Torahstudie als religieuze oefening: Psalm 119

Psalm 119 is een “must read” voor iedereen die toegewijd is aan Torastudie als religieuze waarde. In zijn 176 verzen, acht voor elk van de tweeëntwintig Hebreeuwse letters, smeekt de psalm God door een diepe liefde voor Gods Torah en een diep verlangen naar de kennis ervan uit te drukken. Hoewel Psalm 119 niet helemaal streeft naar het rabbijnse ideaal van Torah lishmah (Torastudie omwille van zichzelf), loopt hij zeker vooruit op de toewijding van het rabbijnse jodendom aan de Talmoed-Tora als een vorm van goddelijke dienst en een weg naar God.

Mijn doel hier is de theologie van Psalm 119 te beschouwen in het licht van enkele moderne wetenschappelijke bewijzen voor de relatief late datum van de Psalm. De Psalm weerspiegelt dus de ontwikkeling van het idee van Torastudie in de laat-bijbelse, pre-rabbijnse periode.

Datering van Psalm 119
De moderne wetenschap dateert Psalm 119 in de Tweede Tempelperiode. Het beste bewijs voor deze conclusie is taalkundig: Psalm 119 gebruikt laat-Bijbels Hebreeuws in tegenstelling tot de klassieke vorm van de taal. Taal, dat wil zeggen de formulering zelf van de Psalmen, is het enige effectieve middel om de datum van een Psalm vast te stellen, omdat de Psalmen in het algemeen slechts zelden verwijzen naar gemakkelijk herkenbare historische gebeurtenissen. Psalm 137 (“Bij de rivieren van Babylon”), die door sommige traditionele commentatoren als laat (of, in hun bewoordingen, niet door koning David gecomponeerd) werd erkend vanwege de vermelding van de Babylonische ballingschap, is eerder uitzondering dan regel.

Prof. Avi Hurvitz
Avi Hurvitz van de Hebreeuwse Universiteit heeft in zijn boek בין לשון ללשון (letterlijk, “tussen [een] taal en [een] andere taal”) de late datering van Psalm 119 bepleit, waarin stevige criteria worden vastgesteld voor het identificeren van laatbijbels Hebreeuws (de post-exilische fase van het Hebreeuws binnen het bijbelse corpus) en het onderscheiden van de klassieke taal.

Enerzijds constateert Hurvitz overeenkomsten tussen de terminologie van Psalm 119 en die in bijbelse boeken die zonder twijfel uit de Tweede Tempelperiode stammen, zoals Ezra en Kronieken (דברי הימים). Anderzijds wijst hij op verschillen tussen diezelfde termen en die welke voorkomen in boeken die in klassiek Bijbels Hebreeuws zijn geschreven, zoals de verhalende profetische boeken. Bij deze twee strengen van binnen-Bijbels bewijs voegt Hurvitz het bewijs uit het post-Bijbels Hebreeuws, zoals de taal van rabbijnse teksten en de Dode Zee-rollen.

De taal van Psalm 119 staat ook dichter bij de taal van deze latere teksten. Hurvitz wijst op verzen als de volgende:

 וְאֶתְהַלְּכָה בָרְחָבָה כִּי פִקֻּדֶיךָ דָרָשְׁתִּי

Ps 119:45 Ik zal op mijn gemak rondlopen, want ik heb mij tot Uw voorschriften gewend.  (En idem:) 119:94 Ik ben van U; red mij! Want ik heb mij tot Uw voorschriften gewend.

 רָחוֹק מֵרְשָׁעִים יְשׁוּעָה כִּי חֻקֶּיךָ לֹא דָרָשׁוּ

119:155  Verlossing is ver van de goddelozen, want zij hebben zich niet naar Uw wetten gekeerd.

Op grond van de context is het woord piqqudekha (“Uw voorschriften”) in de verzen 45 en 94 een synoniem voor geboden. In tegenstelling tot andere, meer gebruikelijke woorden (zoals tora of mitsva) komt dit woord echter alleen voor in het Boek der Psalmen. In de rest van de Hebreeuwse Bijbel verwijst de wortel p-q-d (bron van het woord piqqudekha) eerder naar tellen of aanwijzen dan naar bevelen. Het gebruik van de stam in de semantische sfeer van bevelen komt voor in de postbijbelse Hebreeuwse literatuur, waarschijnlijk onder invloed van het Aramees, waar p-q-d meestal verwijst naar bevelen. Het woord piqqudekha in Psalm 119 vertoont diezelfde Aramese invloed, die hoogstwaarschijnlijk tijdens de ballingschap heeft plaatsgevonden, zodat Hurvitz dit woord beschouwt als een taalkundige markering van de post-exilische datering van de psalm.

Ook de semantiek van de wortel d-r-sh (hier vertaald met “zich wenden tot”) in deze verzen is een voorbeeld van Laat-Bijbels Hebreeuws. In de rest van de Hebreeuwse Bijbel, wanneer de stam verwijst naar een aspect van de religieuze ervaring, verwijst het voorwerp van het werkwoord vaak naar God (of een andere god) of Gods woord. Bijbelse verzen waarin het voorwerp van het werkwoord verwijst naar Gods geboden, in plaats van naar God of Gods woord, komen alleen voor in Psalm 119 en in de boeken Ezra (7:10) en I Kronieken (28:8).

Dit gebruik is bekend bij elke student van de rabbijnse literatuur, waar het voorwerp van midrasj – zelf een laatbijbels Hebreeuws woord (komt alleen voor in 2 Kronieken 13:22 en 24:27) – de bijbelse tekst is. Hurvitz voegt dus de collocatie van d-r-sh en een verwijzing naar Gods geboden toe aan de lijst van taalkundige kenmerken die Psalm 119 kenmerken als Tweede Tempel-literatuur.

Torah zoeken als vervanging voor God zoeken
De combinatie van d-r-sh met piqqudim en andere woorden die verwijzen naar Gods wetten heeft een theologische betekenis die verder gaat dan de waarde ervan als indicator voor de late datum van Psalm 119; in feite weerspiegelt hun gebruik een hoogst ongebruikelijk kenmerk van de psalm als geheel, waar taal die in eerdere literatuur naar God verwijst hier verwijst naar Gods Torah. Opmerkelijk is dat Psalm 119 God vervangt met Gods wet. Net als sprekers in veel andere psalmen voelt de spreker in Psalm 119 zich vervolgd. Deze andere sprekers vinden redding in God (voor voorbeelden, zie Psalmen 3, 13 en 54); de spreker in Psalm 119 vindt redding in Gods geboden – “Uw geboden maken mij wijzer dan mijn vijanden” (vers 98; vergelijk ook de verzen 45, 51-54, 61, 150, 157).

Terwijl boeken als Deuteronomium spreken over het liefhebben van God (6:5, 11:1, 13), spreekt Psalm 119 over het liefhebben van Gods Torah en geboden (bijvoorbeeld in de verzen 97, 113 en 119), en zelfs over het “hechten” (d-b-q) daaraan (31; vergelijk “hechten aan God” in bijvoorbeeld Deuteronomium 11:22, 30:20). Elders spreekt de Hebreeuwse Bijbel over een religieus gebaar van bidden door “de handen op te heffen” naar God (Klaagliederen 2:19). In Psalm 119:48 zegt de spreker: “Ik zal mijn handen opheffen naar uw geboden.” Dus, als men zich elders in de Bijbel “wendt tot” (d-r-sh) God, is het logisch dat de spreker zich in Psalm 119 “wendt tot” (d-r-sh) Gods geboden.

Uit Psalm 119’s vervanging van God door Gods Torah als voorwerp van het werkwoord d-r-sh komen twee theologisch belangrijke conclusies naar voren. De eerste conclusie heeft betrekking op de plaats van de Torah binnen de religieuze wereld van deze Psalm. In het grootste deel van de Hebreeuwse Bijbel is “zich wenden tot (d-r-sh) God” of “Gods woord zoeken” de uitdrukking die beschrijft hoe mensen zich tot God verhouden. Soms gaat dit gepaard met het raadplegen van een profeet, zoals het volk doet wanneer het naar Mozes komt “om God te vragen (lidrosh)” (Exodus 18:15). Vanuit het post-exilische perspectief van Psalm 119 is profetie niet het belangrijkste communicatiekanaal tussen mensen en God. In plaats daarvan maakt Psalm 119 de Torah tot object van de goddelijk-menselijke ontmoeting; individuen kunnen dezelfde quasi-profetische religieuze ervaring bereiken door Gods Torah.

De tweede theologische conclusie komt niet zozeer voort uit Psalm 119’s “geactualiseerde” theologie van de Torah, maar veeleer uit wat er uit de vroegere bijbelse traditie wordt overgenomen. Denk aan de betekenis van het werkwoord d-r-sh. De vertaling van het New Jewish Publication Society (die wij hier gevolgd hebben) geeft het werkwoord weer als “zich wenden tot”, wat goed past bij de Hebreeuwse collocatie van het werkwoord met Gods Torah. Maar de stam verwijst echt naar zoeken, of de inspanning om iets te vinden. De wortel d-r-sh komt vaak overeen met de wortel b-q-sh, die “zoeken” betekent, waaruit blijkt dat beide synoniemen zijn.

De profeet Zefanja, bijvoorbeeld, kondigt straf aan tegen hen “die de Heer niet hebben gezocht (b-q-sh) en zich niet tot hem hebben gewend (d-r-sh)” (1:6). In dit vers, zoals in het grootste deel van de Hebreeuwse Bijbel, als het gaat om dat aspect van het leven dat wij nu “godsdienst” noemen (opmerkelijk genoeg bevat de Bijbel geen enkel woord dat vertaald zou kunnen worden met godsdienst), is God het voorwerp van het “zoeken”. In heel Tenach, vooral in de profetische literatuur, is “kennis van God” een ultiem religieus doel (bijvoorbeeld Hosea 4:1, 6:6; Spreuken 2:5), en “God zoeken” is een passende manier om te beschrijven hoe het individu dat doel kan bereiken.

In de Bijbel is “zoeken” echter meer dan een middel om een doel te bereiken. Het is een integraal onderdeel van de manier waarop men God moet benaderen. Zo verklaart Amos namens God: “Zoekt Mij (dirshuni) en leeft” (5:4), wat een uitlegger in de Babylonische Talmoed ziet als de som van alle geboden (Makkot21a). Psalm 119 behoudt dit idee van “zoeken” (d-r-sh, b-q-sh) als religieuze uitdrukking. In feite verwijst de psalm in minstens één vers (10) naar het “zoeken” (d-r-sh) naar God, net als eerdere bijbelse teksten doen.

Toch geeft de psalm ook uitdrukking aan een nieuw religieus idee: “het zoeken van Gods geboden”, en het is in de context waarschijnlijk dat vers 10 werkelijk betekent het zoeken van God door het zoeken van Gods geboden. Deze nieuwe religieuze zoektocht heeft zelfs een doel van “kennis”, analoog aan de “kennis van God” elders: in vers 125 bidt de spreker “Geef mij inzicht, opdat ik uw wetten ken”.

Op zoek naar antwoorden
Het gebed van de spreker in vers 125 is slechts één van Psalm 119’s vele, aanhoudende verzoeken om Torah van God (zie voor andere voorbeelden de verzen 27, 33-35, 64, 66). Eisen als deze motiveren het hele gebed; zij zijn de reden waarom de spreker zich tot God richt. Psalm 119 is dus een voorbeeld van hoe de zoektocht naar Gods Torah zelf religieus zinvol kan zijn.

Gewoonweg meer willen weten, zelfs zonder ooit het bevredigende antwoord te vinden, kan religieus zinvol zijn. Met Psalm 119 als paradigma is het verlangen naar verdere kennis van de Torah – of het nu wel of niet vervuld wordt – zelf een gelegenheid voor gebed, een gelegenheid voor een ontmoeting met God…

vertaling van: https://www.thetorah.com/article/seeking-torah-seeking-god-psalm-119

Dit bericht is geplaatst in Bijbels Hebreeuws, Jodendom. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *