Augustinus over de kruisiging (parafrase)

Johannes 19:17-22
En terwijl Hij Zijn kruis droeg, ging Hij de stad uit naar de plaats die Schedelplaats genoemd wordt en in het Hebreeuws Golgotha.
Daar kruisigden zij Hem en met Hem twee anderen, aan elke kant één, en Jezus in het midden.
En Pilatus schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis; en er was geschreven: JEZUS DE NAZARENER, DE KONING VAN DE JODEN.
Dit opschrift dan lazen velen van de Joden, want de plaats waar Jezus gekruisigd werd, was dicht bij de stad; en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Grieks en in het Latijn.
De overpriesters van de Joden dan zeiden tegen Pilatus: Schrijf niet: De Koning van de Joden, maar dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning van de Joden.
Pilatus antwoordde: Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven.

“En zij namen Jezus”. Dit zijn de woorden die mij vandaag opgevallen zijn, toen ik de lijdensgeschiedenis bij Johannes las. Opvallende woorden in dit evangelie, dat een grote nadruk legt op de godheid van Jezus, Zijn almacht en soevereine gezag over alle mensen en alle gebeurtenissen. Natuurlijk horen wij te begrijpen dat Hij zich laat meenemen. Er gebeurt niets zonder Zijn goddelijke instemming. Hij is geen speelbal van menselijke willekeur. Maar toch onderwerpt Hij zich hier aan de macht van mensen. De vernedering van de Zoon van God bereikt hier een voorlopig dieptepunt.

Het moet voor de inwoners van Jeruzalem een groot spektakel zijn geweest. Voor de één een aanleiding tot vluchtig medelijden. Voor een ander een gretig bekeken geweldsdaad. Voor weer een ander een tot bitterheid stemmend voorbeeld van de Romeinse bezetting. Voor weer anderen de diepe tragedie van het einde van al hun hoop en verlangen; de diepe pijn van de naderende dood van een geliefde zoon en broer en leraar. Er zal niemand bijgestaan hebben die vanuit zijn geloof kon zien wat hier werkelijk gebeurde. Een koning draagt in plaats van zijn Koningsstaf het hout van Zijn executie. De Zoon des Mensen wordt overgeleverd in de handen van zondaars op Gods tijd en op Gods bevel om de straf te dragen voor de zonden van alle gelovigen.

Voor wie in deze Jezus leerde geloven, klinken op dit moment in de geschiedenis de woorden van Paulus in de oren. “Maar ik zal mij volstrekt niet beroemen op iets anders dan op het kruis van onze Heere Jezus Christus, door Wie de wereld voor mij gekruisigd is, en ik voor de wereld” (Gal. 6:14). Het kruis van Christus is in de waarneming niet meer dan tragische ondergang. Tragiek beheerst het oog van het ongeloof, dat alleen het spektakel kan zien. Dit kruis echter van de Heere Jezus Christus, is voor Paulus een zaak van roem, van heerlijkheid en glorie. Achter het tragische spektakel speelt zich een goddelijk geheim af. Dit is de ware voorbereiding van het ware Pascha, van de slachting van het lam dat de zonden van de wereld draagt. Johannes zegt het in vers 14, dit was de voorbereiding van het Pascha. Dat begon met de uitroep: kruisigt Hem!” En dan kwam de overlevering aan de soldaten; dan nemen zij Jezus mee en leidden Hem weg (vers 16). Maar het eindigde in de triomf van Gods liefde over de zonde.

O kostbaar kruis, o wonder Gods,
waaraan de Prins der glorie stierf;
ik wil om U zijn zonder trots,
ik acht verlies wat ik verwierf.

En door zijn dood en door zijn bloed
is nu de wereld dood voorbij.
Ik ben gestorven, maar voorgoed
van heel de dode wereld vrij.
(Gez. 192:1, 5)

Dit bericht is geplaatst in Augustinus met de tags , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *