De God van de Bijbel – Uit “The Gagging of God”- Don Carson (deel drie)

Na de thema’s van schepping en zondeval, spreekt Carson over God. Het gaat hem, zegt hij, om een aantal Bijbelse passages die iets zeggen over het karakter en de daden van God. Opnieuw in verband met de kwestie van het religieus pluralisme. De achterliggende vraag in dit gedeelte van zijn boek is steeds of een Christen zich kan permitteren een pluralist te zijn. De (vrijzinnige en postmoderne) houding die alle godsdiensten aan elkaar gelijk stelt, is volgens Carson in strijd met de Bijbel; alleen als we het christendom losmaken van de Bijbel is het denkbaar dat we het religieuze pluralisme omarmen.


Carson wil hier rigoureus “Biblicistisch” zijn, dat wil zeggen geen systematische theologie over God presenteren, die gebaseerd is op een natuurlijke theologie en uitgewerkt wordt met behulp van filosofische begrippen. Zo wordt het meestal gedaan. Over God spreken vanuit een waarachtig Bijbels perspectief, betekent ontvouwen wat in het verhaal van de Bijbel steeds is verondersteld en geïmpliceerd. Wanneer we nu over God gaan spreken, gaat het dus om de veronderstellingen over God in het relaas van de schepping en dat van de zondeval. Alleen op die wijze spreekt de Bijbel over God – nergens wordt Hij rechtstreeks tot onderwerp van reflectie gemaakt. Wanneer we de openbaring beschouwen, zien we dat God zich openbaart in “werken en woorden en relaties” die door de hele Bijbel heen lopen.


1. God is transcendent, soeverein, en persoonlijk.


Carson begint met deze drie kenmerken omdat ze in het verhaal van de schepping aan de orde komen. Hij geeft eerst de definitie van deze termen. Wat betekent transcendent? Het betekent dat God buiten de schepping die Hij gemaakt heeft bestaat, dat wil zeggen dat Hij buiten ruimte en tijd bestaat. Op geen enkele wijze is Hij afhankelijk van Zijn schepping. Scherper nog: God bestaat in zichzelf, Zijn bestaan berust niet op iets anders dan op Zijn eigen bestaan. Als er toch een filosofische term moeten gebruiken: Hij is absoluut. Dit is wat bedoeld wordt met de Latijnse term aseitas, het op-zichzelf-zijn van God.
Wat betekent dan soeverein? Het betekent dat de macht en de heerschappij van God al omvattend zijn. Hier liggen natuurlijk problemen. Kan het dan zoiets zijn als de vrijheid van de mens? Is God dan ook de oorzaak van het kwade?. Moeten we geen verschil maken tussen een primaire en een secundaire oorzakelijkheid? Het betekent in ieder geval dat er niets gebeurt kan, dat buiten de voorzienige heerschappij van God valt.
Wat bedoelen we dan met persoonlijk? In ieder geval zeggen we daarmee negatief, dat God geen onpersoonlijke kracht is, maar dat Hij interactie heeft met de personen die Hij geschapen heeft. Er is uitwisseling, communicatie, spraak, en daarmee ook zoiets als een karakter of een “persoonlijkheid”. Uiteraard betekent dat niet, dat God een persoon is op exact dezelfde wijze als mensen dat zijn. Al is het alleen maar, omdat het persoon-zijn van mensen onlosmakelijk verbonden is met hun eindigheid.

Nu is heel deze discussie verbonden met Carson’s analyse van het religieuze pluralisme. Vandaar twee constateringen. In de eerste plaats: deze combinatie van eigenschappen, transcendentie, soevereiniteit en persoonlijkheid, wordt buiten de Bijbel om in andere religies maar zelden aan God toegeschreven. In de tweede plaats: in het religieuze pluralisme kan dit begrip van Gods wezen nooit worden toegelaten. Met andere woorden, de combinatie van deze drie eigenschappen van God sluit in beginsel al het pluralisme uit.
In de meeste religies bijvoorbeeld, worden de transcendentie en het persoonlijke als met elkaar in strijd gezien. In het polytheïsme zijn er vele persoonlijke goden, zodat geen van hen absoluut is. In sommige religies, zoals de Griekse religie, spreekt men van het onpersoonlijke absolute – het Noodlot – dat boven de wereld van de Goden uitgaat. In sommige godsdiensten is er wel zoiets als het absolute, maar dan wordt het persoonlijke weer uitgesloten. In onze westerse samenleving, vanwege het filosofisch materialisme dat daarin domineert, heeft men de neiging om het onpersoonlijke absolute te zien als een passende manier om over God te spreken en de dat aan religie op te dringen. Alleen een dergelijke visie op God lijkt te verenigen met de moderne wetenschap. Iemand die God ziet als het onpersoonlijke absolute haalt zich een lichte minachting maar geen woede van de kant van de wetenschap op de hals. Die visie op een onpersoonlijke God is immers te verenigen met het moderne wetenschappelijke mensbeeld. Immers, ook de menselijke persoonlijkheid wordt in onze cultuur uiteindelijk op een onpersoonlijke grondslag geplaatst: dansende moleculen en chemische reacties in het brein bepalen wat wij als persoonlijkheid zien.
Het moderne religieuze pluralisme dringt tegenwoordig ook in de kerken door. De God die handelt vanuit Zijn karakter wordt steeds meer vervangen door een onpersoonlijke goddelijke energie. Zo wordt over God gedacht in overeenstemming met wat aanvaardbaar is voor de hedendaagse cultuur, ondanks het feit dat velen in ieder geval claimen dat ze hun christelijke theologie aan de Bijbel ontlenen. Dat is goed te zien bij de Amerikaanse Mennoniet Gordon Kaufman. In zijn opvatting, is de theologie geen beschrijving of uitleg over een entiteit die God heet, maar “een constructie van de verbeelding die ons helpt om de totaliteit van onze ervaringen samen te brengen, en eenheid te geven en te interpreteren.” Op die manier wordt over God gesproken in overeenstemming met wat de moderne cultuur toelaat, en dat is een God die niet persoonlijk is, en die weliswaar absoluut mag heten, maar dan een absoluutheid die door een menselijke verbeelding tot stand gebracht wordt. Op dezelfde manier, zegt Carson, kun je in de zogenaamde proces-theologie weliswaar spreken over een persoonlijke God, maar dat is dan een God die veranderlijk is en verandert, dus niet absoluut is. Ook die opvatting dringt hier en daar door in de evangelische wereld.


2. Wat is dan de Bijbelse visie op God als een persoon?


Meteen al op de eerste pagina van de Bijbel krijgen we deze aanwijzing: God spreekt. Door dit spreken brengt Hij iets tot bestaan, dat daarvoor niet bestond. Vervolgens spreekt Hij met de persoonlijke wezens die Hij geschapen heeft. Deze God sticht relaties met de engelen en de menselijke wezens die Hij gemaakt heeft. Die relaties zijn niet van mechanische aard, maar omvatten de hele reikwijdte van de persoonlijkheid: Hij heeft lief, kan boos zijn, stelt vragen, geeft opdrachten, luistert naar lofzegging en gebed, en geeft antwoord zoals Hij wil. Zonder de persoonlijke activiteit van God in al deze uitingen, zijn de verhalende gedeelten van de Bijbel niet te begrijpen. Zelfs in een boek zoals Esther, waarin God niet rechtstreeks genoemd wordt, wordt deze persoonlijke God wel degelijk voorondersteld.
In de christelijke theologie wordt het persoon zijn van God dan ook nog eens begrepen als een eenheid van drie personen. Men zegt wel dat de leer van de drie-eenheid een product is van de vroege kerkvaders en dat deze leer te ver verwijderd zou zijn van de Bijbelse tekst, maar zo makkelijk, zegt Carson, kun je die kwestie niet uit de weg ruimen. Het Nieuwe Testament laat wel degelijk zien dat Jezus claimde God te zijn. En de eerste christenen hebben wel degelijk Zijn godheid bevestigd, zoals in Fillipenzen 2, en aan Jezus aanbidding gewijd, die normaal alleen aan God toekomt, zoals in Openbaring 5. Tegelijkertijd kunnen we over Jezus spreken in onderscheid van de Vader en de Geest. De verhouding tussen de drie personen in de godheid kan een “web van onderscheiden relaties” worden genoemd. Dat Jezus God is, wordt in het Nieuwe Testament duidelijk betuigd. Maar datzelfde Nieuwe Testament spreekt ook nadrukkelijk over het onderscheid van Jezus en God.
Kunnen we een dergelijke complex beeld van God ook vinden in het Oude Testament? Carson meent van wel, maar dan als aanwijzing en niet in een volledige uitwerking. In de teksten waarin het gaat over de toekomstige redding van de wereld, wordt er soms gesproken over God Zelf die komen zal, en soms over een menselijke verlosser, Zijn dienaar (de zoon van) David. Op sommige plaatsen worden die twee gedachten met elkaar verenigd zoals in Jesaja 9, en Ezechiël 34. Dat suggereert dat de God die komt, komt als Mens. Het spreken over de triniteit is niet alleen maar een theologische vondst van de vroege kerk. De leer van de triniteit is de meest overtuigende samenvatting van wat het Nieuwe Testament te zeggen heeft over de meervoudige persoonlijkheid van God, en in het licht daarvan worden ook de verborgen aanwijzingen van het Oude Testament zichtbaar. Op die manier wordt nadrukkelijk gesteld, dat het staan in relatie, bij God geen onbelangrijke en toegevoegde kwaliteit is, maar tot de definitie van Gods bestaan behoort. Het zijn van God is een zijn in relaties. Dat houdt vervolgens ook in, dat ons geschapen zijn naar het beeld van God, nadrukkelijk ons persoon zijn tot de kern van ons bestaan maakt. Als je God niet mag denken in de categorieën van het filosofisch materialisme, of het deïsme, of het pantheïsme – maar als de Andere van de schepping die toch in een relatie tot die schepping staat – dan geldt dat ook voor de mens die in Zijn beeld is geschapen. Ook de mens is dan de “andere” ten opzichte van de rest van de schepping, onderscheiden van al het andere. En tegelijkertijd wezenlijk bepaald door de relaties met de natuur en andere personen, en uiteindelijk de relatie met God. Het is juist de leer van de drie-eenheid die het mogelijk maakt om te begrijpen dat de schepping buiten God staat en toch wezenlijk in relatie tot God bestaat.


3. Wat is dan de Bijbelse visie op God als “transcendent en soeverein”?


Als God het universum heeft geschapen, dan is Hij zeker niet afhankelijk van Zijn schepping. Hij staat buiten alle tijd, omdat tijd afhangt van de beweging in het geschapen universum. God bestaat van alle eeuwigheid af. God is niet afhankelijk van menselijke wezens.
In de Bijbel is God ook soeverein, de “eeuwige koning, onsterfelijk, onzichtbaar, de enige God”. In Handelingen 17 is het deze soevereiniteit waar Paulus eerst over spreekt, voordat hij over Jezus begint te spreken. Met name in hoofdstuk 40-45 van Jesaja, vinden we de soevereiniteit van God – naast de transcendentie en de persoonlijkheid. In Zijn soevereiniteit bepaalt God uiteindelijk alles. Hij beheerst alle gebeurtenissen in Zijn schepping. Ook het kwade in de wereld kan niet ontsnappen aan Gods controle. Goed en kwaad zijn geen gelijkwaardige machten. Ondanks de zonde en de rebellie van de mens, is er geen beperking aan Gods soevereiniteit. Zo vinden we ook voortdurend in het verhaal van de uittocht en de verovering van Kanaän een volstrekt soeverein ingrijpen van God in de geschiedenis.


4. Gods karakter in het relaas van de zondeval


De beschrijving van het persoonlijk karakter van God wordt nog duidelijker in Genesis 3. God reageert op de menselijke opstandigheid met ongenoegen, met toren. Hij toont zich nu ook de rechter die ter dood veroordeeld. Er kan geen twijfel over bestaan dat deze persoonlijke God zich de zonden van de mens aantrekt; dat Zijn transcendentie Hen in staat stelt om te straffen en dat Zijn soevereiniteit elk oordeel over de mens tot een rechtvaardige oordeel maakt. Een groot deel van de verhaallijn van de Bijbel draait om Gods toorn. Hij heeft het recht om de onderwerping van Zijn schepselen te zien, in het bijzonder van die schepselen die Hij uit de ellende verlost heeft zoals het volk Israël uit Egypte. Wanneer aan die verwachting niet wordt voldaan, heeft God dan ook alle recht en is Hij niet zelfzuchtig onwillekeurig, als Hij een goddelijk antwoord geeft op de menselijke ontrouw.

Velen, zegt Carson, hebben getracht een tegenstelling te construeren tussen de zachtaardige en liefhebbende Jezus en de God van het Oude Testament – de wraakzuchtige en benepen rechter van de mensheid. Leuk vergeten dan voor het gemak dat niemand in de Bijbel zo vaak over de hel en het laatste oordeel heeft gesproken als Jezus. Van Hem komt bijvoorbeeld Mattheus 23, met de aankondiging van het oordeel over Jeruzalem. De boodschap van het evangelie is een bevrijdende boodschap om te ontkomen aan het oordeel en de dag van de wraak. Het boek Openbaring tenslotte, verhaalt van een afschuwelijke reeks van oordelen, en spreekt over de “wijn van Gods woede, die met volle kracht wordt uitgegoten in de beker van Zijn toorn.” Je kunt er niet omheen dat de toorn van God een hoofdzaak in de Bijbel is en geen marginale kwestie. Theologisch gesproken: de toorn van God kan niet worden gescheiden van het wezen van God. De toorn van God is een uitvloeisel van de heiligheid waarmee God de zonde tegemoet moet gaan. Als er geen toorn van God over de zonde zou zijn, dan zou de Bijbel helemaal geen verhaallijn hebben.

Wat betekent dit nu voor de kwestie van het religieus pluralisme? De positie van de Bijbel kan in ieder geval in dit pluralisme niet worden geaccepteerd. Het maakt de Bijbelse visie tot de enige juiste benadering van Gods wezen, waar uiteindelijk ook de redding van de toorn van afhangt. Alle andere posities worden daarmee uitgesloten. Vanuit de Bijbel gezien immers, is de positie van het pluralisme gelijk aan die van de afgoderij. Goden van een geheel ander karakter worden op een en dezelfde lijn geplaatst als de enige ware God van de Bijbel. We moeten concluderen dat als de toorn van God daadwerkelijk tot de kern van het Bijbelse verhaal hoort, daarmee andere goden zijn uitgesloten, zodat dan ook het religieuze pluralisme is uitgesloten. Daaruit volgt ook dat de verzwakking van het besef, dat Gods toorn tot Zijn wezen behoort, de zonde dus reëel is, de rebellie van de mens onvergeeflijk is, onvermijdelijk moet leiden tot dit schijnbaar tolerante pluralisme.


5. God zorgt voor de Zijnen.


Het mensbeeld van de moderne wetenschappen staat op gespannen voet met de Bijbel. Wij zijn niet het resultaat van een schitterend ongeluk, of de succesvolle overlevenden van een barbaarse strijd om het bestaan. We zijn niet alleen gemaakt in het beeld van God, maar ook oorspronkelijk in een perfecte omgeving geplaatst. God zorgt voor Zijn schepping.
Ook na de zondeval is het duidelijk dat God voor Zijn mensen blijft zorgen. Niet alleen in de voorzienige beschikking die het geheel van de schepping overeind houdt, maar ook in de bijzondere en persoonlijke aandacht die God aan bijvoorbeeld Abraham besteedt. Hij roept hem, beproeft hem, zorgt voor zijn gezin in moeilijke tijden – en dat alles als voorbereiding van een geheel nieuw volk waaruit uiteindelijk de Messias zou voortkomen. Dit element van Gods zorg voor Zijn schepping loopt door de hele Bijbel heen – in de Exodus en de inrichting van de tempel, in de dynastie van David en de belofte van een Verlosser, in de terugkeer uit de ballingschap, en in de aankondiging van het Nieuwe Verbond. Deze verhaallijn laat zien hoe een soevereine en transcendente God in de geschiedenis werkzaam is. En hoe ons menselijke bestaan – in zijn hoogte als geestelijke wezens in Gods beeld en in zijn diepte als zondige rebellen tegen Gods soevereiniteit – volledig afhangt van de persoonlijkheid van God. De menselijke geschiedenis is een verhaal dat door een persoonlijke God vertelt – en gedaan – wordt.


6. Het religieuze pluralisme


Carson komt tot een conclusie wat betreft de mogelijkheid van religieus pluralisme. En dan met name deze variant, die zegt dat alle religies gelijkwaardig zijn en uitdrukking geven aan een of ander onbegrijpelijk absoluut Iets. Deze vorm van pluralisme zal in elke religie en aantal elementen moeten aanwijzen die gemeenschappelijk zijn, en in ieder geval verwijzen naar een diepere realiteit achter alle religies. Als we kijken naar losse elementen in de Bijbel, zijn dergelijke overeenkomsten altijd wel te vinden. Maar als we kijken naar de verhaallijn van de Bijbel als geheel, blijkt het religieus pluralisme volledig onhoudbaar te zijn. Het is denkbaar dat je een religieuze pluralist bent in deze betekenis. Of je bent een Christen. Maar je kunt niet consistent beide zijn. Tenzij we de term “Christen” zo herdefiniëren dat er geen noodzakelijk verband meer is met de Bijbel. Want vanuit het perspectief van het pluralisme, moet een Christen wel gezien worden als een extremist; en vanuit het perspectief van de Bijbel is het religieus pluralisme niets minder dan afgoderij.

(Wordt vervolgd.)

Dit bericht is geplaatst in bijbelbespreking, Bijbelse Theologie. Bookmark de permalink.

Eén reactie op De God van de Bijbel – Uit “The Gagging of God”- Don Carson (deel drie)

  1. Piet van Weenen schreef:

    Als we God niet de unieke bijzondere Persoon laten zijn die Hij openbaart te zijn, sluiten we dan juist zo ook niet de weg af van verlossing die Hij met ons wil gaan?
    De “vrijheid” van eigen persoonlijk denken en geloven die we zo zouden kunnen menen te vinden – in ons denken over God, is dat dan in werkelijkheid niet een extra slot op de gevangenis van onze verlorenheid? Verlorenheid die niet maar een bijzaak is, maar die doorwerkt in al ons denken, doen en geloven?

Laat een antwoord achter aan Piet van Weenen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *