De vervulling van de wet – over Mattheüs 5:17 – uit mijn dissertatie

Vervulling van de wet (Matteüs 5 vers 17)

Nu zijn we enigszins voorbereid op de leesstrategie die ervan uitgaat dat de vervulling van de wet materieel hetzelfde inhoudt als een afschaffing. Wat betekent het eigenlijk om de wet te vervullen in een Joodse context? De uitdrukking “de wet vervullen” wordt opgevat als het equivalent van “de wet doen”, zoals in Rom. 2 vers 13. Jezus kwam dan om de wet te doen, om gehoorzaam te zijn aan al haar voorschriften.

Luister Hier

Maar het Griekse plèroosai staat nog dichter bij het Hebreeuwse lehaqím, dat “handhaven” betekent, dat wil zeggen accepteren als norm. Dat is ook hoe de Aramese vertaling van Onqelos het Hebreeuwse “de wet doen” in Deut. 27:26 opvat. De vertaling met “handhaven” brengt het dichter in overeenstemming met Romeinen 3 vers 31, waar Paulus verklaart dat hij feitelijk de wet vaststelt (maar waar hij een vorm gebruikt van histèmi, bevestigen, vaststellen). Bovendien laat de Septuaginta in 1 Koningen 1 vers 14 duidelijk zien dat het Griekse plèroosai en het Hebreeuwse woord voor “vervullen”, d.w.z. vaststellen of bevestigen, als equivalenten werden gezien. De profeet Nathan kondigt hier aan naar de koning te komen om de oordelende woorden over Bathseba te bevestigen. Het is daarom duidelijk dat Jezus in Mattheüs de Thora wilde handhaven als norm voor gehoorzaamheid in Joodse zin, dat wil zeggen als het volgen van specifieke voorschriften, maar ook als de volledige erkenning dat Gods wil en raadsbesluit in de Thora is geopenbaard.

De betekenis van de uitdrukking wordt echter betwist. Men zou kunnen aanvoeren dat het “vervullen” van de wet gelijk staat aan het doen ervan, d.w.z. het individueel gehoorzamen van de voorschriften ervan. Jezus zou dan zeggen dat hij zelf de wet “doet”, maar Paulus kan dan later nog zeggen dat voor de Kerk de wet is afgeschaft vanwege gewijzigde omstandigheden: Israël heeft immers het evangelie van Jezus niet aanvaard.

Het probleem is dat het Grieks een heel eenvoudig woord heeft voor “de wet doen”. Het Griekse poièsai wordt bijvoorbeeld in de Septuaginta Deuteronomium 26:16 gebruikt om het Hebreeuws voor “doen” (‘asah) te vertalen als “de wet gehoorzamen.” Dat suggereert inderdaad dat vervullen meer betekent dan gehoorzamen of doen, en ook zoiets als het handhaven van de norm betekent. Het is nauwelijks waarschijnlijk dat doen en vervullen als equivalenten werden gezien, wanneer de Septuaginta zoveel moeite doet om de twee van elkaar te onderscheiden.

Een andere manier om de onderliggende kwestie te verklaren is dus dit punt te benadrukken. Er is een groot verschil tussen het uitvoeren van de voorschriften van de wet en de wet “handhaven,” d.w.z. haar gezag erkennen en haar als norm handhaven, zelfs wanneer er af en toe overtredingen tegen worden begaan. Dat lijkt duidelijk uit het Hebreeuwse gebruik van jaqim in Deuteronomium 27 vers 26, waar we de betekenis hebben van handhaven (als norm) om te doen. Het is zeker de betekenis van meqim in Misjna Pirkee Avoot 4 misjna 9, dat spreekt over het “vervullen” van de Tora in armoede. Het is zeker, dat dit niet betekent het doen of houden van alle geboden, maar eerder het bevestigen van hun geldigheid. De Septuaginta versterkt deze indruk wanneer zij hetzelfde woord in Deuteronomium 27:26 vertaalt met “voortgaan, volharden” (emmenei) en niet met vervullen, waardoor de vereiste volharding in gehoorzaamheid wordt benadrukt. Dit alles impliceert dat het vervullen van de wet verder gaat dan het gehoorzamen ervan, en dat het een betekenis heeft die niet zo eenvoudig te harmoniseren is met Paulus’ benadering van de wet. Of is er een manier?

Een andere, meer populaire benadering houdt in dat de uitdrukking in verband wordt gebracht met de zogenaamde “vervullingscitaten” (Erfüllungszitate) die door Mattheüs worden gebruikt, waarbij het woord voor “vervullen” de betekenis heeft van “hun volle betekenis geven”. Wet en profeten vinden hun diepste betekenis in de komst van de Messias, in het bijzonder in de manier waarop deze Messias handelt en zijn discipelen instrueert op het gebied van de wet. Het vervullen van de wet moet dan betekenen dat Jezus de ware bedoeling van de Thora openbaart en deze in daden demonstreert. Deze messiaanse autoriteit kan soms in conflict komen met de Farizeïsche halachah of zelfs met hedendaagse interpretaties van de Thora.

In dit geval nemen wij aan dat het werkwoord plèroosai zijn betekenis heeft gekregen van Mattheüs’ christologie. Maar zelfs hier is de basisbetekenis van “vervullen”: bevestigen. De uitdrukking leidt ons niet naar de arena van de Paulinische vervullingstheologie, die tegelijkertijd afschaffing zou impliceren. In Mattheüs 3:15 wordt de uitdrukking “alle gerechtigheid vervullen” gebruikt om zoiets te betekenen als “alles doen wat de norm der gerechtigheid eist”. De wet vervullen kan dan worden opgevat als de wet uitvoeren en haar als norm handhaven, voor zover het leven volgens de geschreven wet leidt tot de vervulling van de goddelijke eis van gerechtigheid.

We moeten nog iets anders opmerken in deze context. Er wordt hier niet verwezen naar Jezus als een persoon die de wet ongedaan zou kunnen maken. In plaats daarvan vinden we een duidelijke uitspraak over Jezus’ gehoorzaamheid aan en zelfs eerbied voor de Torah.

Bovendien kunnen we uit de tegenstelling tussen katalúsai (nietig verklaren) en plèroosai afleiden dat vervullen wel degelijk betekent handhaven, het gezag ervan bevestigen. Als technische term duidt het op een proces van interpretatie waarbij afzonderlijke wetten zo worden uitgelegd dat ze het doel van de gehele wet dienen, d.w.z. gerechtigheid tot stand brengen. Een andere betekenis van het woord die hierbij een rol speelt, is die van “voltooiing.” Wanneer een weg “vervuld” is, is het mogelijk zijn bestemming te bereiken. De Thora wordt opgevat als een weg naar het leven, en het vervullen ervan zou kunnen betekenen dat de Thora zo wordt begrepen en toegepast dat het doel ervan wordt bereikt.

Weer een andere benadering zou kunnen zijn om de inhoud van dit begrip “vervullen” nader te bekijken door te ontdekken, wat het specifieke gebruik ervan zou kunnen zijn geweest binnen het jodendom van de eerste eeuw. Aangezien we nu zoeken naar een denkpatroon, en niet naar historische afhankelijkheid, kunnen zelfs relatief late teksten ons waardevolle aanwijzingen geven. Een passage in de Babylonische Talmoed, in het traktaat Makkot pagina 23b en 24a kan ons hierbij helpen. Rabbi Simlai opent een discussie met de verklaring dat God aan Mozes 613 geboden gaf. David heeft deze 613 samengevat (gereduceerd) tot elf basisvoorschriften in Psalm 15. De Psalm eindigt met de uitspraak: “Wie deze dingen doet, zal niet worden bewogen.” Nu betekent dit niet dat David 600 geboden annuleerde, maar wel dat de veelheid aan geboden werd gezien als afgeleid van een kleiner aantal hoofdgeboden, die konden worden beschouwd als (a) elementaire ethische vereisten en (b) als fundamentele manieren om alle andere geboden te interpreteren en uit te voeren. Bovendien (c) zou iedereen die deze geboden kon uitvoeren met de vereiste fundamentele concentratie op het doen van Gods wil (wat de Rabbijnen “kawanah” noemden) de komende wereld waardig zijn. Dus de elf morele eisen die David opsomde (die niet allemaal deel uitmaken van de lijst van 613) vormen de basis van de gehoorzaamheid aan alle 613 geboden.

Rabban Gamliel merkt vervolgens op dat alleen iemand die al deze voorschriften in praktijk kan brengen, de komende wereld kan verdienen, maar hij wordt weerlegd: de tekst zegt alleen “deze”, d.w.z. een van deze, en zegt niet “al deze”. Dus de verdienste van de komende wereld is al verdiend door slechts een van de door David genoemde ethische vereisten met de vereiste concentratie in praktijk te brengen, en het zal die gehoorzaamheid zijn (die geen verwerping van de andere 613 geboden impliceert) die de verlossing brengt.

Aan het einde van de passage wordt Amos 5 vers 4 geciteerd als aanwijzing dat gehoorzaamheid aan God (“En zoek Mij en gij zult leven”) de fundamentele “ethische” eis is die redding zal brengen. De Gemaráh weerlegt dit door Rav Nachman ben Isaac te citeren die zegt dat dit “zoek Mij” in feite alle 613 voorschriften omvat en daarom geen “vermindering” kan worden genoemd. De Gemara biedt dan een andere tekst aan: Habakuk 2 vers 14, “de rechtvaardige zal leven door zijn geloof.” Het is deze tekst die dan functioneert als een hermeneutische sleutel voor het verstaan van alle geboden en als een verwijzing naar de fundamentele houding waarin die geboden moeten worden gedaan. Het is niet moeilijk om te zien hoe vergelijkbaar in redenering, maar verschillend in resultaat, dit is met de tekst die wij hebben in Romeinen 1 vers 16 en 17. Zou het niet zo kunnen zijn dat het vervullen van de wet functioneel het equivalent is van een fundamentele ethische eis, alsmede een hermeneutisch perspectief waarbinnen haar voorschriften moeten worden toegepast?

De uitdrukking “vervullen van de wet” moet dan, tenslotte, betekenen: de wet te handhaven door haar daadwerkelijk te gehoorzamen in overeenstemming met haar meest algemene beginsel, uitgedrukt in en als de samenvatting van de wet. Mattheüs drukt nu de gerechtigheid, die de innerlijke norm is van de wet als geschreven statuut, uit, als het dubbele gebod van liefde tot God en de naaste, dat in een specifieke gemeenschap wordt onderhouden.

In Mattheüs’ versie hield dit meest algemene beginsel in (1) het basisprincipe en hermeneutische sleutel van de wet zoals uitgelegd door Christus, d.w.z. liefde voor God en de naaste, en meer in het bijzonder de aard van de eschatologische gemeenschap zoals gedefinieerd door de inleidende zaligsprekingen; (2) de autoriteit van de Messias om absoluut bindende halachot (leefregels) te formuleren terwijl tegelijkertijd het formele rabbinale gezag wordt overgedragen aan de gemeenschap die “in zijn naam is bijeengekomen”. (zie Mattheüs 18.) Het messiaanse gezag zoals erkend door de Kerk is in feite op zichzelf al een teken van het nieuwe Messiaanse tijdperk. In dit opzicht werkt de anti-Farizeïsche toespraak in hoofdstuk 25 als een uitvloeisel van Jezus’ Messiaanse status, omdat het laat zien dat de rabbijnse beslissingen werden genomen door feilbare mensen. Deze mensen waren zelf in veel opzichten niet in staat de wet te “vervullen”; niet omdat zij niet in staat waren haar voorschriften op te volgen, maar omdat zij in hun uitleg en toepassing in veel gevallen de eigenlijke bedoeling van de Thora verkeerd of onvolledig hadden begrepen. Zij bleken het tegenovergestelde te zijn van Jezus als degene die door Zijn dood het ultieme offer had gebracht in dienst van God en Zijn medemensen, en daarmee uiteindelijk het absolute gezag had aangetoond dat Hij had gebruikt op het gebied van de uitleg van de Thora.

Dit bericht is geplaatst in audio, Chr. Ethiek met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *