Augustinus over Psalm 110

Augustinus’ commentaar op Psalm 110

Psalm 110 voorspelt Christus: De Psalm wordt gezien als een profetie over Jezus Christus, die door christenen wordt erkend. Jezus’ vraag aan de Joden over Zijn afstamming van David en Zijn goddelijke heerschappij wordt besproken.

1. …Deze Psalm is een van die beloften, die zeker en openlijk onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus profeteert; zodat wij er volstrekt niet aan kunnen twijfelen dat Christus in deze Psalm wordt aangekondigd, daar wij nu Christenen zijn en het Evangelie geloven.

Want toen onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus aan de Joden vroeg, wiens Zoon Christus volgens hen was, en zij geantwoord hadden: de Zoon van David, antwoordde Hij terstond op hun antwoord: Hoe noemt David Hem dan in de geest Heere, zeggende: De Heere zeide tot Mijn Heere? enz. Indien dan, zo vroeg Hij, David in de geest Hem Heer noemt, hoe is Hij dan zijn zoon? Mattheüs 22:42-45 Met dit vers begint deze Psalm.

Christus, de Zoon en Heer van David: De paradox van Christus als zowel de Zoon als de Heer van David wordt verklaard. Gelovigen worden aangemoedigd om met het hart te geloven en met de mond te belijden.

2. De Here zeide tot mijn Here: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden tot Uw voetbank maak Psalm 109:1. Daarom moeten wij deze vraag, die de Heer aan de Joden voorlegde, in het begin van de Psalm grondig overwegen. Want als ons gevraagd wordt wat de Joden antwoordden, of wij het belijden of ontkennen; God verhoede dat wij het zouden ontkennen. Als er tot ons gezegd wordt: Is Christus de Zoon van David of niet? Als wij antwoorden: Neen, dan spreken wij het Evangelie tegen, want het Evangelie van Mattheüs begint aldus: Het boek van het geslacht van Jezus Christus, de Zoon van David. Mattheüs 1:1 De Evangelist verklaart dat hij het boek schrijft van het geslacht van Jezus Christus, de Zoon van David.

De Joden dan, toen zij door Christus ondervraagd werden, wiens Zoon zij geloofden dat Christus was, antwoordden terecht: de Zoon van David. Het Evangelie stemt in met hun antwoord. Niet alleen het vermoeden van de Joden, maar ook het geloof van de Christenen verklaart dit….Als dan David in de geest Hem Heer noemde, hoe is Hij dan zijn zoon?

De Joden zwegen bij deze vraag; zij vonden geen verder antwoord; toch zochten zij Hem niet als de Heere, want zij erkenden Hem niet Zelf als die Zoon van David. Maar laten wij, broeders, zowel geloven als verklaren; want met het hart geloven wij tot gerechtigheid, maar met de mond belijden wij tot zaligheid; Romeinen 10:10 laten wij geloven, zeg ik, en laten wij Hem zowel als de Zoon van David als de Heere van David verklaren. Laten wij ons niet schamen voor de Zoon van David, opdat de Here van David niet toornig op ons wordt.

Christus aan de rechterhand van de Vader: Het geloof dat Christus na Zijn opstanding en hemelvaart aan de rechterhand van God zit, wordt bevestigd, wat Zijn goddelijke autoriteit en heerschappij symboliseert.

3. …Wij weten dat Christus aan de rechterhand van de Vader zit, sinds Zijn opstanding uit de doden en opgang in de hemel. Het is reeds geschied; wij hebben het niet gezien, maar wij hebben het geloofd; wij hebben het in de Schrift gelezen, hebben het horen prediken en houden het vast door het geloof.

Dus juist omdat Christus Davids Zoon was, werd Hij ook Zijn Heer. Want dat wat uit het zaad van David geboren was, werd zo geëerd, dat het ook de Heer van David was.

U verwondert zich hierover, alsof hetzelfde niet in menselijke aangelegenheden gebeurde. Want als het gebeurt, dat de zoon van een particulier tot koning wordt gemaakt, zal hij dan niet de heer van zijn vader zijn? Wat nog wonderlijker is, kan gebeuren, niet alleen dat de zoon van een particulier, door koning te worden, de heer van zijn vader wordt, maar ook dat de zoon van een leek, door bisschop te worden, de vader van zijn vader wordt. Dus juist in deze omstandigheid, dat Christus het vlees op Zich nam, dat Hij stierf in het vlees, dat Hij opstond in hetzelfde vlees, dat Hij opgevaren is in de hemel en zit aan de rechterhand van Zijn Vader, in ditzelfde vlees, zo geëerd, zo opgehelderd, zo veranderd in een hemels gewaad, is Hij zowel Davids Zoon als Davids Heer…..

De heerschappij van Christus: De tekst spreekt over de voortdurende vervulling van de profetie dat Christus’ vijanden onderworpen zullen worden, een proces dat al aan de gang is.

4. Christus zit daarom aan de rechterhand van God, de Zoon is aan de rechterhand van de Vader, verborgen voor ons. Laten wij geloven.

Er worden hier twee dingen gezegd: dat God zei: Zit aan Mijn rechterhand; en toevoegde: totdat Ik Uw vijanden tot Uw voetbank maak; dat is, onder Uw voeten. Gij ziet Christus niet zitten aan de rechterhand van de Vader; toch kunt gij dit zien, hoe Zijn vijanden tot Zijn voetbank gemaakt worden. Terwijl het laatste openlijk wordt vervuld, gelooft gij dat het eerste heimelijk wordt vervuld. Welke vijanden worden tot Zijn voetbank gemaakt? Degenen tot wie gezegd wordt: Waarom woeden de heidenen zo hevig samen, en waarom verbeelden de mensen zich iets ijdels, enz. … Hij zit dan aan de rechterhand van God, totdat Zijn vijanden onder Zijn voeten gelegd zijn.

Dit is aan de gang, dit is aan de gang; hoewel het geleidelijk aan wordt volbracht, is het aan de gang zonder einde. Want hoewel de heidenen woeden, zullen zij, samen raadslagen nemend tegen Christus, de vervulling van deze woorden verhinderen: Ik zal u de heidenen tot uw erfdeel geven, en de uiterste delen der aarde tot uw bezit?…Hun gedenkteken is met een schreeuw vergaan, maar: De Heere zal in eeuwigheid standhouden; zoals een andere Psalm, maar niet een andere Geest, zegt.

De roede van Christus’ macht: De macht van Christus die zich uitstrekt over de hele aarde wordt gesymboliseerd door de ‘roede van kracht’ die uit Sion wordt gezonden.

5. En wat volgt? De Heere zal de roede Uwer kracht uit Sion zenden Psalm 110:2. Het blijkt, broeders, het blijkt het duidelijkst, dat de Profeet niet spreekt over dat koninkrijk van Christus, waarin Hij eeuwig regeert met Zijn Vader, Heerser over de dingen die door Hem gemaakt zijn; want wanneer regeert niet God het Woord, Die in het begin bij God is? Johannes 1:1 Want er is gezegd: Aan de Koning nu, de eeuwige, onsterfelijke, onzichtbare, de enige wijze God, zij eer en heerlijkheid tot in eeuwigheid. 1 Timotheüs 1:17

Aan welke eeuwige Koning? Aan een onzichtbare, onomkoopbare. Want hierin, dat Christus bij de Vader is, onzichtbaar en onomkoopbaar, omdat Hij Zijn Woord is, en Zijn Macht, en Zijn Wijsheid, en God met God, door Wie alle dingen gemaakt zijn; Hij is Koning eeuwig; maar niettemin begint die heerschappij van tijdelijke regering, waardoor Hij ons, door de bemiddeling van Zijn vlees, in de eeuwigheid geroepen heeft, bij de christenen; maar aan Zijn heerschappij zal geen einde komen. Zijn vijanden zijn daarom tot Zijn voetbank gemaakt, terwijl Hij aan de rechterhand van Zijn Vader zit, zoals er geschreven staat; dit is nu gaande, dit zal doorgaan tot het einde….

Christus heerst te midden van vijanden: De huidige heerschappij van Christus over Zijn vijanden wordt benadrukt, zelfs te midden van tegenstand.

6. Wanneer Hij dan de roede Zijner macht uit Sion gezonden zal hebben, wat zal er dan gebeuren? Wees Gij Heerser, zelfs in het midden onder Uw vijanden.

Ten eerste: Wees Gij Heerser in het midden Uwer vijanden; in het midden der woedende heidenen. Want zal Hij heersen in het midden van Zijn vijanden op een later tijdstip, wanneer de heiligen hun loon hebben ontvangen, en de goddelozen hun veroordeling? En wat wonder, als Hij dan zal heersen, wanneer de rechtvaardigen met Hem voor eeuwig zullen regeren, en de goddelozen zullen branden met eeuwige straffen? Wat wonder, als Hij dan zal heersen?

Nu in het midden van Uw vijanden, nu in deze overgang van eeuwen, in deze voortplanting en opeenvolging van menselijke sterfelijkheid, nu terwijl de stroom van de tijd voorbijglijdt, hiertoe is de roede van Uw macht uit Sion gezonden, opdat Gij Heerser zijt in het midden van Uw vijanden. Heers Gij, heers te midden van heidenen, Joden, ketters, valse broeders. Heers, heers, o Zoon van David, Heer van David, heers te midden van heidenen, Joden, ketters, valse broeders. Heers te midden van Uw vijanden. Wij begrijpen dit vers niet goed, als wij niet zien dat het al gaande is.

Het begin bij Christus: De eeuwige natuur van Christus en Zijn eenheid met de Vader worden verkend.

7. Met U het begin op de dag van Uw macht Psalm 109:3. Wat is deze dag van Zijn macht, wanneer is er een begin bij Hem, of welk begin, of in welke zin is er een begin bij Hem, daar Hij het Begin is?…

Christus als het Begin: De tekst bespreekt hoe zowel de Vader als de Zoon het Begin zijn, maar niet twee beginnen, maar één.

8. Wat betekent: Bij U is het begin? Veronderstel wat u maar wilt als het begin. Van Christus Zelf zou liever gezegd zijn: Gij zijt het Begin, dan: Bij U is het Begin. Want Hij antwoordde aan hen, die Hem vroegen: Wie zijt Gij? en zeide: Dezelfde, die Ik u gezegd heb: Het Begin; Joh. 8:25 daar ook Zijn Vader het Begin is, van Wie de eniggeboren Zoon is, in welk Begin het Woord was, want het Woord was bij God.

Wat dan, als zowel de Vader als de Zoon het begin zijn, zijn er dan twee “beginnen”? God verhoede! Want zoals de Vader God is en de Zoon God is, maar de Vader en de Zoon geen twee Goden zijn, maar één God; zo is de Vader het Begin en de Zoon het Begin, maar de Vader en de Zoon zijn geen twee, maar één Begin. Met U is het begin. Dan zal blijken in welke zin het begin bij U is. Niet dat het begin ook hier niet bij U is. Want hebt Gij ook niet gezegd: Zie, gij zult verstrooid worden, een iegelijk tot het zijne, en Mij alleen laten; maar Ik ben niet alleen, omdat de Vader met Mij is? Johannes 16:32 Ook hier dan is het begin bij U. Want Gij hebt ook elders gezegd: Maar de Vader, Die in Mij woont, Die doet Zijn werken. Johannes 14:10 Met U is het begin; ook is de Vader nooit van U gescheiden geweest. Maar wanneer het Begin zal verschijnen om bij U te zijn, dan zal het openbaar worden aan allen, die aan U gelijk gemaakt worden; daar zij U zullen zien, gelijk Gij zijt; 1 Johannes 3:2 want Filippus zag U hier, en zocht de Vader. Johannes 14:8 Dan zal gezien worden wat nu geloofd wordt; dan zal het Begin bij U zijn in het gezicht der rechtvaardigen, in het gezicht der heiligen; de goddelozen worden weggenomen, opdat zij de helderheid des Heren niet zien….

De macht van Christus in heiligheid: De macht van Christus wordt beschreven als iets dat zal schitteren wanneer de heiligen in luister zijn.

9. Leg uit over welke macht U spreekt. Want ook hier wordt, zoals gezegd wordt, Zijn macht genoemd, wanneer de roede van Zijn macht uit Sion wordt uitgezonden, opdat Hij Heerser zij te midden van Zijn vijanden. Van welke macht spreekt gij: In de luister der heiligen? In de luister, zegt hij, van de heiligen. Hij spreekt over die macht wanneer de heiligen in luister zullen zijn; niet wanneer zij nog met hun aardse vlees rondlopen en kreunen in een sterfelijk en bederfelijk lichaam….

Christus geboren voor de morgenster: De pre-existentie van Christus voor de schepping wordt besproken, evenals Zijn geboorte uit de maagd Maria.

10. Maar dit is uitgesteld, dit zal later geschieden: wat is er nu? Uit de baarmoeder heb Ik U verwekt, vóór de morgenster. Wat is hier? Als God een Zoon heeft, heeft Hij dan ook een baarmoeder? Zoals vleselijke lichamen heeft Hij die niet; want Hij heeft ook geen boezem; toch wordt er gezegd: Die in de boezem des Vaders is, heeft Hem verklaard. Johannes 1:18 Maar die de schoot is, is ook de boezem; beide boezem en schoot worden voor een verborgen plaats gesteld.

Wat betekent, uit de schoot? Van hetgeen verborgen is, van hetgeen verborgen is; van Mijzelf, van Mijn stof; dit is de betekenis van uit de schoot; want: Wie zal Zijn geslacht verklaren? Jesaja 53:8 Laat ons dan verstaan dat de Vader tot de Zoon zegt: Uit Mijn schoot, eer de morgenster is, heb Ik U voortgebracht.

Wat betekent dan, vóór de morgenster? De morgenster wordt voor de sterren geplaatst, alsof de Schrift het geheel uit een deel betekent, en uit één opvallende ster alle sterren. Maar hoe zijn die sterren geschapen? Opdat zij zouden zijn tot tekenen, en tot jaargetijden, en tot dagen, en jaren. Genesis 1:14 …Ook deze uitdrukking, voor de morgenster, wordt zowel figuurlijk als letterlijk gebruikt, en werd zo vervuld. Want de Heer werd ’s nachts geboren uit de schoot van de maagd Maria; het getuigenis van de herders, die over hun kudde waakten, bevestigt dit. Lucas 2:7-8 Zo David: O U, mijn Heer, die aan de rechterhand van mijn Heer zit, vanwaar zijt Gij mijn Zoon, behalve omdat Ik U uit de moederschoot, voor de morgenster, verwekt heb?

Christus als eeuwige Priester: De eed van God dat Christus een Priester is naar de ordening van Melchizedek wordt verklaard, wat Zijn eeuwige priesterschap bevestigt.

11. En waartoe zijt Gij geboren? De Heer heeft gezworen en zal geen berouw hebben: Gij zijt een Priester voor eeuwig naar de ordening van Melchizedek, Psalm 109:4. Want hiertoe zijt Gij geboren uit de baarmoeder voor de morgenster, opdat Gij eeuwig Priester zoudt zijn naar de ordening van Melchizedek. Want in dat karakter waarin Hij uit de Vader geboren is, God met God, mede-eigenaar van Hem die Hem verwekte, is Hij geen Priester; maar Hij is een Priester op grond van het vlees dat Hij heeft aangenomen, op grond van het slachtoffer dat Hij voor ons moest offeren, van ons ontvangen.

De Heer heeft dus gezworen. Wat betekent dan, de Heer heeft gezworen? Zweert de Heere, die de mensen verbiedt te zweren, Mattheüs 5:34 Zelf? Of verbiedt Hij misschien de mens om te zweren voornamelijk om deze reden, opdat hij niet in meineed zou vervallen, en om deze reden kan de Heere zweren, aangezien Hij niet kan worden gezworen. Want de mens, die door de gewoonte om te zweren in meineed kan vervallen, wordt terecht verboden te zweren; want hij zal verder van meineed verwijderd zijn naarmate hij verder van het zweren verwijderd is. Want wie zweert, kan waar of onwaar zweren, maar wie niet zweert, kan niet onwaar zweren, want hij zweert in het geheel niet. Waarom zou de Heer dan niet zweren, daar de eed des Heren het zegel der belofte is? Laat Hem zweren met alle middelen.

Wat doet gij dan, als gij zweert? Gij roept God tot getuige; dit is zweren, God tot getuige roepen; en daarom moet er bezorgdheid zijn, opdat gij God niet tot getuige roept voor iets vals. Indien gij dan door een eed God tot getuige roept, waarom zou God Zichzelf dan niet met een eed tot getuige roepen? Ik leef, zegt de Heere, dit is de eed des Heeren….

De Heere zwoer dan, dat is, bevestigde: Hij zal geen berouw hebben, Hij zal niet veranderen. Wat? U bent een Priester voor eeuwig. Voor altijd, want Hij zal geen berouw hebben. Maar Priester, in welke zin? Zullen er die slachtoffers zijn, slachtoffers geofferd door de aartsvaders, bloedaltaren, en tabernakel, en die heilige emblemen van het Oude Verbond? God verhoede! Deze dingen zijn reeds afgeschaft; de tempel is verwoest, dat priesterschap is weggenomen, hun slachtoffer en hun offer zijn beide verdwenen, zelfs de Joden hebben deze dingen niet meer. Zij zien dat het priesterschap naar de ordening van Aäron reeds is vergaan, en zij erkennen het priesterschap naar de ordening van Melchizedek niet. Ik spreek tot de gelovigen. Indien de catechumenen iets niet begrijpen, laat hen dan luiheid opzij leggen en zich haasten tot kennis. Daarom is het niet nodig dat ik hier geheimenissen onthul; laat de Schrift u inlichten wat het priesterschap naar de ordening van Melchizedek is.

Christus, de Priester en Koning: Christus’ rollen als Priester en Koning worden besproken, waarbij Zijn pleitbezorging en overwinning op vijanden worden benadrukt.

12. De Here aan Uw rechterhand Psalm 109:5. De Here had gezegd: Zit aan Mijn rechterhand; nu is de Here aan Zijn rechterhand, alsof zij van plaats veranderden…. Diezelfde Christus, de Here aan Uw rechterhand, aan Wie Gij gezworen hebt, en het zal U niet berouwen: wat doet Hij, Priester in eeuwigheid? Wat doet Hij, Die aan de rechterhand Gods is, en voor ons pleit, Romeinen 8:34 als een priester, die ingaat in de binnenste gewesten, en in het heilige der heiligen, in de verborgenheden des hemels, Hij alleen, Die zonder zonde is, en daarom gemakkelijk reinigt van zonden.

Hij dan aan Uw rechterhand zal zelfs koningen verwonden in de dag van Zijn toorn. Welke koningen, vraagt u? Bent u het vergeten? De koningen der aarde stonden op en de heersers beraadslaagden samen tegen de Heer en tegen Zijn Gezalfde. Deze koningen verwondde Hij door Zijn heerlijkheid, en door het gewicht van Zijn Naam maakte Hij koningen zwak, zodat zij geen macht hadden om te doen wat zij wilden. Want zij worstelden machtig om de Christelijke Naam van de aarde uit te wissen, en konden het niet; want wie op deze steen zal vallen, zal gebroken worden. Mattheüs 21:44

Koningen dan vallen op deze steen der aanstoot, en worden daardoor verwond, als zij zeggen: Wie is Christus? Ik weet niet, welke Jood of welke Galileeër Hij geweest moge zijn, die gestorven is, die op zulk een wijze gedood is! De steen is voor uw voeten, die, om zo te zeggen, gemeen en nederig ligt; daarom struikelt gij door verachting, door struikelen valt gij, door vallen wordt gij verwond….

Maar op wie hij zal vallen, die zal hij tot poeder vermalen. Lukas 20:18 Wanneer dan iemand daarop valt, die ligt als het ware laag; dan verwondt hij; maar wanneer hij hem tot poeder zal vermalen, dan zal hij van boven komen. Zie hoe in deze twee woorden, het zal hem verwonden en het zal hem tot poeder vermalen: hij slaat erop, en het zal op hem neerkomen: worden onderscheiden de twee jaargetijden, van de vernedering en de majesteit van Christus, van verborgen straf en toekomstig oordeel. Hij zal niet verpletteren, wanneer Hij komt, de mens die Hij niet verwondt wanneer Hij in een verachtelijke verschijning ligt….

Christus’ oordeel en herstel: De tekst spreekt over Christus die oordeelt onder de heidenen en het herstel van wat gevallen is.

13. Hij zal rechtspreken onder de heidenen: Hij zal vervullen wat gevallen is Psalm 109:6. Wie gij ook zijt, die hardnekkig zijt tegen Christus, gij hebt een toren hoog opgericht, die vallen moet. Het is goed, dat gij u neerwerpt, nederig wordt, u werpt aan de voeten van Hem, Die ter rechterhand des Vaders is, opdat in u een ruïne opgebouwd wordt. Want als u in uw boze hoogte blijft, zult u worden neergeworpen wanneer u niet kunt worden opgebouwd.

Want van zulken zegt de Schrift in een andere passage: Daarom zal Hij hen afbreken en niet opbouwen. Hij zou dit ongetwijfeld niet van sommigen zeggen, tenzij er sommigen waren die Hij afbrak om hen weer op te bouwen. En dit is op dit moment aan de gang, terwijl Christus onder de heidenen op zo’n manier oordeelt dat Hij aanvult wat gevallen is. Hij zal vele hoofden over de aarde slaan. Hier op aarde in dit leven zal Hij vele hoofden slaan. Hij maakt hen nederig in plaats van hoogmoedig; en ik durf te zeggen, mijn broeders, dat het nuttiger is om hier nederig te wandelen met een verwond hoofd, dan met een opgericht hoofd in het oordeel van de eeuwige dood te vallen. Hij zal vele hoofden slaan wanneer Hij ze laat vallen, maar Hij zal ze vullen en weer opbouwen.

Christus’ nederigheid en verhoging: Christus’ nederigheid door Zijn menswording en dood, en Zijn daaropvolgende verhoging door God worden beschreven.

14. Hij zal drinken van de beek op de weg, daarom zal Hij Zijn hoofd opheffen Psalm 109:7. Laten we Hem beschouwen als drinker van de beek op de weg: allereerst, wat is de beek? De voortgaande stroom van menselijke sterfelijkheid; want zoals een beek door de regen bijeengebracht wordt, overstroomt, brult, stroomt, en door het stromen afloopt, dat wil zeggen haar loop beëindigt; zo is al deze loop van sterfelijkheid. Mensen worden geboren, zij leven, zij sterven, en wanneer sommigen sterven worden anderen geboren, en wanneer zij sterven worden anderen geboren, zij slagen, zij zwermen samen, zij vertrekken en zullen niet blijven.

Wat wordt hier vastgehouden? Wat vlucht er niet? Wat is niet op weg naar de afgrond alsof het van regen bijeengebracht is? Want zoals een rivier die plotseling uit regen van de druppels van de buien is samengetrokken, in zee stroomt en niet meer gezien wordt, noch gezien werd voordat zij uit de regen was bijeengebracht; zo wordt deze verborgen regen uit verborgen bronnen bijeengebracht en stroomt voort; bij de dood reist zij weer waar zij verborgen is: deze tussenstaat klinkt en gaat voorbij.

Van deze beek drinkt Hij, Hij heeft niet versmaad om van deze beek te drinken; want van deze beek drinken was voor Hem geboren worden en sterven. Wat deze beek heeft, is geboorte en dood; Christus nam dit aan, Hij werd geboren, Hij stierf. Daarom heeft Hij Zijn hoofd opgeheven; dat is, omdat Hij nederig was, en gehoorzaam geworden is tot de dood, ja, de dood des kruises; daarom heeft God Hem ook hoog verheven, en Hem een Naam gegeven, die boven alle naam is; dat voor de Naam van Jezus elke knie zich buigen zal, van alles wat in de hemelen, en van alles wat op de aarde, en van alles wat onder de aarde is; en dat elke tong belijden zal, dat Jezus Christus de Heere is in de heerlijkheid Gods, des Vaders. Filippenzen 2:8-11

Dit bericht is geplaatst in Augustinus, bijbelbespreking, Bijbelse Theologie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *