat de 24 oudsten worden gezien als de aanwezigheid van de gemeente van Christus in de hemel (in Op.4), die dan in hoofdstuk 19 de hemel verlaat om deel te nemen aan de koninklijke heerschappij van Christus in de wereld. In hoofdstuk 4, 7, 9, 14 en 19 wordt deze hemelse positie van de gemeente getoond of verondersteld.

In deze visie is er wel plaats voor een toekomstig Israël dat dan het middelpunt van Gods handelen in deze wereld zal zijn, als het middel waarmee God al Zijn raadsbesluiten ten opzichte van de wereld ten uitvoer zal brengen. Het in deze tijd verworpen Israël – niet-Mijn-volk – leeft in de toekomst in het land met een hersteld Jeruzalem en een herstelde Tempel.

Een derde benadering van het boek Openbaring leest om te beginnen al de driedeling van Openbaring 1:19 op een andere wijze. Het is niet omstreden dat het boek Openbaring inderdaad zowel over heden, verleden en toekomst van de wereld (en de gemeente van Christus) handelt, maar dat wil niet zeggen dat we dat in een chronologische volgorde vinden. Het boek Openbaring is niet zozeer met een film te vergelijken waarin de volgorde van gebeurtenissen wordt beschreven, maar veeleer als een verzameling dia’s die het model kunnen zijn voor het duiden van gebeurtenissen in heden en verleden.

De tekst kan dan zo worden gelezen: “schrijf dan wat u hebt gezien, namelijk [wat betrekking heeft zowel] op datgene wat nu in het heden gebeurt als op wat na dit heden – hierna, maar dan eerder als consequentie dan als vervolg – staat te gebeuren. Wat Johannes heeft gezien, d.i. het geheel van de openbaring die hij heeft ontvangen staat gelijk aan een visionaire expositie van het heden, van wat is, en is tegelijkertijd een verwijzing naar wat hierna gebeuren zal. Elk visioen heeft dus dit drievoudige karakter: door Johannes gezien, met betrekking tot het heden en de toekomst beide.

Ik noem deze benadering de “hermeneutische” lezing van het boek Openbaring omdat in deze visie het boek eerder inzicht geeft in het algemene karakter van de geschiedenis van Gods volk op aarde – de gemeente en Israël worden dus in hun gemeenschappelijke positie beschouwd – en het eindpunt daarvan in de voltooiing van de tijden die God uiteindelijk tot stand zal brengen. Het boek laat in een duizelingwekkende variatie zien hoe de Heere kosmische krachten inzet om de zonden te oordelen aan de gehele mensheid, en wil nadrukkelijk het feit laten uitkomen dat God de uiteindelijke heer van de geschiedenis is.

Voor de concrete exegese betekent dat, dat bijvoorbeeld de zeven brieven aan de gemeente zowel verwijzen naar de concrete situatie van die gemeenten in klein-Azië, maar ook elk als een model kan worden gezien van een type gemeente, die in de loop van de geschiedenis kan voorkomen, zonder dat de zeven als opeenvolgende perioden van de feitelijke kerkgeschiedenis mogen worden beschouwd.

 Daarmee wordt vermeden dat er over die perioden oordelen worden geveld die vooral de eigen kerkelijke positie ondersteunen. Zo bijvoorbeeld in de visie van Voorhoeve, waar Sardis wordt geïdentificeerd met de “dode orthodoxie” van de Reformatie en Thyatira met de Rooms-Katholieke kerk, om dan vervolgens Filadelfia te identificeren met de “Broederbeweging” van de 19e eeuw. Hoe willekeurig dat alles is, wordt geïllustreerd met de merkwaardige overgang waarmee Laodicea eerst als de vrijzinnigheid werd gezien, maar in meer recente publicaties gezien wordt als typerend voor de charismatische beweging. 

Wanneer Openbaring 4 dan ook begint met de uitspraak “kom hier op en Ik zal u tonen wat hierna moet gebeuren” is dat niet een overgang naar de toekomst, d.i. na de kerkgeschiedenis als geheel, maar een aanduiding van de huidige werkelijkheid van de aanbidding van God in de hemel. De hemelse dienst van aanbidding wordt zo getoond als de eigenlijke bestemming en functie van de gemeente. “Hierna” betekent dus niet in de eerste plaats “toekomstig”, maar is een logische aanduiding. Het Griekse woord kan hier ook een conclusie aanduiden. D.i ik zal tonen wat hierna gebeuren “moet” is iets anders dan gebeuren “zal”. De dienst van de gemeente in de wereld wordt genormeerd door de dienst van de engelen in de hemel. Openbaring 4 is de conclusie van de realiteit van de zeven gemeenten, niet de overgang naar een hemels bestaan.

Zo wordt tevens de geforceerde uitleg vermeden waarmee de 24 oudsten als de gemeente uit Israel en de volkeren wordt geduid. Dat zij hun kronen afleggen voor Gods troon suggereert dat zij die al van aanvang af bezitten en het feit dat zij Johannes toespreken in het visioen maakt hen eerder tot een bepaalde klasse van engelen. In ieder geval is dat meer voor de hand liggend in de context van de apocalyptische literatuur in het algemeen, dan een hemelse status van de gemeente.

Daarmee valt ook het idee weg, dat er van een opname van de gemeente sprake zou zijn. Daarover heb ik elders al eens geschreven. Voor dit moment laat ik buiten beschouwing wat er nog gezegd zou moeten worden de samenhang tussen het boek Openbaring en de profetie van Daniël.

Openbaring 22: van aangezicht tot aangezicht

Het laatste hoofdstuk van het boek Openbaring heeft drie delen.

In de eerste vijf verzen vinden we de vierde beschrijving van het hemelse Jeruzalem. Nu gaat het om het leven in de stad: de boom van het leven, de bladeren van de genezing, het zien van Jezus van aangezicht tot aangezicht, en het licht van Gods heerlijkheid dat de zon en de maan geheel vervangt.

In het tweede gedeelte vanaf vers 6 gaat het over de terugkeer van de Heer Jezus. Hij komt spoedig en brengt loon voor Zijn dienstknechten. Het boek eindigt in de verzen 16 tot en met 21 met een laatste oproep tot bekering – laat hij die wil het levenswater nemen om niet – en een vermaning om aan de woorden van deze profetie niet toe te voegen en niet af te nemen. Voor de derde keer in dit hoofdstuk klinken dan de woorden van de Here Jezus: “ja, Ik kom spoedig!” – En de gemeente antwoordt: “amen, kom, Heer Jezus!”

De Getrouwe op het witte Paard – Openbaring 19

Dan komt het einde. Nu zitten we in de sfeer van de voltooiing, terwijl we vanaf het zesde tot en met het 18e hoofdstuk in de sfeer zaten van de rechtvaardige oordelen. Nu is de behoudenis en de heerlijkheid en de macht van God volledig geopenbaard. Nu, dat wil zeggen met het oordeel over Babylon. Voor ons gevoel is het misschien vreemd dat hier een gejubel uitbreekt over de machtige oordelen die God over de aarde brengt. Maar de nadruk ligt ook eerder op de waarheid en de gerechtigheid die daardoor mogelijk worden, dan op het leed dat ongetwijfeld deze oordelen ook hebben gebracht. Doorgaan met het lezen van “De Getrouwe op het witte Paard – Openbaring 19”

De vrouw en het beest – Openbaring #17

Het grote Babylon wordt hier in zijn geheel beschreven, wellicht aan de hand van een munt, geslagen voor Vespasianus, met daarop de Dea Roma, gezeten op zeven heuvels, met de god Tiber aan de linkerzijde, en de wolvin met Romulus en Remus aan haar rechterhand. Uiteraard draagt ze een zwaard.

Een dergelijke beschrijving van een munt – op zijn beurt waarschijnlijk afgeleid van een bronzen of marmeren monument voor Vespasianus – kwam veel voor en heette een “ekfrasis”. Krijgt Johannes hier in een visioen de ware aard te zien van wat monument en munt hebben afgebeeld?

De Hoer van Babylon  gaat vallen. Juist door de volkeren en staten die ze onder haar macht had. Wanneer de tien koningen zich tegen haar verzetten, is het einde nabij. Daarover meer in Openbaring #18.

De laatste zeven schalen van Gods grimmigheid – Openbaring #16

Met de laatste zeven schalen, de laatste “plagen” die God over de aarde uitstort, is Gods toorn voleindigd.

Dat is ook wat een luide stem zegt, vanuit de Tempel, vanaf de Troon: Het is gebeurd! Het is voleindigd. Tussen de woorden van Jezus aan het kruis – het is volbracht – en de woorden vanuit de Tempel, het is gebeurd, heeft zich de hele Nieuw-testamentische geschiedenis van God met de mensheid afgespeeld. En nu is het voltooid.

Toch houdt het boek Openbaring hier niet op. Want nu rest nog de uitleg van de zevende schaal, waarin het grote anti-goddelijke systeem van politiek en economische macht wordt geoordeeld: het grote Babylon. Dat wordt uitgebreid verhaald in hoofdstuk 17 en 18, onderwerpen oor de volgende afleveringen in de serie over Openbaring.

De 144.000 en de zes engelen – Openbaring 14

De 144.00 op de berg Sion – Op. 14:1-5

De 144.000 van hoofdstuk 7 komen hier weer terug. Terwijl ze in het zevende hoofdstuk een algemeen beeld geven van de gemeente van Christus, gezien als het verbondsvolk Israël, wordt in hoofdstuk 14 een beeld van de toekomst gegeven. Het lam staat op de berg Sion en ik denk dat dat het aardse Jeruzalem is. (Terwijl anderen denken dat dit staat voor het Hemelse Jeruzalem.)

De Messiaanse gemeenschap, het getrouwe Israël, leert een nieuw lied – over de inhoud waarvan wij niet worden onderricht. Zij volgen het Lam, ze zijn de eerstelingen, ze zijn zuiver, ze zijn onberispelijk.

Zijn de 144.000 samen met het Lam uit de hemel gekomen? Er zijn meerdere mogelijkheden.

Het eeuwig evangelie en de val van Babylon – Op. 14:7-13

In dit tweede gedeelte van hoofdstuk 14 wordt het “eeuwig evangelie” verkondigt. In dat evangelie zit geen verwijzing, althans niet expliciet, naar het werk van de Heer Jezus. Maar het bevat wel de eis en de opdracht die God door alle tijden heen aan mensen heeft gericht. “Vreest God en geeft Hem heerlijkheid.”

Dit is blijkbaar nog een kans voor de mensen op aarde om zich te bekeren voordat het oordeel komt. Ze krijgen het eeuwig evangelie te horen, en dat het grote Babylon op het punt staat te vallen – dat zal pas gebeuren in hoofdstuk 17 en 18 – en ze krijgen, in de woorden van de derde engel, te horen dat ze zullen drinken van de wijn van Gods grimmigheid omdat ze het Beest hebben aanbeden.

Het oordeel van de Zoon des Mensen – Op. 14:14-20

Het derde gedeelte van Openbaring 14 is een korte schets van het oordeel, dat wordt vergeleken met de “oogst van de aarde”, en de oogst van “de trossen van de wijnstok van de aarde.” Het oordeel wordt voorgesteld met het beeld van de grote wijnpersbak van de grimmigheid – en het gruwelijke beeld van bloed dat meer dan 300 km ver reikt.

Opmerkelijk is dat de titel “Zoon des mensen” hier gebruikt wordt in vers 14.

Koinonia Live! over Peter Scheele en het eenvoudige boek Openbaring

Deze aflevering van Koinonia Live! van vrijdag 17 april 2020, is geheel en al gewijd aan het interview met Peter Scheele op het Christelijk Informatie Platform (CiP). 

In het interview introduceert het CiP het nieuwe boek van Peter Scheele met de titel “Beelden van Openbaring”, over de Openbaring van Johannes. Voor Peter is het eigenlijk een eenvoudig boek, als je maar beseft dat het voornamelijk over Israël gaat, dat hoofdstuk 11 het centrale hoofdstuk is, en dat het grootste deel van deze profetieën al in de eerste eeuw zijn vervuld.

Verder is Peter van mening dat ook de geschiedenis tussen het jaar 70 en 1948 is bedoeld wanneer hoofdstuk 11 de  “vertreding” van de Tempel door de heidenen noemt – dat is dan de verwoesting van de tempel in 70 n. Chr. en daarna de opstanding van de twee Getuigen – die hij terecht Mozes en Elia noemt, maar onterecht als een symbool voor het volk Israël opvat. De opwekking van de twee getuigen zou dan het fysieke herstel van het volk in het land aanduiden.
Het is een interessante maar naar mijn gevoel niet geslaagde interpretatie van het boek Openbaring. Daarom, maar met respect en dank voor zijn poging, hebben we in deze aflevering toch een groot aantal problemen moeten aanwijzen. Een aflevering dus van Koinonia Live! die anders dan anders slechts aan dit ene onderwerp gewijd is, en de reden daarvan is het feit dat wij op dit moment zo intensief met het boek Openbaring bezig zijn.