Afgoderij in de Noachidische wetten – de afgeleide voorschriften

Op basis van wat we eerder besproken hebben over het algemene karakter van afgoderij en de kleine verschillen tussen het verbod daarop voor Joden en niet-Joden, kunnen we nu kijken naar de afgeleide aspecten hiervan. We kunnen dit doen door bij Maimonides te kijken naar de gedetailleerde voorschriften rondom afgoderij.

Allereerst stelt Maimonides dat het niet in je gedachten mag opkomen dat er naast God een andere godheid bestaat. Er is slechts één schepper: “Hoor, Israël, de Heer, onze God, is de Ene.” Dit heeft te maken met de innerlijke houding die belangrijk is bij afgoderij. Het mag niet eens in je gedachten voorkomen. Dit is ook moreel relevant, omdat het bijvoorbeeld in Griekse tragedies interessant is hoe er tegenstellingen zijn tussen verschillende goden die verbonden zijn met specifieke menselijke activiteiten en deugden. Het volgen van één godheid kan betekenen dat je een andere negeert, waardoor het volgens Griekse wijsheid goed is om niet één enkele godheid puur en alleen na te volgen.

Een voorbeeld hiervan is Hippolytus, die eenzijdig de godin Artemis volgt en daardoor in conflict komt met godin Aphrodite. Dit is dus het eerste afgeleide verbod dat voortkomt uit het algemene verbod op afgoderij: niet in je gedachten laten opkomen dat er buiten God een andere godheid bestaat.

Zoals we eerder besproken hebben, houdt dit ook in dat je geen beelden mag maken of laten maken voor kultische doeleinden. Hierin zit wel een verschil tussen Joden en niet-Joden. Voor een niet-Jood is het strikt genomen niet verboden, maar wat toegelaten is, is niet per se iets wat je met plezier en goede motieven zou moeten doen. Mag een niet-Jood bijvoorbeeld een beeld maken voor een katholieke eredienst? Ik denk van niet, aangezien dit onder dit afgeleide verbod valt.

Het gebruik van beelden in de katholieke eredienst, ook al zegt men dat men geen geschapen dingen vereert, valt naar mijn mening onder dit verbod op afgoderij.

Wanneer je zegt dat het afgodische beeld een middel is om God te vereren, dan is het toch een gebruik van een van Gods schepselen en daarmee een vorm van afgoden-dienst. Dit is de tweede afleiding van het hoofdgebod. Je mag geen beelden maken voor kultische doeleinden, noch voor jezelf, noch voor anderen. Het is verboden beelden te maken van alles wat in de hemel, op aarde en onder de aarde is waarvoor men zich zou kunnen neerbuigen.

Ook mag je geen verboden beelden maken voor ornamentele doeleinden. Een heilig beeld mag niet gemaakt worden met het excuus dat het slechts als decoratie dient. In mijn huis heeft dit verbod ertoe geleid dat we een fraai Boeddha beeldje hebben verwijderd. Niet omdat het ons tegenstond, maar omdat het gebruik ervan voor decoratieve doeleinden geen geldige reden was om het te laten staan.

De vijfde afleiding: geen kultische handelingen verrichten in het kader van een afgoden-dienst, ook al zijn dat niet de gebruikelijke handelingen. Maimonides stelt hier dat we dit toch wat strikter moeten interpreteren. Als noachide dienen we dit joodse verbod ook te gehoorzamen.

Er zijn enkele geboden uit de klassieke tijd, zoals je kinderen niet door het vuur laten gaan in het kader van enige afgoderij. Dit kan lastig zijn bij bijvoorbeeld kerst- of Sinterklaasvieringen waarbij je zou kunnen twijfelen of dit wel kan.

De achtste afleiding: geen dodenbezweringen verrichten of doodshoofden gebruiken als magische of rituele middelen. Een helder voorschrift dat de meesten van ons niet nodig hebben om na te leven.

Tot slot, geen waarzeggerspraktijken of magische praktijken toepassen, zoals vogelbeenderen die in Maimonides’ tijd belangrijk waren, tarotkaarten leggen of horoscopen laten trekken. Of zelfs maar de horoscoop lezen in de krant.

Tien, op geen enkele wijze tot afgoderij wenden. Ik begrijp dat je gewoon niet eens in de buurt mag zitten.

Elf en twaalf zijn problematisch: geen gedenkstenen oprichten. Dit zijn beperkingen van de godsdienst van Israël, dus misschien gelden ze niet voor een Noachide. In de christelijke eredienst zou je kunnen zeggen dat gedenkstenen denkbaar zijn, zoals op graven in een christelijke begraafplaats. Het is de vraag of nummer elf, geen gedenkstenen oprichten, voor een Noachide geldt, omdat christenen dit gewend zijn te doen zonder afgodische bedoeling.

Ten twaalfde: men mag geen gebeeldhouwde steen opstellen om zich hierop voor God neer te werpen. Ook dit is een kwestie van interpretatie, of het voor een Noachide geldt.

Het werpen van munstukken in een fontein of vijver wordt door vele schrijvers gezien als verboden.

Als iets klaargemaakt is om te offeren, maar nog niet geofferd, mag het door een Noachide gegeten worden, niet door een Jood.

Een mismaakt dier mag gegeten worden door een Noachide, niet door een Jood.

Iemand die tot afgoderij verleidt, valt onder de doodstraf voor een Jood. Een Noachide is streng gewaarschuwd om het niet te doen. Een afspraak maken bij een afgodsbeeld is verboden; elke suggestie van afgoderij moet vermeden worden.

Sommigen zeggen dat een kruis als aandenken gedragen mag worden, maar als een priester het draagt, is het een kultusvoorwerp en dus verboden.

Het is verboden een bedrijf te voeren waarvan de inkomsten ten goede komen aan een verboden kultus. Een afgodsbeeld of kultusvoorwerp uit de sfeer van afgoderij kan vernietigd worden, of de functie kan teniet gedaan worden door het ongeschikt te maken. Dus als we van dat Boeddhabeeld de neus hadden afgeslagen, of omgesmolten als het van metaal was, dan mag je dat materiaal opnieuw gebruiken.

Bijgelovig handelen of spreken is verboden. Je mag geen magische of astrologische handelingen verrichten aan een zieke. Denk aan de charismatische beweging voor zover het daar gaat om handoplegging en dergelijke. Elke vorm van verering van doden is verboden, waardoor spiritisme en spiritualisme uitgesloten zijn. Maimonides vormt de basis hiervan en dankzij Zuidema’s boek “En God Sprak tot Noach en Zijn Zonen”, ondertiteld “Een Joodse Code voor Niet-Joden”, heb ik deze laatste lijst kunnen samenstellen. Voor meer details verwijs ik naar pagina 91 en 92 van dit boek.

 

Dit bericht is geplaatst in Jodendom, Prediker met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *