Waarom ik geen christen (meer) ben (2)

In mijn vorige blog heb ik gesproken over de noodzaak om de christelijke theologie opnieuw te verbinden met haar blijvende joodse fundament. We moeten daarom nu spreken over het moment in de geschiedenis, dat de scheuring tussen dat fundament en de daarop gebouwde christelijke theologie definitief wordt. (De titel betekent natuurlijk: “Waarom ik geen christen meer genoemd wil worden…)

Dat moment komt in de loop van de tweede eeuw wanneer de christelijke kerken te maken krijgen met een tweevoudige bijbel. De apostolische geschriften vormen dan het Nieuwe Testament. In de theologie ontstaat dan de noodzaak om het verhaal van de Bijbel opnieuw te formuleren. Dat verhaal vormt immers het raamwerk waarin elke interpretatie van de Bijbel moet plaatsvinden. Meteen moet dan worden opgemerkt, dat de formulering van dit raamwerk werd uitgevoerd door niet-joodse theologen die inmiddels ver afstonden van de oorspronkelijke overwegend Joodse gemeente.

Het canonieke verhaal dat in deze periode werd geformuleerd is tot op de huidige dag aan alle christenen bekend. Het begint met het idee van de oorspronkelijke, volmaakte schepping. De tweede belangrijke gebeurtenis is de zondeval, die als het verlies van morele status alsook van alle menselijke vermogens, en soms zelfs als de oorzaak van de totale verdorvenheid van de mensheid wordt gezien. (En dat ligt dan weer in het bereik van de klassieke interpretatie van Paulus.) Tussen Genesis 3 en het Nieuwe Testament gebeurt er eigenlijk niets belangrijks, tot aan de derde grote gebeurtenis: de komst van God in het vlees. De vierde gebeurtenis in dit canonieke verhaal ligt dan in de toekomst: geformuleerd als de komst van het Koninkrijk, of het einde der tijden en het laatste oordeel. Op een dergelijke wijze is het ook terug te vinden in de Apostolische Belijdenis, na de belijdenis van God als de schepper is alleen het tweede deel van historische aard. Geboren uit de maagd Maria et cetera. En dan vinden we de woorden “vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.”

Het doel van Gods handelen met de wereld moet binnen dit raamwerk gezien worden als het opvoeren van de mensheid tot een eeuwige nabijheid met God, doorgaans gesitueerd in de hemel. (De fascinatie van Amerikaanse evangelische theologen voor de vraag “hoe kom ik in de hemel?” is daarvan een direct resultaat.) Het deel krijgen aan goddelijke natuur is het doel van de schepping.  Gods intentie wordt echter gefrustreerd door de zondeval. Deze zondeval is de gebeurtenis die God ertoe brengt om een reddingsplan te ontwerpen en uit te voeren dat door vele eeuwen heen tot aan de Dag van het Oordeel de mensheid naar het doel leidt. In die door de zondeval veroorzaakte geschiedenis zijn er dan twee perioden aan te wijzen. De periode van het Oude Verbond waarin de mensheid wordt voorbereid op de komst van de Verlosser, en dan de periode van het Nieuwe Verbond waarin Jezus Christus als de Verlosser wordt gepresenteerd. Christus is dan het middel en het midden van deze hele geschiedenis. Het Oude Testament verwijst profetisch naar Christus, en het Nieuwe Testament verwijst historisch naar Christus.

Wat blijft er dan nog over van de bij Jezus en de apostelen vanzelfsprekende waardering voor het Oude Testament? De thora, de profeten en de geschriften hebben dan alleen maar waarde omdat ze vooruit wijzen naar de komst van Christus. De besnijdenis, de beloften aan Israël, de wet van Mozes, de dienst in de tempel, heel de geschiedenis van Israël door koningschap, ballingschap en terugkeer heen zijn allemaal te begrijpen als verwijzingen naar Christus en de kerk. Dat maakte het ook nodig om een fataal onderscheid te maken tussen Israëlieten die de innerlijke kant van het oudtestamentische geloof vertoonden – zij worden met de gemeente van Christus gered – terwijl de anderen die de wet van Mozes letterlijk wilden gehoorzamen onder de vloek van Adam vallen. Israël is aards, de gemeente is hemels. Een vooroordeel dat hardnekkig rondgaat in de evangelische theologie. Zo onlangs nog in een opmerking van Willem Ouweneel in het CiP: “In de Pentateuch wordt Israël uitsluitend materiële zegeningen (rijkdom, gezondheid, vruchtbaarheid) in het vooruitzicht gesteld (Lev. 26; Deut. 28), niet zozeer geestelijke zegeningen.”

Op welke manier nu is in dit canonieke verhaal het triomfantalisme van de kerk zichtbaar? Dit raamwerk van alle interpretatie van de Bijbel maakt het bestaan van Israël zowel als het bestaan van de Kerk exclusief afhankelijk van Jezus Christus. De kerk echter heeft een positieve relatie tot Christus, omdat ze Zijn Lichaam kan worden genoemd. Israël daarentegen is alleen maar de voorwaarde van de komst van Christus naar het vlees, en heeft hooguit een typologisch of symbolisch verband met de verlossing onder het Nieuwe Verbond. Zij is het volk dat haar eigen Koning verloochende. Alles wat het Oude Testament leerde over verlossing wordt nu vergeestelijkte, of afgeschaft, en in ieder geval vervangen door een of ander kerkelijk equivalent. De geschreven thora wordt nu de geestelijke wet van Christus; besnijdenis wordt de doop; geloof vervangt de familierelatie als toegang tot het volk van God. Het concrete, historische Israël wordt daardoor geheel en al overbodig. En precies dat zou ook Gods bedoeling zijn geweest met de komst van Christus, de verwerping dus van het volk dat God voor zichzelf had verkoren.

Israël was het uitverkoren volk, totdat de kerk kwam. De thora van Mozes was de voortreffelijke en volmaakte uitdrukking van Gods wil, totdat het evangelie kwam. Zoals de brief aan de Hebreeën duidelijk maakt dat alles wat gebeurde onder het Oude Verbond slechts een schaduw was totdat de realiteit kwam in Christus en Zijn Kerk. Daar komt nog bij dat deze verwerping van Israël en haar Verbond ook gezien wordt als de straf van God op het ongeloof van Israël in Jezus als de Messias. Heel de infame geschiedenis van Jodenhaat, gebaseerd op het idee dat dit het volk was van Gods moordenaars, dat de straf over zichzelf heeft uitgeroepen, dat alleen de satan als vader had et cetera et cetera is voorbereid door de vervanging van Israël door de kerk, van de thora door de wet van Christus et cetera.

Nu is het zeker zo dat in de theologie van de huidige tijd, na de Holocaust, het idee van de straf voor de zonden van Israël op een laag pitje is komen te staan. Geheel verdwenen is het zeker nog niet. Maar de gedachtegang die de voorwaarde is van het idee dat God Zijn uitverkoren volk vanwege hun ongeloof 2000 jaar lang met plagen en oordelen heeft bezocht, is nog niet verdwenen. Zoals het werk van “Jews for Jesus” exemplarisch laat zien, is het nog steeds de overtuiging van veel christenen dat joden alleen verlossing kunnen ontvangen door geloof in de Messias van het Nieuwe Verbond. De leer van de vervanging maakt het tot een imperatief om Joden die onder de vloek staan te bekeren tot Jezus.

Het idee van de vervanging (economisch supersessionisme, bedelingenleer) en het idee van de bestraffing (punitief supersessionisme) leidden ertoe dat in de klassieke christelijke theologie een structurele fout ontstaat. De gedachte namelijk dat het grootste deel van de Bijbel, alles wat tussen Genesis 4 en Maleachi 4 geschreven staat, op geen enkele wijze tot uitdrukking brengt op welke manier God zich verhoudt tot ons in het heden. Behalve als voorspelling van de komst van Christus en als profetisch beeld van de wereld na de wederkomst van Christus, heeft het gehele Oude Testament voor ons in het heden geen enkele waarde. Het vertelt ons niets over Gods blijvende wil voor de Schepping, of over de wijze waarop Hij wil dat wij met elkaar omgaan. De thora wordt eigenlijk geheel en al genegeerd – want het lezen van de 10 geboden wordt ook alleen maar gezien als een voorbereidende confrontatie met de wet tot op de verkondiging van de genade – behalve de eerste drie hoofdstukken van Genesis! De Psalmen worden in de kerken van gereformeerde snit nog wel gezongen, maar de daarin uitgedrukte geestelijke ervaringen toch geïnterpreteerd in verband met het christelijke leven. Dat is ook duidelijk merkbaar aan de berijmde versies en de daarin gehanteerde vertalingen.

Wat gebeurt er dan nog met het grootste deel van het Oude Testament? Wat is dan nog de betekenis van de geschiedenis van Israël? De thora voor Israël en de geschiedenis van Israël, die uiteraard doorloopt tot op de huidige dag, vormen dan alleen nog maar de achtergrond van Gods weg met de mensheid. Het kan volledig worden weggelaten tenzij het in christelijke categorieën kan worden ondergebracht. Het beroemde woord van Paulus wordt dan ook vooral te onpas geciteerd, in een vrije weergave: “wat er met Israël gebeurd is, is tot onze lering opgeschreven, ons op wie de einden der eeuwen neerkomen.” Binnen dat raamwerk gelezen betekent dit dat de geschiedenis van Israël van geen enkele betekenis is. Zoals ook het woord van Paulus: “zo kennen wij van nu af aan Christus niet naar het vlees,” binnen dit raamwerk gelezen kan worden als een loochening van het jood-zijn van Jezus, van zijn verworteling in de historische context binnen het eerste-eeuwse Jodendom, van zijn verwantschap met vooral de Farizeeën. De concrete Jezus van Nazareth wordt zo tot de kosmische Christus. (Ik heb dat de verleiding tot Gnostiek genoemd die in de christelijke theologie gebleven is; de neiging tot een vergeestelijking van alles.)

(wordt hopelijk vervolgd)

Dit bericht is geplaatst in Bijbelse Theologie, Jodendom. Bookmark de permalink.

3 reacties op Waarom ik geen christen (meer) ben (2)

  1. jacob schreef:

    ha robbert,
    Kent het jodendom eigenlijk een erfzonde? Of is dat ook een griekse/ augustijnse uitvinding, zoals je betoogt over de 3-eenheid?

    Gr
    Jacob

    • Robbert Veen schreef:

      Kent het jodendom eigenlijk een erfzonde?
      – Nee.
      Of is dat ook een griekse/ augustijnse uitvinding, zoals je betoogt over de 3-eenheid?
      – Ja.
      Kom ik later nog over te spreken.
      Groet!

  2. Jan W. van de Kamp schreef:

    Robbert, wat een duidelijk verhaal. Hopelijk inderdaad een vervolg. Zover was ik nog niet, wel een beginnetje. Wij moeten inderdaad van Israel leren. Zij worden het hoofd van de volken en daarom is boycotten voor mij zo onbegrijpelijk. Zij zijn onze broeders als het goed is.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *