Na de thema’s van schepping en zondeval, spreekt Carson over God. Het gaat hem, zegt hij, om een aantal Bijbelse passages die iets zeggen over het karakter en de daden van God. Opnieuw in verband met de kwestie van het religieus pluralisme. De achterliggende vraag in dit gedeelte van zijn boek is steeds of een Christen zich kan permitteren een pluralist te zijn. De (vrijzinnige en postmoderne) houding die alle godsdiensten aan elkaar gelijk stelt, is volgens Carson in strijd met de Bijbel; alleen als we het christendom losmaken van de Bijbel is het denkbaar dat we het religieuze pluralisme omarmen.
Als we God niet de unieke bijzondere Persoon laten zijn die Hij openbaart te zijn, sluiten we dan juist zo ook niet de weg af van verlossing die Hij met ons wil gaan?
De “vrijheid” van eigen persoonlijk denken en geloven die we zo zouden kunnen menen te vinden – in ons denken over God, is dat dan in werkelijkheid niet een extra slot op de gevangenis van onze verlorenheid? Verlorenheid die niet maar een bijzaak is, maar die doorwerkt in al ons denken, doen en geloven?