Beginselen van het geloof
Wijsheid uit: Maimonides’ Mishneh Torah, deel 1: “mitsvot jesodot hatorah”, “gedragsregels op grond van de fundamenten van de Torah.
.יְסוֹד הַיְסוֹדוֹת וְעַמּוּד הַחָכְמוֹת לֵידַע שֶׁיֵּשׁ שָׁם מָצוּי רִאשׁוֹן. וְהוּא מַמְצִיא כָּל נִמְצָא
Het fundament van alle fundamenten en de pijler van de wijsheid is te weten dat er een Primair Wezen is dat al het bestaan heeft voortgebracht.
:וְאִם יַעֲלֶה עַל הַדַּעַת שֶׁהוּא אֵינוֹ מָצוּי אֵין דָּבָר אַחֵר יָכוֹל לְהִמָּצְאוֹת
Als men zich zou voorstellen dat Hij niet bestaat, zou geen enkel ander wezen kunnen bestaan.
“.וִידִיעַת דָּבָר זֶה מִצְוַת עֲשֵׂה שֶׁנֶּאֱמַר (שמות כ ב) “אָנֹכִי ה‘ אֱלֹהֶיךָ
De kennis van dit begrip is een positief gebod, zoals [geïmpliceerd door Exodus 20:2]: “Ik ben de HEERE, uw God.”
.אֱלוֹהַּ זֶה אֶחָד הוּא וְאֵינוֹ שְׁנַיִם וְלֹא יֶתֶר עַל שְׁנַיִ
Deze God is één. Hij is niet twee of meer, maar één.
“:ידִיעַת דָּבָר זֶה מִצְוַת עֲשֵׂה שֶׁנֶּאֱמַר (דברים ו ד) “ה‘ אֱלֹהֵינוּ ה‘ אֶחָד
De kennis van dit begrip vervult een positief gebod, zoals [geïmpliceerd door Deuteronomium 6:4]: “[Hoor, Israël,] God is onze Heer, God is één.”
בִּזְמַן שֶׁאָדָם מִתְבּוֹנֵן בַּדְּבָרִים הָאֵלּוּ וּמַכִּיר כָּל הַבְּרוּאִים מִמַּלְאָךְ וְגַלְגַּל וְאָדָם כַּיּוֹצֵא בּוֹ וְיִרְאֶה חָכְמָתוֹ שֶׁל הַקָּדוֹשׁ בָּרוּךְ הוּא בְּכָל הַיְצוּרִים וְכָל הַבְּרוּאִים. מוֹסִיף אַהֲבָה לַמָּקוֹם
Wanneer iemand over deze zaken mediteert en alle scheppingen, de engelen, de sferen, de mens en dergelijke herkent en de wijsheid van de Heilige, gezegend zij Hij, in al deze scheppingen waardeert, zal hij zijn liefde voor God vergroten.
כָּל בֵּית יִשְׂרָאֵל מְצֻוִּין עַל קִדּוּשׁ הַשֵּׁם הַגָּדוֹל הַזֶּה שֶׁנֶּאֱמַר (ויקרא כב לב) “וְנִקְדַּשְׁתִּי בְּתוֹךְ בְּנֵי יִשְׂרָאֵל“
Het hele huis van Israël is geboden met betrekking tot de heiliging van [Gods] grote naam, zoals [Leviticus 22:32] zegt: “En ik zal geheiligd worden te midden van de kinderen van Israël.”
הָאֵל הַנִּכְבָּד וְהַנּוֹרָא הַזֶּה מִצְוָה לְאָהֳבוֹ וּלְיִרְאָה אוֹתוֹ שֶׁנֶּאֱמַר (דברים ו ה) “וְאָהַבְתָּ אֵת ה‘ אֱלֹהֶיךָ” וְנֶאֱמַר (דברים ו יג) “אֶת ה‘ אֱלֹהֶיךָ תִּירָא
Het is een mitswa om deze glorieuze en ontzagwekkende God lief te hebben en te vrezen, zoals [Deuteronomium 6:5] zegt: “En gij zult God, uw Heer, liefhebben” en, zoals [Deuteronomium 6:13] zegt: “Vrees God, uw Heer.”
וּמִנַּיִן שֶׁאֲפִלּוּ בִּמְקוֹם סַכָּנַת נְפָשׁוֹת אֵין עוֹבְרִין עַל אַחַת מִשָּׁלֹשׁ עֲבֵרוֹת אֵלּוּ שֶׁנֶּאֱמַר (דברים ו ה) “וְאָהַבְתָּ אֵת ה‘ אֱלֹהֶיךָ בְּכָל לְבָבְךָ וּבְכָל נַפְשְׁךָ וּבְכָל מְאֹדֶךָ” אֲפִלּוּ הוּא נוֹטֵל אֶת נַפְשְׁךָ
Wat is de bron [die leert] dat zelfs bij levensgevaar deze drie zonden niet geschonden mogen worden? [In Deuteronomium 6:5 staat: “En gij zult God, uw Heer, liefhebben met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met geheel uw macht.” [De woorden “met heel uw ziel” impliceren] zelfs als men uw ziel neemt.
כָּל הָעוֹבֵר מִדַּעְתּוֹ בְּלֹא אֹנֶס עַל אַחַת מִכָּל מִצְוֹת הָאֲמוּרוֹת בַּתּוֹרָה בִּשְׁאָט בְּנֶפֶשׁ לְהַכְעִיס הֲרֵי זֶה מְחַלֵּל אֶת הַשֵּׁם
Wie bewust een van de in de Tora vermelde voorschriften overtreedt, zonder daartoe gedwongen te zijn, in een geest van spot, om [Goddelijke] toorn op te wekken, ontheiligt [Gods] naam.
כָּל הַמְאַבֵּד שֵׁם מִן הַשֵּׁמוֹת הַקְּדוֹשִׁים הַטְּהוֹרִים שֶׁנִּקְרָא בָּהֶם הַקָּדוֹשׁ בָּרוּךְ הוּא לוֹקֶה מִן הַתּוֹרָה
Wie een van de heilige en zuivere namen vernietigt waarmee de Heilige, gezegend zij Hij, wordt genoemd, is volgens de Bijbel aansprakelijk voor zweepslagen.
כִּתְבֵי הַקֹּדֶשׁ כֻּלָּן וּפֵרוּשֵׁיהֶן וּבֵאוּרֵיהֶן אָסוּר לְשָׂרְפָם אוֹ לְאַבְּדָם בַּיָּד וְהַמְאַבְּדָן בַּיָּד מַכִּין אוֹתוֹ מַכַּת מַרְדּוּת
Het is verboden heilige teksten, hun commentaren en hun uitleg te verbranden of door directe actie te vernietigen. Iemand die ze door zijn directe actie vernietigt, krijgt “zweepslagen voor opstandigheid”.
מִיסוֹדֵי הַדָּת לֵידַע שֶׁהָאֵל מְנַבֵּא אֶת בְּנֵי הָאָדָם. וְאֵין הַנְּבוּאָה חָלָה אֶלָּא עַל חָכָם גָּדוֹל בַּחָכְמָה, גִּבּוֹר בְּמִדּוֹתָיו, וְלֹא יְהֵא יִצְרוֹ מִתְגַּבֵּר עָלָיו בְּדָבָר בָּעוֹלָם אֶלָּא הוּא מִתְגַּבֵּר בְּדַעְתּוֹ עַל יִצְרוֹ תָּמִיד
Het is een van de grondslagen van ons geloof dat God de mens profetie geeft. Profetie wordt alleen geschonken aan een zeer wijze wijze met een sterk karakter, die in geen enkel opzicht door zijn natuurlijke neigingen wordt overwonnen. In plaats daarvan overwint hij met zijn verstand te allen tijde zijn natuurlijke neigingen.
משֶׁה רַבֵּנוּ לֹא הֶאֱמִינוּ בּוֹ יִשְׂרָאֵל מִפְּנֵי הָאוֹתוֹת שֶׁעָשָׂה. שֶׁהַמַּאֲמִין עַל פִּי הָאוֹתוֹת יֵשׁ בְּלִבּוֹ דֹּפִי שֶׁאֶפְשָׁר שֶׁיַּעֲשֶׂה הָאוֹת בְּלָט וְכִשּׁוּף
De Joden geloofden niet in Mozes, onze leermeester, vanwege de wonderen die hij verrichtte. Wanneer iemands geloof gebaseerd is op wonderen, heeft [de inzet van] zijn hart tekortkomingen, want het is mogelijk een wonder te verrichten door magie of tovenarij.
נִמְצֵאתָ אוֹמֵר שֶׁכָּל נָבִיא שֶׁיַּעֲמֹד אַחַר משֶׁה רַבֵּנוּ אֵין אָנוּ מַאֲמִינִים בּוֹ מִפְּנֵי הָאוֹת לְבַדּוֹ כְּדֵי שֶׁנֹּאמַר אִם יַעֲשֶׂה אוֹת נִשְׁמַע לוֹ לְכָל מַה שֶּׁיֹּאמַר. אֶלָּא מִפְּנֵי הַמִּצְוָה שֶׁצִּוָּה משֶׁה
בַּתּוֹרָה וְאָמַר אִם נָתַן אוֹת (דברים יח טו) “אֵלָיו תִּשְׁמָעוּן
Zo geloven wij niet in een profeet die na Mozes, onze leermeester, opstaat, alleen vanwege het wonder [dat hij verricht], als om te zeggen: Als hij een wonder verricht zullen wij luisteren naar alles wat hij zegt. Veeleer [geloven wij hem] omdat het een mitswa is die ons is opgedragen door Mozes die zei: Als hij een wonder verricht, luister dan naar hem.
לְפִיכָךְ אִם עָמַד הַנָּבִיא וְעָשָׂה אוֹתוֹת וּמוֹפְתִים גְּדוֹלִים וּבִקֵּשׁ לְהַכְחִישׁ נְבוּאָתוֹ שֶׁל משֶׁה רַבֵּנוּ אֵין שׁוֹמְעִין לוֹ
Als dus een profeet opstaat en probeert de profetie van Mozes te betwisten door grote tekenen en wonderen te verrichten, moeten wij niet naar hem luisteren.