De verdediging van Judas

Onze meest gangbare interpretaties van verhalen uit het Nieuwe Testament zijn eigenlijk aan revisie toe. Soms komt dat door een beter inzicht in de joodse achtergrond, zoals bij het verhaal over Jezus die loopt op het water. Net als in de joodse en rabbijnse literatuur wordt een verhaal gebruikt om een theologische waarheid te illustreren en uit te leggen. In dit geval lijkt het een midrasj te zijn bij een tekst uit Psalm 107. “Hij brengt de storm tot stilte, zodat hun golven zwijgen. Dan zijn zij verblijd, omdat de wateren gestild zijn en Hij hen naar de haven van hun wens leidde (Psalm 107:29). Of de tekst uit Marcus 11: “wie tegen deze berg zal zeggen: wordt opgeheven en in de zee geworpen… het zal hem gebeuren wat hij zegt (Marcus 11:23). De uitdrukking was bekend. Bergen vermalen of verplaatsen betekende het geven van een krachtige en scherpzinnige interpretatie van de wet, zoals we lezen in Sanhedrin 24a:

Want ‘Ullas zei: Iemand die Resj Lakisj in het Beth-Hamidrasj [verwikkeld in debat] zag, zou denken dat hij bergen ontwortelde en ze tegen elkaar smeet! – Rabina zei: Maar dacht hij die R. Meir in het Beth-Hamidrasj zag, niet dat hij nog grotere bergen aan het ontwortelen was en ze tegen elkaar aan het vermalen was?

Iemand die “bergen verzet” was dus een geleerde die in staat was scherpzinnig te debatteren. Iemand die eenvoudig kennis had van de traditie werd een “Sinaï”genoemd.

In een eerdere blog heb ik geprobeerd te laten zien dat de figuur van de oudste zoon in Lucas 15 niet zuiver negatief begrepen kan worden. De aanname dat de jongste zoon superieur is aan de oudste – vanwege zijn zondebesef en bekering – en de oudste zoon dus een model is van de hypocriet voor wie de godsdienst uiterlijk is en op eigenbelang berust, dat alles is het gevolg van het lezen van een dergelijke parabel buiten zijn oorspronkelijke joodse context. Als het oerverhaal van de bekering tot het Christendom, wordt de oudste zoon het archetype van de jood die het evangelie weigert vanwege gebrek aan liefde, legalisme, naijver etc. Een enorm misverstand zoals ik elders betoogd heb.


Zie o.a. https://koinoniabijbelstudie.nl/de-terugkeer-van-de-verloren-en-het-gelijk-van-de-oudste-zoon-toelichting/johannes/

en: https://koinoniabijbelstudie.nl/terugkeer-van-de-oudste-zoon/bijbelbespreking/


Met de figuur van Judas is dat ook het geval. Judas is het oermodel geworden van de verrader, van de “perfide jood” en daarmee een archetype van het vroege antisemitisme in de kerk. De connectie tussen Judas en het contemporaine Jodendom is snel gemaakt. Ik geef als voorbeeld een citaat van Johannes Calvijn.

Wanneer deze schrijft over het verraad van Judas benadrukt hij vooral de rol van de satan. De satan drijft Judas aan tot zijn verraad:

“Satan had alle eerbied uit het hart van Judas verdreven, zodat hij harder dan een rots was om elke vermaning af te wijzen.
Satan ging bij hem naar binnen. Aangezien het zeker is dat het alleen op instigatie van Satan was dat Judas het plan opvatte om zo’n gruwelijke misdaad te begaan, waarom wordt er dan nu voor het eerst gezegd dat Satan in hem binnendrong, die de troon al in zijn hart had? Maar zoals van hen die meer bevestigd zijn in het geloof dat zij voorheen bezaten, vaak gezegd wordt dat zij geloven, en dus een toename van hun geloof geloof geloof wordt genoemd, zo wordt er, nu Judas volledig aan Satan is overgegeven, zodat hij door hevige onstuimigheid tot elke uiterste kwaadheid wordt voortgejaagd, gezegd dat Satan in hem is binnengedrongen. “

De opvallende uitspraak van Jezus, “wat je doet, doe het snel”, krijgt in diezelfde lijn een aparte betekenis. Het is geen aansporing om iets te doen maar:

“De vermaning van Christus aan Judas is niet van dien aard dat hij kan worden beschouwd als iemand die hem aanspoort om de daad te verrichten: het is eerder de taal van iemand die de misdaad met afschuw en afschuw bekijkt.”

Wanneer Judas de vraag stelt “ben ik het, Heer?” is er ook alleen maar negatieve interpretatie. Dan schrijft Calvijn:

” En Judas die Hem verraadde. Hoewel we vaak personen zien beven, die zich ervan bewust zijn dat ze kwaad doen, toch is er samen met angst en geheime kwellingen zo’n domheid vermengd, dat ze vrijmoedig ontkennen; maar uiteindelijk winnen ze niets door hun schaamteloosheid dan dat ze hun verborgen slechtheid blootleggen. Zo kan Judas, terwijl hij door een slecht geweten wordt tegengehouden, niet zwijgen (zodat hij vraagt: “ben ik het, Heer?” RAV); zo vreselijk wordt hij gekweld, en tegelijkertijd overstelpt door angst en bezorgdheid, door die inwendige beul. Christus, die in zijn antwoord indirect een blik werpt op de dwaze onbezonnenheid van Judas, smeekt hem om na te denken over de misdaad die hij wilde verbergen; maar zijn geest, die al in beslag was genomen door duivelse woede, kon zo’n gevoel niet toelaten.”

Is Judas inderdaad een verrader? Is hij een dief? Wordt hij geheel en al door de duivelse woede in beslag genomen?

De huidige opvatting over Judas verschilt toch wel sterk van de gangbare interpretatie die we onder meer bij Johannes Calvijn hebben gevonden. Laten we om te beginnen ervan uitgaan dat ook Judas in de sterke verwachting leefde van de komst van het Koninkrijk van God in de persoon van Jezus. Er is geen andere reden te bedenken waarom Judas, de Zeloot uit Judea, zich bij de discipelen van Jezus zou hebben aangesloten. Maar hoe zit het dan met zijn “verraad”?

De kus van Judas - door Gustav Doré

De Judaskus – Gustav Doré

Het Griekse woord dat hier met “verraad” wordt vertaald kan ook gewoon “overleveren”, of “overhandigen” betekenen. Wanneer we Judas zien als iemand die tegen de wens van Jezus in heeft gehandeld, zouden we kunnen denken aan een poging om de komst van het Koninkrijk te forceren. Judas heeft met groot ongeduld en verbazing gezien dat Jezus Zichzelf in gevaar bracht door naar Jeruzalem te gaan. Judas heeft dan nog niets gezien van een voorbereiding op een gewapende strijd, en heeft niets gehoord over iets anders dan het aangekondigde lijden. Maar het is zeker ook denkbaar dat Judas in opdracht van Jezus heeft gehandeld, wanneer Hij toch letterlijk zegt: wat je moet doen, moet je snel doen. Hij wil dat Jezus Zijn macht toont in een confrontatie met de leiders in Israël, juist op de avond van Pesach.


Is Judas inderdaad een verrader?


Dat Judas meende in opdracht van Jezus te hebben gehandeld, wordt ook gesuggereerd door het feit dat hij Jezus kust in de Hof van Gethsemane – een gebaar dat je kunt verbinden met de oprechte opvatting iets goeds gedaan te hebben en in opdracht van Jezus te hebben gehandeld.

De beschuldiging van diefstal, die het karakter van Judas lijkt vast te leggen,  is ook merkwaardig. Op welke wijze zou Judas de gestolen gelden dan voor zichzelf gebruikt kunnen hebben? We moeten in ieder geval vaststellen dat de beschuldiging dat Judas een dief zou zijn blijkbaar in een latere tijd in het evangelie gekomen is. (Dus bij een nadere redactie van het materiaal waarover de evangelisten de beschikking hadden.) Het lijkt rechtstreeks uit de pen van de laatste redacteur/uitgever gekomen te zijn. Kijk maar naar de formulering: “maar dat zei hij omdat hij een dief was.” Zo wordt vanuit een latere tijd aan Judas een motief toegeschreven. Het is immers heel goed mogelijk dat de realiteit anders is geweest.

Wanneer Judas, de penningmeester van het reisgezelschap van Jezus, geld heeft gebruikt dat aan allen toebehoorde, is het heel goed denkbaar dat hij dat heeft besteed in overeenstemming met zijn verwachting van het Koninkrijk. Kijk maar naar de reactie van Judas op de “verspilling” van de dure balsem. “Het had kunnen worden verkocht en aan de armen worden gegeven.” Er is helemaal geen reden op dat moment om aan de goede intentie achter Judas’ reactie te twijfelen. De opvatting van Judas over het aanbrekende Koninkrijk heeft misschien met zich meegebracht, dat hij het geld rechtstreeks voor de armen wilde gebruiken. Dan is hij inderdaad een “dief” en dat betekent nog niets verwerpelijks, omdat het ook een term is die eigengereid gebruik van het geld kan uitdrukken, en het is interessant dat die term juist voor de Zeloten werd gebruikt door hun tegenstanders.

Bij de balseming reageert Jezus daarop door te zeggen: “de armen hebt u altijd bij u.” Judas kan van mening zijn geweest, dat het balsemen van Jezus, door een vrouw die ongetwijfeld de dure nardus op immorele wijze heeft verkregen, hoewel Hij ongetwijfeld de Koning is geweest ook in de ogen van Judas, inderdaad verspilling was. Dat versterkt alleen maar het idee, dat Judas misschien degene was die het gezamenlijke geld heeft gebruikt voor de verlichting van de zorgen van de armen – en daarme de benaming “dief” kon hebben gekregen.

Dat is er ook nog de kwestie van het motief. Dat is zeker niet gelegen in het geld. De 30 zilverlingen die hij voor zijn overlevering van Jezus ontvangt, zijn bepaald geen gigantisch vermogen 1). Samen met de uitspraak over Judas als een dief, suggereert het genoemde bedrag dat Judas om gewin het verraad heeft gepleegd. Maar het is ook denkbaar, dat hij meende in opdracht van Jezus een confrontatie met de tegenstanders te willen afdwingen. De 30 zilverlingen zijn dan irrelevant. Dat hij daarin tot op zekere hoogte gelijk heeft gehad, blijkt uit de reactie van de soldaten wanneer Jezus de woorden “Ik ben het” uitspreekt. Ze vallen op de grond. En dan nog de genezing van het oor van de slaaf Malchus. Kan men Jezus nu nog afwijzen? Dat is precies wat Judas wilde bereiken. De tegenstanders worden daardoor toch overtuigd van hun ongelijk over de status van Jezus?

Nu kunnen we zeggen dat door middel van Judas die tegenstanders inderdaad een laatste kans hebben gekregen om Jezus als de Messias aan te nemen. Wanneer ze dat niet doen, gaat de grote droom van Judas in rook op. De moeilijke weg van de lijdende Knecht wordt nu onvermijdelijk. Zowel voor Judas als juist ook voor Jezus.

Op dit punt is de theologie van Johannes Calvijn beslissend voor de exegese geworden. Hij zal alles benadrukken waar de tekst, terugblikkend op de gebeurtenissen, nadrukkelijk spreekt over de uitvoering van het plan van God. Al deze gebeurtenissen zijn voorbeschikt. En door de christologie van Calvijn is het ondenkbaar dat Jezus dat niet heeft geweten. En dan is de houding van Judas alleen maar te zien als een noodzakelijk en door God uiteindelijk gewild verraad. Waarom is het echter verraad, als Judas feitelijk een instrument wordt van de uitvoering van Gods oorspronkelijke plan? Het lijkt mij eerder zo te zijn, dat Jezus samen met Judas een laatste poging heeft gedaan om het kruis te vermijden en op een andere wijze het koningschap te kunnen verwerven. Het lijkt mij ook dat Jezus er rekening mee heeft gehouden dat het plan niet zou werken. Het compromis tussen Jezus en de joodse elite in Jeruzalem bleek onmogelijk te zijn.

Judas komt daardoor in een uiterst moeilijke positie terecht. De weg van de lijdende Knecht kon hij niet accepteren. Wanneer de confrontatie met de joodse overheden zo slecht afloopt, krijgt hij in de ogen van de discipelen de schuld van de arrestatie en uiteindelijk de kruisiging van Jezus – een uitkomst die ook de discipelen niet hebben gewild. Tevens is Judas nu verdacht onder de Joden, juist vanwege zijn eigenlijke intentie, namelijk een acceptatie van Jezus als Messias te kunnen forceren.

Tenslotte is het interessant om op te maken, dat de zelfmoord van Judas ook kan worden gezien, als het volgen van Jezus in de dood. Judas is niet van gedachten veranderd wanneer hij de 30 zilverlingen voor de ogen van de joodse leiders op de grond gooit. Hij heeft geen berouw, maar is wanhopig bij de vaststelling dat de confrontatie niet het gewenste resultaat heeft gehad. Zoals Jezus in zijn ogen nu zalsterven als een martelaar, zo ook hij. De zelfmoord van Judas is zijn laatste daad van navolging, en geen noodzakelijke uitkomst van wroeging en wanhoop. Judas wilde niet leven in een wereld waarin het Koninkrijk van God niet door Jezus kon worden gevestigd. Aan een opstanding heeft hij, net zomin als de andere discipelen, werkelijk geloof gehecht.

Dat Judas niet bij Jezus om vergeving heeft gevraagd zegt misschien wel dat hij niet geloofd heeft dat Jezus op een andere wijze dan met de acceptatie door het joodse gezag het Koninkrijk zou kunnen vestigen. Voor hem is Jezus daarmee “door de mand gevallen’ en dan heeft ook vergeving van Zijn kant voor Judas geen zin meer.

Tegenover de overgave van Maria Magdalena, die Jezus balsem met kostbare nardus om Hem voor te bereiden op Zijn begrafenis, en de overgave van Judas, die de navolging van Jezus tot in de dood letterlijk heeft waargemaakt, staat eigenlijk de tegenspraak van Petrus. Hij is het die de weg van het kruis evenzeer afwijst als Judas. Petrus wordt door Jezus bestraft: “satan, ga achter mij.” Judas daarentegen wordt aangemoedigd: “wat je moet doen, moet je snel doen.”

Wanneer de kerk de persoon van Judas beter had kunnen begrijpen, en niet achteraf de aanklacht van verraad vanzelfsprekend was gaan vinden, zou wellicht ook het beeld van het joodse volk anders zijn geweest. De interpretatie van de overlevering van Jezus door Judas mondde uit in een aanklacht tegen het Joodse volk als geheel. Het is belangrijk om ook hier teksten van het Nieuwe Testament van hun heidense vervormingen te kunnen ontdoen.


  1. 30 zilverlingen zijn in die tijd ongeveer 2 tot 4 maanden loon voor een arbeider, dus omgerekend iets van 4 tot 8 duizend euro.
Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *