De Beker van Gods Toorn

Prediking op Witte Donderdag

Over Markus 14:11 – 72

De profeet Jesaja noemde de komende Messias een “Man van Smarten, bekend met lijden.” Jezus heeft geheel en al onze menselijke natuur gedeeld. En daarom was Hij ook bekend met alle menselijke vormen van lijden: honger en dorst, pijn en teleurstelling, medeleven met het lijden van anderen, waardoor wij dat lijden ook meedragen. In het hoofdstuk uit Markus dat wij vandaag voor het grootste deel gelezen hebben, komt het lijden van Jezus boven het menselijke lijden uit. Dan bedoel ik niet het lijden van het kruis van Golgotha. Dan bedoel ik niet het lichamelijke en geestelijke lijden van de kruisiging. In het volgende hoofdstuk zullen we lezen over de geseling en de ondraaglijke pijn van het kruis.

In dit hoofdstuk kwamen we al het verraad tegen van Judas. Hoeveel teleurstelling moet Jezus niet hebben ervaren dat iemand die drie jaren lang zo dicht bij Hem geleefd had, niet tot bekering kwam maar zijn Heere voor 30 zilverlingen zou overleveren aan de priesters. Omdat hij in het verborgene alleen maar met zichzelf bezig was en de God Mammon volgde. Ik bedoel ook niet de verloochening van Jezus door Petrus. Met hoeveel bitterheid zal de Heere dat verraad door zijn belangrijkste discipel niet hebben aangekondigd. En dan is er ook nog de vernedering van Zijn arrestatie, precies door de mensen voor wie Hij Zijn leven zou geven. Tot op zekere hoogte kunnen we ons dit lijden – hoewel wij het nooit in die mate zullen ervaren – nog wel voorstellen. Verraad en verloochening, bittere teleurstelling, vernedering en de pijn van een geseling. Daarmee valt Jezus om zo te zeggen nog binnen de grenzen van het menselijk voorstelbare. Dit is nog een lijden waarvoor parallellen bestaan in onze menselijke ervaringen.

Het dieptepunt echter van het lijden in dit hoofdstuk, is de worsteling van Jezus met de verleiding om het kruis te kunnen vermijden. Het is de laatste verzoeking en het is meteen ook de grootste. Zou het niet mogelijk zijn geweest voor God om op een andere wijze de zonde en de schuld te verzoenen; op een andere wijze de schepping te verlossen van de vloek, dan door de kruisdood van Jezus? Let wel, dan gaat het niet over het lichamelijke lijden aan het kruis, hoe diep, hoe onvoorstelbaar dat ook geweest moet zijn. Het gaat hier om een lijden dat bovenmenselijk is. Wat Jezus hier in Gethsemane voor zich ziet, is het lijden van de drie uren van duisternis. We lezen dat Hij aangedaan is, beter nog te vertalen als verbijsterd en ontzet. Het is alsof Hij zich hier pas werkelijk realiseert, nu er niets anders meer te doen is, wat het lijden aan het kruis voor Hem betekenen zal. Vanwege dat vooruitzicht wordt Hij zeer angstig, letterlijk gaat Hij ten onder in het verdriet dat Hem omringt, en er geen enkele gedachte van troost meer te vinden is. Lukas vertelt ons dat Jezus zozeer door angst en verdriet wordt aangegrepen, dat Hij, de schepper van hemel en aarde, door een engel moet worden bijgestaan om niet te gronde te gaan aan deze angst. Lukas vertelt ook dat de angst Hem lichamelijk zozeer aangrijpt, dat kleine haarvaten onder de huid barsten en het bloed door de zweetklieren naar buiten wordt gedrukt. Een aandoening die we kennen als hematodrosis. Zijn zweetdruppels zijn rood gekleurd door het bloed. Hij is zeer bedroefd tot de dood aan toe. Door de angst en verdriet sterft Hij bijna.

Jezus nam Petrus, de leider van de discipelen, en Jacobus en Johannes met Zich mee. De acht andere discipelen bleven achter bij de ingang van de ommuurde tuin, maar deze drie mochten met Hem mee. Aan hen gaf Hij de opdracht om te waken, en dat hield zeker ook in te bidden. Hijzelf ging nog wat dieper de tuin in en strekte zich uit op de grond. Uren lang moet Hij gebeden hebben. De samenvatting van dat gebed vinden we in vers 36: “Abba, Vader, alle dingen zijn mogelijk voor U.” Jazeker, God is de Almachtige. Het gebed van Jezus is er niet op gericht dat God Zijn beloften verbreekt, of Zijn eeuwig voornemen wijzigt. Jezus vraagt hier of er binnen Gods heilsplan niet een andere weg te vinden is, dan de weg door het Kruis heen.

Al eerder is die gedachte door Hem heengegaan, bij de intocht in Jeruzalem aan het begin van de Lijdensweek. We lezen dat Hij toen gezegd heeft: “Nu is Mijn ziel in beroering en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit dit uur?! Maar dat heeft Hij niet gezegd. Zelf gaf Hij het antwoord: “Maar hiertoe ben Ik in dit uur gekomen!”

Toch was het in Gethsemane Zijn gebed: “neem deze drinkbeker van Mij weg.” Dat is niet het lichamelijke lijden, dat is niet de pijn of de vernedering, dat is niet het lijden dat wij ons als mensen nog kunnen voorstellen. Het lijden dat wordt aangeduid met het woord “drinkbeker”, is het ondergaan van de toorn van God. Het is het feit dat Hij de straf zou dragen voor elke zonde van elk mens in de hele geschiedenis. Miljoenen eeuwigheden van straf en toorn. God heeft de zonden van de mensen bestraft en vergolden aan Zijn Zoon. Jezus bidt of de drie uren van duisternis van Hem kunnen worden weggenomen. Of de scheiding tussen Hem en God de Vader kon worden vermeden. Het gaat in dit gebed om het onvoorstelbare en bovenmenselijke en geestelijke lijden dat uniek is in de geschiedenis. Alleen Jezus heeft de volle omvang van de hele woede en toorn van God over de zonde gedragen. Hij dronk de beker “met de wijn van de grimmigheid”, zoals Jeremia het noemt (25:17).

Keer op keer zal Hij dat gebeden hebben. Uitgestrekt op de grond, met bloed gevulde zweetdruppels van angst over wat komen zal, de voorsmaak van de diepe pijn, en het verschrikkelijke vooruitzicht van God te worden gescheiden. Maar we lezen ook hoe Hij in de worsteling van dat gebed heeft overwonnen door Zich te onderwerpen. Uiteindelijk kon Hij dat gebed besluiten met de woorden: “maar niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede.”

Wat is er intussen met de discipelen aan de hand? Ze zijn in slaap gevallen. Als je de discipelen had gevraagd om te vechten, ze zouden het gedaan hebben. Om te vluchten, ze zouden zich hebben ingespannen. Als je de discipelen van nu vraagt om het kerkgebouw te onderhouden, om de preek te schrijven, om de collecte te tellen, om de liturgie te kopiëren, om een orgel te repareren, als je discipelen van nu zou vragen om iets te doen – ze zouden het doen. Maar de grote les voor Petrus en Jacobus en Johannes, het grote onderwijs voor hen en voor ons, is dat de Heer aan ons vraagt om te waken en te bidden. Om te strijden in het gebed tegen de verleiding die ons nog zwaarder aangrijpt en ons zwakker aantreft dan Hem. Wij worden immers verleid door de begeerten van de ogen en de hoogmoed van het leven en het gemak dat de wereld ons voorspiegelt. Wij worden verleid door de zonde die nog steeds een plaats in ons leven heeft en ons wil weghouden van onze Heer en onze gedachten wegtrekt van Zijn lijden en sterven en opstanding. Te waken en te bidden. Had Petrus niet moeten bidden om kracht te ontvangen zodat hij de Heer niet zou verloochenen? Hadden Jacobus en Johannes niet moet bidden, om het koppige en ambitieuze verlangen naar eer en roem uit hun hart te verwijderen? Bidden is strijden om je eigen koppige en weerbarstige en rebellerende wil te onderwerpen aan Gods wil.

Jezus gaat hier in gebed de strijd aan met een macht in de wereld die de kruisiging wilde verhinderen. Zonder kruisiging geen verzoening, geen hemel, alleen maar zonde en straf. Al eerder had de Duivel Jezus verzocht: maak brood van deze stenen, toon jezelf de Messias door je van het tempeldak te werpen en ongeschonden weer op te staan, en tussen haakjes je bent voorbestemd om de koning van de wereld te worden, en dat alles zal ik je geven als je mij aanbidt. Dat was de verleiding voor Jezus om zonder enige moeite Zijn Koninklijke eer op te eisen. Dit keer maakte de Duivel gebruik van de heiligheid van Jezus. Spoorde hij Hem aan om die heiligheid niet op te geven in het uur dat Hij tot zonde zou worden gemaakt. Dit keer maakte de Duivel gebruik van de liefde tussen God de Vader en de Zoon. Spoorde hij Hem aan om niet toe te laten dat de eeuwige en volmaakte band van liefde zou worden verbroken. Maar Jezus overwon. Niet Zijn wil om het kruis te vermijden, maar Gods wil om langs de weg van Zijn offer een eeuwige verzoening tot stand te brengen en Jezus de Naam te kunnen geven die boven alle naam is, die wil zou worden gedaan. God zij geprezen!

Ik zie God zelf, in eeuwigheid geprezen, tot in de dood als mens gehoorzaam wezen, in onze plaats gemarteld en geslagen, de zonden dragen

Omdat Gij u voor mij hebt in de dood gegeven, hoe zou ik dan naar eigen wil nog leven? Zou ik u, o Heer, die voor mijn schuld wou lijden, mijn hart niet wijden?

Zou ik mijn kruis in kommervolle tijden, De zwaarste smart dan niet geduldig lijden, omdat Gij uit liefde zo vele zware plagen, voor ons wou dragen!

Och, als ik, Heer, om mijn zonden beve, dat dan uw kruis mij weder ruste geven: dat kruis zij dan mijn vrede en vreugde tevens, O God mijns levens

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, preekvoorbereiding, Verkondiging. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *