Een aantal opmerkingen bij Romeinen 1:1

Naar aanleiding van de opmerkingen van de video van Robbert over dit vers.

εἰσ εὐαγγζλιον θεοῦ (eis evangelion theou= tot het evangelie van God)

Het lidwoord ontbreekt (ook bij God, de eerste regels van Romeinen laten zien dat Paulus dit vaker doet). Het kan zijn dat de bepaaldheid van ‘het evangelie’ wordt aangegeven door de toevoeging ‘van God’. In het Hebreeuws is dit één van de regels voor bepaaldheid. Ik zoek het nog uit voor het Grieks.

δοῦλοσ (doulos = slaaf)

Louw, J. P., & Nida, E. A. (1996, c1989). Greek-English lexicon of the New Testament : Based on semantic domains (electronic ed. of the 2nd edition.) (1:740). New York: United Bible societies:
87.76 δοῦλοσ, ου m: one who is a slave in the sense of becoming the property of an owner (though in ancient times it was frequently possible for a slave to earn his freedom)—‘slave, bondservant.’ λζγω … τῷ δοφλῳ μου, Ποίηςον τοῦτο, καὶ ποιεῖ ‘I say … to my slave, Do this, and he does it’ Mt 8.9.
When Paul speaks of himself as a slave of Jesus Christ or of God in Ro 1.1, Ga 1.10, and Tt 1.1, the term δοῦλοσ focuses attention primarily upon his belonging to Christ or to God. There are probably also important positive overtones, since in some languages of the ancient Middle East a phrase meaning ‘slave of the king’ or ‘servant of the king’ had become the title of an important person in the government. For a discussion of certain further implications of the term δοῦλοσ, see the discussion at 87.81.
87.81 ςφνδουλοσ, ου m: one who is a fellow slave or a slave alongside another slave—‘fellow slave.’ ἐξελθὼν δὲ ὁ δοῦλοσ ἐκεῖνοσ εὗρεν ἕνα τῶν ςυνδοφλων αὐτοῦ ‘that slave went out and met one of his fellow slaves’ Mt 18.28.
In some languages there is a very strong negative connotation in any word meaning ‘slave,’ for it may suggest ‘vile person’ or even ‘foreigner,’ since in a number of areas only foreigners were made slaves. It may therefore be necessary to use a term for slave which is more or less equivalent to ‘servant,’ ‘one who works without pay,’ ‘one who must work without pay,’ or ‘bondservant.’

Ik vraag me af of hier ook de terminologie van ‘de knecht’ een rol speelt (uit Jesaja). Paulus gebruikt deze terminologie vaker om zijn werk aan te duiden (bijv. 2 Kor. 6:2-10). Dit zou ook enig licht kunnen werpen op het afgezonderd zijn. De knecht staat ook apart van de mensen, men wil hem niet aanzien, vindt hem verwerpelijk. Misschien zoek ik hier te veel achter, mijn excuus is dat ik ruim 2 maanden met deze tekst heb geleefd.

Een link naar Barth:

Barth zegt in zijn voorwoord bij de eerste editie van De brief aan de Romeinen (Ned. vertaling Mark Wildschut)

‘Paulus heeft als kind van zijn tijd tot zijn tijdgenoten gesproken. Maar veel belangrijker dan deze waarheid is die andere, dat hij als profeet en apostel van het koninkrijk Gods tot alle mensen van alle tijden heeft gesproken. De verschillen tussen toen en nu, tussen daar en hier vragen om aandacht. Maar die aandacht dient enkel bij te dragen tot het inzicht dat deze verschillen in de kern niets te betekenen hebben. De historisch-kritische methode van het Bijbelonderzoek heeft haar goed recht: zij biedt een voorbereiding tot begrip die geenszins overbodig is. Maar als ik zou moeten kiezen tussen deze methode en de oude inspiratieleer, zou ik resoluut naar die laatste grijpen: haar komt het grotere, diepere, belangrijkere recht toe, omdat ze op het werk van het begrijpen zelf wijst, en als je dat mist blijft alle voorbereiding zonder waarde. Ik ben blij dat ik niet tussen beide hoef te kiezen. Maar mijn hele aandacht was erop gericht door het historische heen te kijken naar de geest van de Bijbel, die de eeuwige Geest is. Wat ooit een serieuze zaak is geweest, is dat ook vandaag de dag nog, en wat vandaag de dag een serieuze zaak is en niet louter toeval en ril, hangt ook direct samen met wat ooit een serieuze zaak is geweest. Onze vragen zijn, als we onszelf maar goed begrijpen, de vragen van Paulus, en de antwoorden van Paulus moeten, als hun licht ons opgaat, ook onze antwoorden zijn.’

Ik ben benieuwd hoe men wil lezen: de brief als brief aan de Romeinen, in die tijd, in die situatie; als eeuwige waarheid; of in de versmelting met onze horizon. Of we echt iets te kiezen hebben weet ik niet, want we ontkomen er niet aan dat wij mensen zijn van onze tijd.

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Exegese. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *