Geloof zonder theologie is blind – waarom je meningen moet wegen

Over de spreuk: “je citeert anderen, maar wat denk je nu zelf?”

Het is een van de meest hardnekkige misverstanden dat een mens met kennis van de filosofie en en theologie te verdelen valt in een theoreticus aan de ene kant en diezelfde mens met zijn praktische leven en ervaring aan de andere kant. Theoretische kennis is “maar” theorie en eigenlijk niet nuttig voor het dagelijks leven. Wie dan, al is het maar voor de verklaring van een eigen standpunt, een beroep doet op grote denkers uit het verleden, of op de Schrift, spreekt dan “niet vanuit zichzelf.” Zo iemand moet met de vraag “maar wat denk je nou zelf” van de illusie worden bevrijd dat het om theoretische inzichten zou gaan en niet om eigen ervaring.

Daarmee gaat een ander misverstand hand in hand. Zeker in onze postmoderne tijd is het gebruikelijk om te stellen, dat wij allemaal, elk van ons, slechts meningen hebben. Net zoals ieders ervaring geacht wordt individueel te zijn, zo zijn ook onze meningen, op die ervaringen gebaseerd, slechts individuele overtuigingen. Dergelijke meningen kunnen worden geteld, omdat ze geen van allen voorrang kunnen hebben boven andere meningen. Ieder heeft een eigen mening, interessant om aan te horen, maar alle meningen hebben dezelfde waarde. Maar moet je meningen nu tellen omdat ze gelijk zijn aan elkaar, of moet je ze wegen omdat ze wel degelijk in waarde verschillen?

Het is meteen al duidelijk dat zoiets in de praktijk niet opgaat. Wanneer de huisarts na lang onderzoek tot de slotsom komt dat je aan een besmettelijke ziekte lijdt, is dat in beginsel een mening. Een individuele overtuiging. Toch ken ik niemand die de mening van de buurvrouw, die denkt dat het goed met je gaat, als een gelijkwaardige ernaast zal zetten. De mening van de huisarts is in ieder geval gebaseerd op onderzoek, kennis – dat wil zeggen de neerslag van de ervaringen en het denken van anderen – en de inspanning om een objectieve waarheid te bereiken. Ze is op een vorm van kennis gebaseerd die de toets van de kritiek van andere deskundigen heeft doorstaan. Het is daarom beter de mening van de huisarts te volgen, dan die van de buurvrouw. Vooral wanneer die buurvrouw vooral met troostende beweringen komt, en je geneigd bent de waarschuwingen van de huisarts liever in de wind te slaan.

Maar het misverstand gaat zelfs nog dieper. Het citeren van anderen in de weergave van je eigen mening, is in ieder geval een daad van bescheidenheid. Wanneer mijn mening blijkt gevormd te zijn door ervaringen uit het verleden, door onderzoekers en denkers die zich hebben gespecialiseerd in het terrein waarover mijn eigen mening gaat, laat je zien waarop je mening berust. In plaats van een eigen mening als een individueel product (en prestatie) te beschouwen, laat je uitkomen dat je gedachten gevormd zijn door de gedachten van anderen – eventueel zelfs omdat je een ander als autoriteit hebt aangemerkt, zoals de huisarts. Is leren luisteren niet de voorwaarde van leren spreken?

De veronderstelling dat een authentieke mening op eigen ervaringen en individueel karakter gebaseerd moet zijn, en dus geen theoretische elementen mag bevatten, is ook naïef. Alle kennis die wij bezitten is niet alleen op eigen ervaring, maar op de neerslag van de ervaringen van anderen gebaseerd. Dat geldt met name voor morele kennis. Niemand is op grond van ervaring tot de slotsom gekomen dat het niet goed is om een ander van het leven te benemen. De kennis van dat verbod is geen product van het gevoel dat je hebt gekregen na een aantal moorden te hebben gepleegd. Ook wanneer iemand zou beweren, dat de overweging van een moord al een onprettig gevoel met zich meebrengt, is dat gevoel niet de oorzaak van het inzicht dat je niet mag doden, maar een gevolg. In het algemeen gesteld: in ons morele leven volgen wij regels die niet op onze ervaringen zijn gebaseerd, maar onze ervaringen juist leiden. De theorie gaat dus nadrukkelijk aan de praktijk vooraf en vormt deze.

Tenslotte geldt het ook voor alle religieuze kennis. De uitspraak dat “God liefde is”, is niet gebaseerd op onze ervaringen. Ze is ontleend aan een religieuze, in dit geval Bijbelse traditie, waarin mensen het gewaagd hebben het karakter van de schepper van hemel en aarde te kwalificeren. Het is interessant om te zien hoe makkelijk gezegd wordt dat God liefde is. Maar dat is niet een zaak van ervaring. Johannes vertelt het ons in zijn eerste brief: “en wij hebben de liefde die God tot ons heeft, gekend en geloofd.” De vraag komt op hoe wij deze liefde van God dan hebben leren kennen? Ook daarop geeft Johannes het antwoord: “Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard” – zonder openbaring zouden wij die dus niet gekend hebben –, ” dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.” Het idee dat God liefde is, is dus volgens Johannes een theologische, dat wil zeggen theoretische waarheid. Het is een artikel van het geloof. Het is geen uitdrukking van onze ervaring, hoewel wij zeker ervaringen kennen, die ons uitnodigen om te denken aan de liefde van God voor ons. De praktijk van het leven vraagt dan om een verklaring vanuit de theologie. Die praktijk volgt dan ook de theorie. Voor Johannes is het duidelijk dat een christen de liefde van God alleen werkelijk kan begrijpen, door te bevestigen wat God vanuit die liefde daadwerkelijk gedaan heeft. Namelijk “dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden.” (Alle citaten uit het vierde hoofdstuk van de eerste brief van Johannes.)

Wat geldt voor de theologische verklaring van onze ervaringen, geldt eigenlijk nog algemener voor alles wat wij citeren, dat wil zeggen voor alle ervaringen en alle inzichten die wij hebben toegelaten tot onze eigen meningen. Eigen meningen, dat blijven het. Wij zijn verantwoordelijk voor wat we zelf zeggen. Bescheidenheid dringt er altijd op aan, de bron te vermelden in plaats van te claimen dat wij het zelf hebben bedacht. Maar ze tellen zwaarder omdat het beproefde, gefundeerde meningen zijn. We staan op de schouders van reuzen zodat we verder kunnen kijken dan mogelijk is vanaf onze eigen hoogte. Bovendien maakt het voor anderen duidelijk in welke context het geciteerde moet worden begrepen. Het maakt verschil of we de Bijbel citeren, die het boek is van onze gezamenlijke traditie, of een filosoof als, zeg maar, Heidegger, of een theoloog als, zeg maar, Karl Barth of Menno Simons.

Ik vermoed dat degenen die zo graag iemand willen herinneren aan “de eigen mening”, aan wat ze “zelf” denken, hopen dat ze inzichten kunnen presenteren die uitsluitend op hun eigen ervaringen berusten. Ze pretenderen dat hun (ongefundeerde, nauwelijks overdachte) meningen hetzelfde gewicht hebben als die van anderen. Dat is overmoed. En dat zij menen dat dat een soort eerlijkheid is, die ontbreekt bij degenen die zo makkelijk citeren wat ze gelezen hebben. Dat is een drang tot nivellering. Dat is bovendien anti-intellectualisme, een gebrek aan respect voor de ervaringen van anderen, en onwetendheid over de noodzaak om voldoende theoretische inzichten op te bouwen juist met het oog op de praktijk. Meningen zoeken een fundament. De conversatie met de “groten” in elk vak gaat aan de eigen inzichten vooraf. Moreel inzicht gaat aan moreel handelen vooraf. Geloof zonder theologie is blind.

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, bijbelbespreking. Bookmark de permalink.

2 reacties op Geloof zonder theologie is blind – waarom je meningen moet wegen

  1. Jan Luiten schreef:

    Van harte mee eens!!! Mooi uitgelegd!

  2. Hans Frinsel schreef:

    Belangrijke overdenking in deze tijd waarin eigen ervaring en gevoel de basis lijken te worden van het geestelijk leven. Een erg onveilige basis. Drijfzand.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *